Date 1995-05-13

Publication De Standaard

Performance(s) Drie solo's

Artist(s) Fabre, Jan

Company / Organization

Keywords valentinegrecobeudekerquandoterraschoonheidnachtelijkknapikhelenacopraij

Fabres wereld in een notedop

BRUSSEL -- De drie grote koreografieën die Jan Fabre de jongste jaren maakte, The sound of one hand clapping, Da un' altra faccia del tempo en Quando la terra si rimette in movimento hebben een analoge opbouw in drie grote onderdelen. Een "blauw" deel -- het moment waar de nacht in de dag overgaat of vice versa -- wordt gevolgd door een zwart, onderaards, nachtelijk deel, en hij besluit met weer een blauw of kleurig deel Het Kaaitheater en het KunstenFESTIVALdesArts nodigden Fabre uit om drie korte fragmenten uit elk van deze voorstellingen met live-muziek te prezenteren. Ondanks dit fragmentaire karakter vertoont ook Drie solo's deze opbouw. De muziek is van Eugeniusz Knapik.

De parallel tussen de struktuur van de oorspronkelijke werken en deze drie solo's maakt van de voorstelling meer dan een best of-spektakel. Enerzijds onderstreept ze de samenhang tussen de drie werken: het zijn drie blikken op hetzelfde, op zich besloten, half-mytische universum van Jan Fabre. De ijzeren wetmatigheid van de opvolging dag-nacht-dag als voor- en achterkant ervan, de terugkerende figuren van de gepantserde ridder en de insekten, de duivel, het stervende paard, en vooral de centrale figuur van Helena Troubleyn zijn ook hier impliciet aanwezig.

Anderzijds is er in deze voorstelling, en dat is letterlijk te nemen, meer kijkruimte. In het middendeel van Da un'altra faccia... bij voorbeeld werd je overrompeld door de extreme chaos van het nachtelijk pandemonium. Hier kan je nauwkeuriger de zuiver koreografische kwaliteit van dit deel opmerken. En die is uitzonderlijk. Niet alleen de grote opzet, maar ook de details van deze drie voorstellingen zijn mijlpalen.

Als geen ander weet Fabre de spanning tastbaar te maken tussen de klassieke bewegingstaal en de dansers die zich ermee meten. Die spanning zit tussen twee polen. Aan de ene zijde is er de kwelling en de pijnlijke dressuur van de opgelegde vorm, die haaks staat op het verlangen naar chaos en ontbinding. Aan de andere kant is er de pracht van het lichaam als het een perfekte beweging maakt, schoonheid wordt. Tussen die beide polen zit de figuur van Helena Troubleyn. Angst en waanzin probeert ze, in het betrachten van die absolute schoonheid, op afstand te houden.

Tastbaar

De solo van Renée Copraij is in dit spanningsveld het moment van de absolute schoonheid. Zij herneemt de laatste beweging van The sound...: met ijzige traagheid maakt zij ternauwernood enkele passen en armbewegingen op String Quartett van Knapik, uitgevoerd door leden van de Beethoven Academie. De perfektie van lichaam en gebaar worden in dit minimalisme zeer tastbaar.

Net het tegenovergestelde gebeurt in het daarop volgende duet van Eupremio Greco en Tamara Beudeker. Op Partita, uitgevoerd door Koen Kessels, piano en Otto Derolez, viool, verschijnen zij als perfekt gedresseerde paarden, tot Greco uit de band springt. De finesse waarmee Greco elke zenuwtrek en schichtige zijsprong opvoert tot de totale ineenstorting, maakt van dit fragment zonder meer een hoogtepunt in de moderne koreografie.

Als slot volgt dan het hoogtepunt van Quando la terra..., een van de twee solo's van Valerie Valentine op Islands, uitgevoerd door de voltallige Beethoven Academie. De wankelmoedigheid van deze figuur spreekt uit de verkramping om haar positie op de spitsen aan te houden. De gewichtloze rankheid van de klassieke figuur wordt aangevreten door geklauwde handen en bruuske landingen.

Valentine is een danseres van het Nederlandse Nationale Ballet, en op die manier de enige zuiver klassieke ballerina in dit stuk; het merkwaardige is dat je dit pok opmerkt door een subtiel verschil in de uitvoering. Bij Greco, Beudeker en Copraij zit de klassieke taal niet "in de botten". Ze nemen die als pose aan. Bij Valentine is het net andersom: ze moet een grote inspanning doen om zich af te zetten tegen de taal waarmee ze vergroeid is om het wankelmoedige toe te laten. Misschien is dat wel een van de geheimen van Fabres magie: door de dwang die hij zijn dansers oplegt om net dat te doen wat hen onbekend is, ontstaat de spanning die de schoonheid van zijn voorstellingen bepaalt.

Nog te zien op 18 en 19 mei in het Lunateater in Brussel om 20.30 uur.