Carly Wijs, Ryszard Turbiasz, Robby Cleiren en Günther Lesage, dat is het groepje acteurs dat als "De Onderneming" een theaterbewerking maakte van de roman Het dikke schrift van Agota Kristof. Ondanks de duidelijk bescheiden middelen waarmee de voorstelling gemaakt is, is ze een mooie en intelligente demonstratie hoe je op het toneel letterlijk ontoonbare dingen - zowel mentale processen als fysieke wreedheden - toch overtuigend aanwezig kan laten zijn.
Tweelingbroers, Günther Lesage en Robby Cleiren hand in hand in onderlijfje en -broek, worden door hun moeder bij het begin van de oorlog naar hun grootmoeder op het platteland gebracht, omdat de moeder er in de stad niet voor kan zorgen. Ze tolereert de jongens en biedt ze onderdak. Ze doet wat strikt moet, niets meer.
De jongens vervuilen al snel en leren zichzelf uit de slag te trekken. Om hun tegenspoed het hoofd te bieden ontwikkelen ze voor zichzelf een reeks drastische oefeningen in gevoelloosheid, met een latente sadistische ondertoon die wel doet denken aan de sfeer in de boeken van Mishima. Op een paradoxale manier is die perversie ook uiting van een absolute, zij het kinderlijke moraal. In het schrift dat ze bijhouden van hun lotgevallen oefenen ze zichzelf in het beschrijven van de werkelijkheid op een zo exact mogelijke manier, dus zonder affecten of woorden die dubbelzinnig zouden kunnen zijn, zoals "houden van".
Precies zo oordelen ze over wat rondom hen gebeurt. Het loopse gedrag van het achterlijk§ meisje Hazenlip, of de lusten van de meid van de pastoor of de bij grootmoeder ingekwartierde soldaat, worden door hen zonder enig oordeel geregistreerd, ze zijn zelfs behulpzaam bij de vervulling ervan. Maar wie kwaad doet aan een ander, zoals een pastoor die hulp weigert aan Hazenlip, maar haar wel seksueel misbruikt, of de meid die een gedeporteerde jood eten weigert, kan op strenge straffen rekenen.
Carly Wijs en Ryszard Turbiasz spelen alle personages waarmee de tweeling contact heeft. Dat zorgt voor een bijzondere chemie. Hun uiterst kleurige spel, waarbij ze met handen en voeten en ogen en lijf duidelijk maken wie je nu weer ziet, staat in schril contrast met de bleke, afgemeten vertolking van de twee broertjes. Cleiren en Lesage spelen net zo kurkdroog als ze denken.
Van de overlevingsacties en (straf-)expedities van deze twee wordt heel weinig werkelijk weergegeven. Het meeste delen ze mee, soms in een komisch unisono. Behalve een ding: de oefeningen die ze doen, tonen ze wel, heel precies. Hoe ze elkaar pijnigen met oorvegen, slaan met de broekriem of erger, als oefening om geen pijn te voelen bijvoorbeeld.
Dat geeft hun afgemeten relaas een beklemmend werkelijkheidsgehalte. Je neemt al snel aan dat kinderen zo kunnen zijn, of dat hun werkelijkheidsbeleving in hun fantasie in elk geval zon vorm kan aannemen. Want het tableau van schurken, lafaards en ongeregeld dat zij ontmoeten ziet er bijna uit als bij Jeroen Bosch.
Je kan daarom vermoeden dat dit hele verhaal even goed een fantasma kan zijn. Maar dan een fantasma dat als echter dan echt ervaren wordt.
Een administratief proces-verbaal, geprojecteerd op het einde van het stuk, bevestigt dat. Na de oorlog wordt een man aangetroffen die beweert zijn broer te zoeken, maar van die broer is geen spoor terug te vinden.