Na haar Rosasjaren waren de eerste choreografieën van Nadine Ganase vaak ontsierd door een al te expliciete en eenduidige expressie van emoties. Haar nieuwe voorstelling 'Elsewhere' is dus een aangename verrassing. Ze heeft het over de toenemende wederzijdse beïnvloeding tussen de mens en zijn hyper-technologische omgeving.
Ganase is zo slim om dat thema niet letterlijk te illustreren met veel technische gadgets en effecten, zoals Frédéric Flamand wel doet. Ze beperkt zich tot haar werkterrein, de dans. Haar voorstelling beoogt een nieuw soort lichaams- en bewegingsesthetica, geïnspireerd door de nieuwe verhoudingen tussen mens en technologie.
In Elsewhere zien we drie dansers, de Portugese Filipa Cardoso, de Romeinse Fossana Damiani en de Fransman Antoine Coesens. Ze dansen in een ruimte die afgebakend wordt door negen grote kaders, met doorzichtig grofvezelig doek bespannen. Naargelang de belichting zie je door deze kaders de achterliggende ruimte of vormen ze juist een scherpe begrenzing van de speelvloer. een vloeiende grens, als het ware. Net zo is de dans opgebouwd als een vloeiende constructie, waarin vaak een grote grilligheid heerst, maar waar evengoed plots een heel sterk gestructureerd fragment kan opduiken.
Een voorbeeld daarvan is een fragment in het tweede deel. Coesens en Damiani belanden tegenover elkaar en aangevoerd door de muziek van Denis Pousseur doorlopen zij talloze malen een zelfde sequens van een tiental bewegingen, net als in een techno-rave. Als Cardoso zich bij het tweetal voegt, lost deze spiegelfiguur op een subtiele manier op in een meer chaotische configuratie, waarin de dansers als vrije partikels elk hun eigen weg gaan.
In het eerste deel van de voorstelling overweegt deze 'stochastische' esthetiek, waarbij op vrij onvoorspelbare wijze nu eens de ene, dan weer de andere danser opduikt, in een niet te voorspellen baan. Daar wordt erg eclectisch dansmateriaal voor ingezet, dat de retoriek van de vloeiende onvoorspelbare beweging zo sterk mogelijk recht wil doen. De kostuums ondersteunen die opzet. Ze bestaan uit verschillende, steeds weer anders gecombineerde lagen vaak doorzichtige, soms geborduurde of sterk glanzende witte stof. Het lichaam van de dansers krijgt zo iets immaterieels en vluchtig.
Dat levert tal van aangename en soms zelfs fascinerende dansmomenten op, met intrigerende contrasten in de 'tonus' van de twee danseressen: meer geritmeerd bij Damiani, uiterst soepel en plooibaar bij Cardoso. De muzikale bijdrage van Denis Pousseur is daarbij van niet te onderschatten belang: zijn vooral electronisch opgebouwde muziek lijmt alle korte fragmenten van de voorstelling tot een steeds transformerend, prikkelend beeld aan elkaar.
De vraag die je achteraf kan stellen is of het inderdaad allemaal zo nieuw is. Ik denk het niet. In wezen gaat deze voorstelling terug op de technieken die Cunningham en zijn volgelingen in de jaren '60 en '70 bedachten voor een nieuwe dans-esthetica. Dat daarmee in de jaren '90 een discours over hedendaagse ervaringen kan opgebouwd worden, bewijst alleen maar hoe ver deze kunstenaars vooruit waren op hun tijd. Tegelijk doet die vaststelling niets af van de ontegensprekelijke charme van de pure dans van deze Elsewhere.