William Forsythe is met het Ballett Frankfurt voor de tweede maal dit jaar te gast, dit keer met drie recente stukken. In zijn vroegere werk maakte hij graag en uitbundig gebruik van schokeffecten als hels lawaai en ongerijmde overgangen. Het gemeenschappelijk kenmerk van de werken die het gezelschap in de Munt brengt, kun je nog het best omschrijven als een trance-werking.
'Elf meant to govern', uit 1994, werd aanvankelijk geconcipieerd voor het Parijse Théâtre du Châtelet, als een eerbetoon aan Igor Stravinsky. Het werk is een radicale herstructurering van George Balanchines ballet 'Apollon Musagète' op Stravinsky's gelijknamige muziek. Later werd deze voorstelling verder uitgewerkt tot het magistrale 'Eidos:Telos'.
'Hypothetical Stream 2' is een herneming door Ballett Frankfurt van een oorspronkelijk voor Daniel Larrieus gezelschap uit Tours gemaakte choreografie. 'Quintett', uit 1993, is het oudste, en misschien wel fascinerendste van de drie werken. Forsythe streeft ernaar zichzelf als choreograaf uit te schakelen. Choreograaf dan in de betekenis van de kunstenaar die, met gebruik van de hem ter beschikking staande lichamen, een visie probeert over te brengen. Forsythe gaat in tegen die meer romantische, oude kijk op het kunstenaarschap. Hij is er veeleer op uit zijn ego uit te schakelen, ten voordele van het "thing of beauty" dat gezamenlijk met de dansers van zijn gezelschap tot ontwikkeling komt. De drie stukken die in Brussel getoond worden, bevestigen dat in zekere zin. Maar je kunt er anderzijds moeilijk om heen dat ze alledrie een zeer geprononceerde, eigen signatuur hebben, die volstrekt uniek is.
Stuk voor stuk brengen ze de toeschouwer in trance. Terwijl de bewegingen en figuren zich gestaag opstapelen, raak je onvermijdelijk ergens de tel en de structuur kwijt. Je neemt de stukken niet zozeer in ogenschouw. Veeleer drijf je langzaam mee weg in een uiterst sensueel en complex spel van schijnbaar "pointeloze", maar hoogst wonderlijke figuren. Achteraf kun je wel aanwijzen hoe dat effect opgebouwd wordt. In het meest etherische werk, 'Quintett', speelt de muziek van Gavin Bryars een grote rol als onderlegger of stramien waarop Forsythe zijn compositie schildert. Een eindeloos herhaalde muzikale zin rekt de tijdservaring uit tot een eindeloos nu-moment, bijna zonder ritmische interpunctie. En net zo is de choreografie niet evident volgens een bepaalde richting of opbouw gestructureerd. Ze lijkt wel een losse compositie van waterverftoetsen.
Het probleem van opkomen en afgaan, een niet te onderschatten vraagstuk bij dans, lijkt afwezig. De dansers zijn er gewoon, van in het begin, en waaieren af en toe uit beeld in een schijnbaar onbegrensde ruimte die voorbij de randen van de scène doorloopt. Een lichtkanon, midden op de scène, lijkt dat achteraf te bevestigen. Naar het achterdoek toe gedraaid blijkt het plots een projector te zijn die een fragment van een wolkenhemel toont. Een groot volume dat zijdelings van de scène slechts voor een klein stukje zichtbaar is, duidt op een andere manier de onbegrensdheid van de scène. In de dans zelf nemen solos en duetten onder de vijf dansers een heel belangrijke plaats in. Waar en in welke samenstelling die opduiken, lijkt bijna onvoorspelbaar. Maar hoewel de totale beeldcompositie zelden evident of voorspelbaar is, merk je wel dat er steeds een uitgekiend evenwicht is van verschillende compositorische schema's. Bijvoorbeeld tussen bijna frenetieke, virtuoze beweging en volledige, doodse stilstand (Jone San Martin die lange tijd ruggelings op de grond blijft liggen). Of tussen grote bewegingslijnen en dans die bijna op de vierkante centimeter uitgevoerd wordt. Het merkwaardige is dat zo goed als elke anekdotiek ontbreekt, en dat er zich toch een zeer bepaalde stemming begint op te dringen.
Dana Caspersen en Stephen Galloway zijn op een bepaald ogenblik verwikkeld in een duet, waarin Caspersen, met een hand steunend tegen haar voorover leunende partner, naar voren huppelt, de rug als een boog omhoog gespannen. Als haar rug ontspant, tolt zij rond om net in de handen van Galloway te vallen die dan weer voor haar heen doorduikt. Vaak wordt gezegd dat Forsythe steunt op de taal van het klassiek ballet - en dat is tot op grote hoogte ook waar. Maar een vindingrijke danstaal van dit kaliber ontsnapt gewoon aan dit type van classificering.
De ongedwongen, vloeibare aaneenschakeling van honderden van zulke momenten geeft een bijna kinderlijke, feeërieke en tegelijk elegische sfeer. De gekke kïkkersprongen en het gehol rond de scène, de jurkjes van de vrouwen die wel felgekleurde kinderhemdjes lijken: ze zetten deze kinderlijk-verbeeldingsrijke en tegelijk melancholische stemming nog in de verf. Magistraal is dat.