BRUSSEL -- Kopnaad van Stefan Hertmans, in een regie van Jan Ritsema, is de beste voorstelling die ik in lange tijd zag, misschien wel sinds Ritsema's Philoktetes met de aan aids overleden akteur Ron Vawter. Na deze abrupte inleiding zou ik er liefst het zwijgen toe doen. Wat valt er binnen het bestek van een recensie te vertellen over een stuk dat niet alleen over sprakeloosheid en waanzin gaat, maar je ook sprakeloos maakt? Toch enkele kanttekeningen.
De tekst van Kopnaad is opgebouwd rond de teksten en de levensloop van enkele Duitsers die allen op een of andere wijze afweken van een maatschappelijke norm. Hölderlin week af van de heersende politieke denkbeelden en gedroeg zich als een halve gare. Trakl had een incestueuze relatie met zijn zus, was verslaafd en pleegde zelfmoord. Lenz, Herbeek en Nietzsche eindigden in waanzin. Kaspar Hauser is het symbool zelf van de vermoorde onschuld, en ga zo maar door.
Ook een auteur als Büchner, die zelf niet "over de schreef" ging, maar in Lenz en Woyzeck de waanzin tastbaar maakt en in Dantons dood de holle klank van de retoriek van de macht hoorbaar, komt om het hoekje kijken, samen met Rilke, Joyce, Handke en anderen. Hertmans kondenseert informatie uit hun leven en werk in vier stemmen: Lenz (Eugène Bervoets), Friedl (Dirk Roofthooft) en twee vrouwen (de dansers Johanne Saunier en Kitty Kortes Lynch).
Toch is de tekst geen "omgevallen boekenkast". Niet in de zin dat je er geen touw aan zou kunnen vastknopen als je niet alle geciteerde auteurs grondig kent. Het maakt immers niet zo veel uit of je een verwijzing precies kan plaatsen of niet. Met een perverse sluwheid worden alle mededelingen van de "stemmen" gauw weer onderuit gehaald. "En de aarde staat op vloeien, omdat het lichaam vloeit" is een zin die de ware toedracht van de tekst weergeeft. De vier mensen die aan het woord zijn, zijn geen trotse bezitters van het voornaamwoord "ik", dat tegengesteld kan worden aan de wereld. Ze lopen vol en leeg van woorden, die noch het ene, noch het andere schijnen te dekken of te bevatten. "Wat betekent dit, wat betekent dat" vraagt Lenz zich eindeloos en uitdagend af.
In een adembenemende passage van Kitty Kortes Lynch wordt de angst opgeroepen die daarmee gepaard gaat. Zinken, slib, spleet, een alziend oog, een mes, de dood zijn woorden die rondtollen in een vertoog dat alleen nog naar zichzelf lijkt te verwijzen. De vier mensen die aan het woord komen, zijn geen voldragen personages, maar afsplitsingen van een zelfde stem, eenzelfde ervaring.
De titel Kopnaad verwijst naar de schedelnaad, de fontanel, die bij dichters open is blijven staan, en hen zo kwetsbaar maakt voor de afgrondelijke ervaring van de waanzin.
Goethe
Het gaat niet alleen om angst, maar ook om een weigering van de stemmen om zich te laten vastpinnen door de woorden. Als Goethe -- de zelfbewuste redenaar die zich precies en elegant weet uit te drukken -- ten tonele wordt gevoerd door Lenz, kan hij op niets dan spot en hoongelach van de anderen rekenen. Er is meer aan de hand. De vier stemmen geven zich met zichtbare lust over aan obsceniteiten, geraaskal, tegendraadse uitspraken en pesterige verleiding. Ze zijn misschien wel gek, maar ze hangen ook de gek uit.
Waar bij voorbeeld diepzinnigheid op de loer ligt, volgt dadelijk een tegenspraak. Hoogst ernstig-verbaasd zegt Johanne Saunier: "Wrok is een liefde die niet roest". Als Lenz die woorden overneemt, volgt wat later de tegenspraak: "Liefde is een wrok die nooit roest". Het gaat om de echo die zulke woorden in de toeschouwer oproepen.
Ritsema en zijn akteurs helpen je een heel eind op weg. Om te beginnen geven zij de tekst reliëf: vaak wordt in het akteren plots de teneur van het gezegde zonneklaar. Het soms groteske gedrag van de akteurs onthult dat er ook heel wat persiflage, spot en extreme gemoedsbewegingen onder de ernst verscholen zit.
We zien niet alleen waardige, droeve verschijningen maar, vooral in de figuur van Dirk Roofthooft, ook boerende, stinkende, potsierlijke lijven. Ze maken het met hun gezang, gebrul en het vreemde gekir van de vrouwen, zeer bont, op het obscene af. Toch heeft de tekstzegging, dank zij Walter Hus, tegelijk een vreemde muzikaliteit. Precies het extremisme van het akteren doet je inzien dat de grilligheid van de tekst een symptoom is, een poging om ervaringen mee te delen waarvoor eigenlijk geen woorden zijn.
Met hun anarchisme maken de akteurs duidelijk dat gekte een anarchistische trek heeft. Een gek is misschien wel iemand met een psychisch defekt, op de wijze waarop een defekte wagen vreemde geruchten maakt. Zo wordt hij ook meestal ten tonele gevoerd. De mensen die Ritsema toont, zijn echter biezonder herkenbaar en alert. Zij zijn niet gek, maar doen gek. Ze doen dat op de perverse manier waarop ook kinderen woorden die ze niet begrijpen, kunnen uitspelen tegen anderen of halsstarrig verkeerd aanwenden.
Die subversie tegen de taal van de ouders is een spel: het bestaat erin de spelregels waarmee de anderen macht uitoefenen, onderuit te halen. Vooral Johanne Saunier, die van huis uit Franstalig is, zet hier met haar gemaakt-verbaasde zegging van Nederlandse woorden, een zeldzaam knappe akteerprestatie neer. Je moet het zien om het te geloven.
In de studio's van het Kaaitheater tot 22 april, daarna op toernee.