Monniers radicale breekbaarheid
"Arrêtez, arrêtons, arrête" van choreografe Mathilde Monnier en schrijfster Christine Angot is een vervolg op het buitengewone 'Latélier en pièces', dat vorig jaar al in Gent te zien was, en nu ook in DeSingel stond. Dit stuk is bij een eerste visie haast onbegrijpelijk maar paradoxaal genoeg is dat hier een kwaliteit. Net als bij Latelier en pièces wordt "en rond" gespeeld: het publiek zit op banken die rond het speelvlak staan en deel uitmaken van de scenografie van Annie Tolleter. Een vloer uit metalen platen, met rondom metalen banken en in het midden enkele uiterst slanke metalen kolommen, bovenaan bijeengehouden door staven. Het wankele van die constructie wordt meermaals uitgespeeld, als ze heen en weer zwiept onder het geweld van de dans. Door de opstelling zit men zeer dicht bij de dansers. Die concreetheid vat samen waar het stuk over gaat: de illusie dat nabijheid iets kan overdragen, een intensere communicatie veroorzaakt. Twee elementen staan tegenover elkaar. Enerzijds is er de tekst van Angot, een eindeloze woordenstroom zonder duidelijke pointe, hoewel er veel aanduidingen zijn dat de tekst op de samenwerking tussen de schrijfster en de compagnie van Monnier is gericht. De geraffineerde zegging door Joel Luecht maakt de tekst ech- ter zeer "duidelijk": de vele stemmen en intonaties die hij naast elkaar zet, geven de "vreemdheid" van taal aan. De parallel met de schriftuur van Beckett is soms opmerkelijk. Anderzijds is er de dans; De bewegingen zijn af en toe pijnlijk om te zien, als dansers met volle geweld tegen palen aanlopen of als ze rondstrompelen, maar men kan die observaties nooit plaatsen in een context. Ze blijven erupties in een onverklaarde gevoelswereld. In de combinatie van tekst en beweging plooit het stuk zich op een radicale manier op zichzelf terug. Er zijn geen knipogen naar het publiek, er wordt niets uitgelegd, er worden geen codes gehanteerd. Precies daarom ontstaat een beeld over de breekbaarheid van betekenissen: er is een extreme spanning tussen de vertrouwdheid van de lichamen die we zien, én de onmogelijkheid om te vatten waar het hen om te doen is. Tegelijk is er de bijna pathetische koppigheid om door te gaan, om iets te willen vastleggen, zelfs over te dragen op anderen. Hier krijg je af en toe beelden die als vanzelf de namen van schrijvers als Beckett ("I wil go on"!) of Michaux oproepen, en die blijken achteraf inderdaad inspiratiebronnen geweest te zijn. Een recensie kan bij zo'n onderneming alleen wat voetnoten plaatsen en aansporen om dit werk vooral niet te missen.