LEUVEN -- Het eerste wat treft bij de koreografie Kepler's kamer van Angelika Oei is de scenografie van R.A. Verouden. Op een lang doek, dat van boven de achterwand van de scène tot aan de voorrand uitgerold is, staan talloze tafels, in allerhande lengtes en hoogtes. De tafels staan niet alleen naast, maar soms ook met twee poten of helemaal bovenop elkaar, als primitieve stellingen en glijbanen. Samen vormen ze ruwweg een ovaal, een piste waarbinnen gedanst wordt. Niet alleen de piste, maar ook de rand ervan, de tafels, vormen een uitnodiging tot een exploratie van de ruimte in haar drie dimensies, en van de figuren die zich er bevinden.
Vier dansers, twee mannen en twee vrouwen, bevinden zich in deze ruimte. Onder elkaar gaan ze alle mogelijke wisselende relaties aan. De aard van de kontakten varieert: van zacht en behoedzaam, als in een slow of een voorzichtige eerste benadering door imitatie -- de eerste scènes van de voorstelling -- tot hard en heftig als in een wild kinderspel. Maar er zijn ook momenten van vertrouwelijkheid. De scène waarin Vivianne Rodrigues en Jordi Cortes alleen op de scène aanwezig zijn, en samen proberen zich een liedje te herinneren is er zo een, de enige scène trouwens waarin gesproken wordt.
Op andere momenten zoeken de dansers kontakt door zich aan te stellen. Eerst probeert Jamie Watson die strategie uit op Anne Katrine Haugen. Nogal plagerig (?) imiteert zij hem, maar al snel schept ze uit het aanstellen een genot op zich, lang nadat alle anderen zich op de hoogste tafel terugtrokken om te kaarten. Een van de mooiste momenten in de voorstelling is die waarin Jordi Cortes alleen op de scène is, en de stellingen van poten en bladen met zijn lichaam bespeelt. Op een fantastische manier, als een slang bijna, buitelt en glijdt hij tussen, over en rond de poten. Steeds weer nieuwe manieren om deze simpele instrumenten te bespelen dienen zich in dit fragment aan.
Waar het de koreografe om te doen lijkt, is het heerlijke, opwindende en oneindige van het spel met lichamen en wat simpele attributen te tonen. Een spel dat niet dadelijk naar een oplossing, naar een kulminatiepunt leidt. De voorstelling is een en al aftasten van mogelijkheden, zoeken hoe losse invallen, bewegingen, eigenaardigheden van de dansers of de scenische situatie plots momenten opleveren waar het "werkt", waar de som plots veel meer gaat oproepen dan haar delen.
Blijft dan nog de vraag wat dit alles met Kepler, de man die een verklaring vond voor de beweging van planeten, te maken heeft. Wellicht is vooral de wijze waarop Kepler tot beslissingen kwam, en ook zijn beroemde teorie ontwikkelde, een soort leidraad of inspiratiebron voor de "trial-and-error"-methode van deze voorstelling geweest.
Het tekstje van Koestler over Kepler in het programmaboek licht een tip van de sluier: moeizaam en onhandig redenerend ging hij van verkeerde teorie naar verkeerde teorie. Maar telkens, op het laatste moment deed zijn intuïtie hem van de verkeerde oplossing afzien, tot hij die oplossing vond die voor zijn tijdgenoten de meest onwaarschijnlijke leek en toch de juiste was. Hij koos ervoor, en dat was een extatische ervaring. Wellicht verwijst Oei met haar titel naar dat ene magische moment in het maakproces, waar alles terecht komt.