Verloren in de twintigste eeuw
Mossoux en Bonté inspireren zich op renaissanceschilderij
Van onze medewerker BRUSSEL -- In Simonetta Vespuccisleutelen Nicole Mossoux en Patrick Bonté koppig verder aan een eigen beeldtaal, ergens tussen dans en theater in. De vraag naar de interpreteerbaarheid van lichaamstaal staat daarin centraal.
IN 1985 debuteerde Nicole Mossoux met Juste Ciel,met het publiek op de harde banken van het relatief obscure Plan K. Al snel werd Patrick Bonté haar onafscheidelijk artistiek alter ego. Het duo schoof met elke nieuwe voorstelling verder op naar het centrum van de cultuurproductie; dat het Théâtre National hun al een tijd een podium biedt, is daar een blijk van. Toch blijven zij buitenbeentjes.
Al eerder, in Les dernières hallucinations de Lucas Cranach l'Ancien,grepen Mossoux en Bonté terug op oude lichaamsvoorstellingen van renaissanceschilders. Ze confronteerden die dan met hedendaagse lijven. Een droog exposé werd dat echter nooit. Er was steeds een sterk gevoel voor het absurde en de ijdele pretenties in zowel oude als hedendaagse poses. En in de afgewogen beeldcomposities en visuele grappen zag je steeds de gecombineerde kracht van de choreografe Mossoux en de "conceptenbouwer" Bonté.
Al die elementen komen terug in Simonetta Vespucci,maar decor en rekwisieten werden hier nagenoeg volledig verruild voor het gebruik van video als middel om de handeling te kaderen. Het evidente voordeel is dat het plots mogelijk wordt om de handeling bijna naar willekeur te "kadreren" en om zeer minieme details, in het bijzonder van de gelaatsexpressie, te tonen.
Uitgangspunt is een schilderij van Piero di Cosimo, die Simonetta Vespucci voorstelt, met ontblote boezem en een slang rond de hals die op het punt staat in haar eigen staart te bijten. Opmerkelijk aan het werk is de bijzonder complexe hoofdtooi van de vrouw en het fraaie allegorische landschap in de achtergrond. Haar merkwaardige situatie ten spijt kijkt ze erg zelfverzekerd en rustig vooruit.
Dit beeld en al zijn betekenissen zijn voor de hedendaagse kijker nog nauwelijks te ontcijferen. Het valt niet moeilijk om je de schok in te beelden die personages uit die tijd zou overvallen mochten ze plots in onze eeuw belanden. Of vice versa.
Zo wordt hier een groep van vier vrouwelijke en drie mannelijke dansers voor het eerst opgevoerd: als verdwaalde renaissanceburgers, gereduceerd tot het hulpeloos gestuntel van slecht functionerende poppenmechaniekjes.
Al snel ontdekken ze de camera's die op twee plaatsen op de scène hangen. Als een spiegel sturen die het beeld dat ze ontvangen dadelijk naar het grote scherm achterin de scène. En een spiegel is waar deze verdwaalde tijdreizigers dringend naar op zoek zijn, om zichzelf een houding te geven.
Zo is het mogelijk dat de dansers op een bepaald ogenblik in hedendaagse kledij verschijnen, zonder daarom hun oude gewoontes dadelijk achterwege te laten, wat zeer vreemde beelden oplevert. Het resultaat is meer dan eens ronduit komisch, vooral wanneer de klankmontage van Christian Genet mee een rol speelt. Als drie vrouwen hun mond wagenwijd opensperren voor de camera, en tegelijk een scheurend-kreunend geluid weerklinkt als van een tak die opengespalkt wordt, zit je zelfs erg dicht bij slapstick.
Al dat visueel geweld heeft ook een keerzijde: wat Mossoux en Bonté met deze voorstelling precies willen aantonen, afgezien van de intelligente spielerei met oude en nieuwe beelden, blijft wat in het ijle hangen. Bij een voorstelling waarin zoveel vernuft in regie, maar ook in kostuums, belichting en enscenering is geïnvesteerd, is dat wat jammer. Pieter T'JONCK
Tot en met 12 december in Théâtre National, Rogierplein Brussel, om 20.15 uur (02-203.53.03).