Date 1994-03-22

Publication De Standaard

Performance(s) Maten

Artist(s)

Company / Organization Tg Stan

Keywords cassierskontingentiealtenhausmeasurespeelpleziergramserkomedietrierguykompleet

Maten een beetje ondermaats: Stan brengt "naïeve ode aan teater maken"

ANTWERPEN -- Measure for measure is een burleske komedie van Shakespeare met een eerder wrange bijsmaak. Geen van de personages komt erg goed uit de verwikkelingen waar persoonsverwisselingen, verkleedpartijen en de bijhorende vergissingen schering en inslag zijn bij vooral amoureuze intriges. Stan brengt een bewerking onder de titel Maten.

Het zijn hypokrieten (Angelo), intriganten (de hertog), lafaards (bij voorbeeld Escalus) of egocentrische wezens (de novice Isabella). De figuranten die daarrond zwermen zijn domkoppen en leeghoofden. Om die portie vitriool is het Stan in hun bewerking echter niet te doen. Guy Cassiers: "Wij zien de voorstelling als een simpele en naïeve ode aan teater maken en spelen. Echt toneeltje spelen, vaak heel teatraal en grotesk. Teater voor de grote schouwburg, maar in miniatuur en met niet meer dan suggestie in de aankleding."

Het miniatuur-karakter van de voorstelling zit al ingebakken in het aantal spelers: Kris van Trier, Waas Gramser, Guy Cassiers en de Amerikaanse Adrienne Altenhaus spelen een veertiental rollen. Kleine kostuumwisselingen maken duidelijk welk personage we voor ons hebben. Vaak volgen die wisselingen elkaar in halsbrekend tempo op, zodat geen travestie ooit kompleet is. Zo zie je een vrouw die een man speelt met nog wat vrouwenkleren aan, en omgekeerd. De eklektische kostuums van Ann d'Huys versterken de slapstick die op Shakespeares stuk wordt geënt extra.

Het komische ontstaat hier uit de kontingentie van het spelersaantal. Een andere kontingentie die uitgebuit wordt is Altenhaus' gebrekkig Nederlands, waar met de regelmaat van de klok Engelse zinnen insluipen. Die anomalie blijkt goed van pas te komen in de konfrontaties tussen boerepummels en adelijke heren en dames, als een aanduiding van het taalverschil. Nog zo'n grap is het lied dat de vier spelers ten beste geven in een tuinprieeltje. Het doek dat het prieeltje voorstelt is al potsierlijk. Het bankje is ook veel te klein voor twee vrouwen met hoepelrokken en twee mannen. En als het fluitspel en het gezang dan nog ontaarden in gepiep en gekraak, heb je natuurlijk de lachers op de hand. Dat decorwisselingen gebeuren door versleten fragmenten van oude decorschilderingen, her en der verspreid op het speelvlak, op te trekken aan koordjes, maakt het klungelig-komische van de voorstelling kompleet.

Het is die klungeligheid en zelfs slapstick waar Cassiers wellicht op doelt in zijn omschrijving van de enscenering. In de ridikulizering schuilt een geamuseerde vertedering over de povere hulpmiddelen waarmee de illuzie van het teater haar grootste effekten bereikt. En, niet onbelangrijk, speelplezier geeft voor de akteurs. Als je daar even op doordenkt, kan je je ook best voorstellen dat zo'n knettergekke, moedwillig ridikule interpretatie van dit stuk best kan werken, al is ze niet bijster origineel. Maar dan zou je ook de ultieme konsekwentie daaruit moeten trekken: ook het akteren zou op een of andere manier disproportioneel en grotesk moeten zijn. Een ironische ode aan het kijk- en speelplezier van het komische genre, zou toch eerst en vooral de eigen akteerwetten van het genre, met hun biezondere timing en speelstijl, op de hak moeten nemen. Zeker als de tekst daar aanleiding toe geeft.

Virtuositeit wordt dan, meer nog dan bij een gewone komedie, een eerste vereiste om de lichte verschuivingen en verdraaiingen van de ironie helder te tonen. En daar wringt het schoentje. De enige die zich volop, met kennelijk plezier en veel brio, stort in groteske overdrijvingen en bekkentrekkerij is Guy Cassiers. Maar repliek blijft uit, Daardoor vallen er talloze dode momenten. Als dat een gewone komedie al de das omdoet, voor een ironische genre-interpretatie is het katastrofaal.

Je vraagt je achteraf af of we nu zo nodig moesten komen kijken naar akteurs die zich onder elkaar amuzeren, maar het niet nodig lijken te vinden de vorm van de voorstelling af te werken. Of het monotone toontje waarop Kris Van Trier en Waas Gramser hun replieken afdrammen nu het gevolg is van onkunde, gebrek aan inzet of te snelle tevredenheid, maakt dan niet veel meer uit. Het lijdt geen twijfel dat zo nog honderd komedies in een mum van tijd geïronizeerd kunnen worden, maar niemand zit daar op te wachten.

Nog te zien in de Monty te Antwerpen vanavond, en dan tot einde april in 't Stuc in Leuven, de Beursschouwburg in Brussel de Toneelschuur in Haarlem, Lantaarn in Rotterdam, Vooruit in Gent, de Werf in Brugge en de Warande in Turnhout.