BRUSSEL -- Dito'Dito, een teatergezelschap rond een vaste kern van vier akteurs, Willy Thomas, Mieke Verdin, Bart Meuleman en Guy Dermul, draait al jaren mee in de Belgische en Nederlandse teaterwereld. Dat heeft hun af en toe sukses bij de critici opgeleverd, niet bij het publiek. Bij de recentste subsidieronde van de Vlaamse Gemeenschap vielen ze ook net uit de boot: het gezelschap werd wel erkend, maar niet gesubsidieerd. Toch zijn Dito'Dito en STAN -- de groepen werken zo nauw samen dat het onderscheid soms vervaagt -- de enige Vlaamse gezelschappen op het Kunsten-FESTIVALdesArts.
Alle geprogrammeerde voorstellingen, zo vond de festivaldirektie, moeten op een of andere manier vanuit een dringende nood gemaakt zijn. Als je spreekt met Willy Thomas en Mieke Verdin voel je dat de nood bij Dito'Dito erg hoog zit. Zo erg zelfs, dat ze er in het laatste jaar toe gekomen zijn de samenstelling en het repertoire van de groep een totaal nieuwe wending te geven. Voor dat nieuwe beleid hebben ze ook de belofte van een bescheiden strukturele subsidie gekregen van het Brusselse gewest. "Ik leef al vijftien jaar in Brussel", zegt Thomas, "en ik heb de stad in die tijdsspanne steeds vijandiger zien worden. Mensen trekken zich steeds meer terug in groepen uit verzet tegen de verloedering van de stad, op alle vlakken. Wie nog kan, ontvlucht de stad. Mensen krijgen het gevoel dat het beleid enkel op de gevolgen werkt, en niet meer op de oorzaken. Het gevolg is dat er geen konfrontatie meer is tussen die vele groepen in de stad. Tussen Nederlandstaligen en Franstaligen, migranten en Belgen, staan huizenoge muren. Wij geloven dat het teater nu net een van de plaatsen is waar die konfrontatie wel kan gebeuren, waar opgekropte spanningen en misverstanden gelucht kunnen worden".
"Die voorthollende vijandigheid maakte ons duidelijk dat we nauwelijks kontakt hadden met wat in deze stad gaande is. Daarom zijn we op zoek gegaan naar mensen die in Brussel met ons willen samenwerken. Het projekt Maidenspeech is een voorbeeld: wie iets te vertellen heeft, begeleiden we naar een voordracht toe. Daar zitten mensen van allerlei nationaliteiten en alle leeftijden, van zestien tot vijfenzestig jaar, bij. Ook met de teaters in de stad proberen wij een samenwerking op te zetten, en dat begint aardig te lukken."
"We willen geen uniek statement maken, door migranten eens in een stuk te betrekken. We willen juist op een organische manier groeien naar een groep waar als vanzelfsprekend migranten of Franstaligen meespelen. Dat is ook een verzet tegen hardnekkige teatertradities die bij voorbeeld beletten dat Hamlet door een zwarte gespeeld wordt."
"We zijn er van overtuigd dat dit soort werk op lange termijn ook bij beleidsvoerders iets losmaakt, dat ze het absurde van het hokjesdenken gaan zien. Dat is voor ons ook het belang van dit festival."
Klankbord
De voorstelling op het festival, La nuit juste avant les forêts is alvast een voorsmaakje. Dit eerste stuk van Bernard-Marie Koltès is een lange monoloog van een luciede zwerver op zoek naar onderdak. Machteloos revolteert hij tegen een systeem dat hem tot een verschoppeling maakte, buiten zijn wil om.
Die tematiek vindt Willy Thomas, vanuit zijn visie op brussel, biezonder aktueel. Oorspronkelijk wou hij de monoloog in de twee landstalen spelen met Amid Chakir als partner: de ene akteur zou als klankbord voor de andere werken. In de Franstalige versie zou Chakir de monoloog zeggen, in de Nederlandstalige zou het net andersom zijn. Op de valreep heeft Chakir de samenwerking echter opgezegd: hij wist geen raad meer met de zeer complexe tekst.
Thomas heeft de voorstelling dan herdacht met mensen van het Maidenspeech-projekt als partners. Zij zitten, als een spiegel, tegenover het publiek op een tribune, terwijl Thomas de tekst uitspreekt tussen beide tribunes. Wellicht zullen er interventies zijn vanop de scènetribune, bij voorbeeld een opstandig lied van Afrikaanse slaven, gezongen door de Senegalees Massamba Mboup.
Ondanks de plannen blijft de samenwerking met het in Antwerpen gehuisveste STAN ondertussen doorlopen. Mieke Verdin schetst het onderscheid tussen beide groepen. "Dito'Dito heeft altijd gewerkt met zeer diverse teksten en haalde inspiratie uit ander kunstvormen. We hebben ons zelden of nooit op repertoire toegelegd, omdat we vonden dat Discordia bij voorbeeld dat al uitstekend deed. Wij zijn ook niet allen van huis uit akteurs. STAN daarentegen groeide vanuit het konservatorium en legt zich vooral op repertoire toe.
"Ons werk loopt evenwijdig, want zowel bij STAN als bij ons gaat het erom vanuit een persponlijk engagement iets mee te delen aan het publiek. STAN voert dat "toneelspelersgesprek" door een weloverwogen keuze en interpretatie van de stukken, terwijl wij veeleer nieuw materiaal ontwikkelden. Maar omdat de instelling tegenover teater dezelfde is, is de samenwerking steeds heel vruchtbaar.
Trouwens, het samenwerkingsprojekt De Vere met STAN en Discordia (waarbij elke avond een of meer stukken zonder voorbereiding, in wisselende bezettingen, gespeeld worden, nvdr.) gaat vanaf november weer van start. We zitten dus zeker niet stil."
Dito'Dito speelt op 12 en 13 mei in het Kunstenfestival.