Jonathan Burrows geeft lessen choreografie
Van onze medewerker BRUSSEL -- Als een goede choreograaf door stapsgewijs onderzoek een nieuwe danstaal "accumuleert", dan moet je na het zien van Things I don't knowbesluiten dat Jonathan Burrows er een is. In een programma van zes korte stukken uit de periode 1995-'99 toont hij aan hoe het kleinste gegeven naar de meest complexe, inventieve structuren toegroeit.
Met een choreograaf als William Forsythe heeft Burrows gemeen dat hij een formele logica tot haar extreme vorm doortrekt. Maar, anders dan Forsythe, zoekt Burrows, nochtans ooit een ster bij het Royal Ballet, zijn inspiratie niet bij het klassieke ballet. Hij lijkt er genoegen in te scheppen alles van het begin af terug uit te vinden. Een genoegen dat hij overigens op de dansers van zijn compagnie weet over te brengen.
Vertrekpunt in zijn onderzoek is de muziek. Donna che beve,gecomponeerd en uitgevoerd door Matteo Fargion -- die tekent voor haast alle scoresvan Burrows werk -- is een merkwaardig percussiestuk. Het is een compositie voor drie kartonnen dozen en menselijk gefluit. De onderkoeld spectaculaire actie van de muzikant wordt hier als een kleine dans van handen geënsceneerd door de belichting.
Hands,het tweede stuk van de avond, trekt de lijn van deze eerste muziekchoreografie door. Het is letterlijk wat de titel belooft: een choreografie voor twee handen, uitgevoerd door Burrows zelf. Fargion plaatst onderwijl spaarzaam pianotoetsen en leest een Spaanse tekst lettergreep per lettergreep voor. De materialiteit van de taal wordt hierdoor op een extreme manier beklemtoond.
Net zo is de choreografie een experiment in extreme beperking. Of liever, in concentratie op het onverwachte moment waarop gewone handgebaren hun vanzelfsprekendheid verliezen en iets magisch krijgen. Een hand die met de vingertoppen over een broekspijp van de neergezeten danser strijkt of, later, een minieme zwaaibeweging op het been maakt, dat is in essentie wat er te zien is. En dat is een buitengewone les in het belang van het detail voor de choreografie. Het is is geen goede dans, als hij zich ook niet bekommert om de handen -- of de tenen, de ellebogen -- binnen het geheel.
All togetherricht daarna de aandacht op compositie. Samen met Ragnhild Olsen en Dana Fouras bouwt Burrows op een beperkte ruimte, met een beperkt aantal bouwstenen, een choreografie op. Burrows' dans is een zuiver abstracte dans, maar de keuze van de bewegingen is daarom nog niet willekeurig. Ze leent zich bijzonder goed voor een sterk expressieve dans, die voortdurend verrast.
In de dans duikt een element op dat ook in Things I don't know,na de pauze, een prominente rol gaat spelen. De choreografie lijkt ineen te zitten als een ingenieuze puzzel van (combinaties van) gebaren, waarvan de volgorde niet geheel vastligt, zodat de dansers elkaar nauwlettend in het oog moeten houden om de combinaties steeds te laten kloppen.
Things I don't knowwordt hier getoond als een solo van Burrows, gevolgd door een duet van Fouras en Olsen. Hier worden ruimte en bewegingsrichting nadrukkelijker geëxploreerd dan in All together.Vooral Burrows' deel is daarin ronduit spectaculair.
Het laatste, volledig nieuwe stuk, Singing,gaat vooral in op de mogelijkheden van het duet en/of het unisono dansen. Omdat het onmogelijk is om zelfs maar een vermoeden te geven van de subtiliteiten van dit laatste spel, kan ik u alleen aanraden te gaan kijken. Pieter T'JONCK
Jonathan Burrows Group, nog op 4 en 5 mei in de Vooruit (Gent).