LEUVEN -- Binnen het danslandschap is Alexander Baervoets een vreemde eend in de bijt. Hij probeert de onbevangenheid, het zuivere plezier in dans waarmee de Amerikaanse choreografen vanaf de jaren '60 nieuwe paden insloegen, te herhalen, te betrappen. Tegelijk zie je echter hoe sterk zijn kennis van de Europese danstraditie, en het bijbehorend vormbewustzijn, hem daarbij parten spelen. In Ha, Ha, Ha zit deze paradox als het ware tastbaar in Baervoets' solo-dansen. De voorstelling wordt daardoor een meer dan gewone belevenis.
De sterkte van postmoderne Amerikaanse dans heeft veel te maken met het vermogen van deze dansers om de gebeurtenissen op een scène "as such" te bekijken. Hoewel Europeanen wel wat zagen in deze verruiming van het "klassieke" repertoire aan mogelijke handelingen waaruit een voorstelling kan bestaan, bleven zij tegelijk meestal trouw aan de scène. Begrijp: het moet toch "ergens" over gaan.
Postmoderne Europeanen blijven ook vaak iets representeren, meestal minder vrolijke thema's overigens. Terwijl de Amerikanen zich lustig, in alle onbevangenheid, blijven uitleven in de onmiddellijke, spontane geste.
Natuurlijk is deze geschiedenis in een notendop enigszins een karikatuur, maar ze gaat naar het hart van wat Alexander Baervoets bezighoudt. Het is het verlangen om de onbevangen geste, en zelfs de ogenblikkelijke, niet te catalogeren schoonheid, te kunnen maken.
Wat staat in de weg? Precies: alle Europese manies. De zucht naar theoretische reflectie en verantwoording. Het verlangen om verschillen duidelijk af te bakenen, plus het gewicht van de Europese dansgeschiedenis. En niet te vergeten: de wil om die poespas overboord te gooien. Een moeilijk te nemen hindernis.
Baervoets wil ze in drie keer nemen, en daarbij laat hij elke keer de teugels van de choreografische structuur veel meer vieren dan in Blauw of Nievelt het geval was.
In de eerste "Ha" gebeurt dat met brio, omdat hij, zoals gezegd, deze spanning in zijn lijf tastbaar maakt.
De tweede "Ha" is een struikelpartij nog voor de hindernis in zicht is, omdat ze ontaardt in een gedateerd theoretisch "experiment", waar Twombly en Rauschenberg huizenhoog boven de scenografie van Torn Hannes meekijken.
In de derde "Ha" geeft Baervoets vrij baan aan mededansers Enid Gill en Natalie Mc Donnell en beperkt hij zichzelf tot twee korte, maar sterke interventies.
Gill en Mc Donnell brengen het er niet slecht van af, maar op een of andere manier voel je in hun bevallig gehuppel niet de rijpheid en achtergrond van Baervoets. Daardoor worden hun interventies veeleer een theoretische demonstratie van het "pure" dansen.
Pas de deux
Maar laat mij proberen te beschrijven wat Baervoets zelf doet, want precies daarom is deze voorstelling zeker de moeite waard om te bekijken. Op muziek van Morton Feldman verschijnt hij ten tonele. Hij zoekt een plaats op de voorgrond en licht een been langzaam op.
De bewegingen die daarop volgen hebben steeds een wankel evenwicht, omdat ze meestal vertrekken vanuit een stijve romp, zodat het de ledematen en het hoofd zijn die elkaar in evenwicht moeten houden.
In die zin lijkt de dans een curieuze mengvorm: een klassieke danser die de vloeiende bewegingsstijl van Trisha Brown wil uitproberen, maar zijn kaarsrechte houding niet kan vergeten.
Maar er is meer aan de hand. Op die eerste onzekerheid ent Baervoets allerlei andere elementen, zoals vreemde wapperende bewegingen met de vingers. Later komen Gill en Mc Donnell op en beginnen in de achtergrond langzaam met de voeten ter plaatse te trappelen.
Baervoets voegt zich bij hen en zijn mededanseressen herhalen zijn aanvankelijke experiment. Dat eindigt in een heel mooie pas de deux, waarbij Mc Donnell Gill ondersteunt in haar evenwichtspefening. Een vreemde knipoog naar de virtuositeit van de klassieke pas de deux.
Inlichtingen over speeldata bij Klapstuk Leuven, 016-23.67.73.