BRUSSEL -- De danseres Nicole Mossoux en de dramaturg Patrick Bonté vormen een teatertandem dat al jaren verrast met voorstellingen die, in een eigen beeldentaal de grenzen tussen het reële en het imaginaire aftasten. Bij de eerste stukken, zoals Juste Ciel, wekte vooral de suggestieve kracht van Mossoux' dans een bizarre fantasiewereld tot leven. Later werk, zoals De laatste hallucinaties van Lucas Granach steunde meer op uitgekiende teatereffekten en -beelden.
In Twin houses, hun laatste voorstelling, staat de danseres Mossoux weer op de voorgrond. Ze suggereert, in een spel met levensgrote poppen, dat identiteit een relatief begrip is. Sporen van anderen, ouders, verwanten, geliefden, blijven in het bewustzijn achter en steken op onverwachte ogenblikken de kop op. Toch spelen ook belichting en techniek hier een niet te onderschatten rol: ze doen de dubbelganger-poppen op een verbluffënide manier "leven".
De poppen zijn zo gekonstrueerd dat ze als het ware versmolten lijken, met Mossoux' eigen lichaam. Nu eens zijn de handen die je ziet bewegen die van de pop, dan weer lijken het die van Mossoux zelf. Nu eens hangen de poppen er doods bij, dan weer slokken ze de danseres helemaal op, zodat je alleen nog de bewegende pop ziet, waarachter je nauwelijks nog de manipulator vermoedt.
Het stuk is opgedeeld in fragmenten die telkens het tema verder ontwikkelen. In een eerste scène zie je Mossoux als een scribent in een klooster geduldig kalligraferen. De dubbelgangster wil dat geduld niet opbrengen en kribbelt lukraak op het blad. Er ontstaat krakeel tussen de schrijfster en haar rebelse alter ego. Dat ontaardt in een strijd op leven en dood.
Die wordt bijna gewonnen door het alter ego, de pop. Een hallucinante scène. Bijna, want het alter ego heeft het ego nodig om zelf voort te bestaan, en de rollen worden omgekeerd. Maar ook dat kan niet ongestraft: je kan niet zomaar een deel van het bewustzijn schrappen, zonder nog kwadere kwelgeesten op te roepen. Die verschijnen dan ook prompt. In de volgende scènes duikt dan de geliefde op of gaan moedere en dochter een konfrontatie aan. Pas in de allerlaatste scène staat Mossoux alleen, zonder poppen. De gebaren die in de loop van het stuk de verschillende personages kenmerkten, lijken hier nog eens de revue te passeren. Het is de bevestiging van wat de voorstelling al suggereerde. De poppen waren onderbewuste voorstellingen van de danseres, die plots met ongemene heftigheid letterlijk de kop opstaken.
Als teatrale illuzie is deze Twin Houses onovertroffen. Wat Mossoux met de poppen van Jean-Pierre Finotto en Fabrice Siciliano doet, grenst soms aan het onwaarschijnlijke. Inhoudelijk staat de voorstelling jammer genoeg veel minder sterk: ze is niet echt meer dan een briljant vormgegeven illustratie bij het citaat van Michaux uit Connaissance par les gouffres dat in het programma staat: "II sait quelle frime c'est que l'unité, quel'identité...".
Nog te zien in de Brigitinnen-kapel (vlakbij Kapellekerk en de Zavel) in Brussel elke dag behalve zondag en maandag om 20.30 uur, tot 7februari. Reservaties: Atelier St.Anne, tel. 02-513.40.50