LEUVEN -- In het Klapstuk-festival wordt elke avond om kwart na zeven een korte dansvoorstelling getoond, in een reeks met de titel 19:15. De formule laat koreografen toe een idee in kort tijdsbesetek uit te proberen, zonder de dwang om avondvullend te zijn. De drie die deze week de revue passeerden, maakten van dit biezondere formaat dankbaar gebruik.
De Fransman Christian Bourigault vertrekt voor zijn L'autoportrait de 1917 van een zelfportret van Egon Schiele. Het is intrigerend om te zien hoe hij zich met moeite in bochten wringt. Hoewel hij duidelijk een begaafd danser is zit er zelfs een vreemd soort onhandigheid in zijn bewegingen. Het is het soort voorstelling die nieuwsgierig maakt naar wat de man verder in petto heeft.
Mehmet Memo Sander is een Turk die in Los Angeles woont. Bij hem geen bespiegeling en onderzoek, maar een verbluffende, uitdagende presentatie van het eigen lichaam, in vele gevaarlijke situaties. In Initiation of movement laat hij zich met salto's en onverhoedse sprongen steeds opnieuw met zijn volle gewicht op een mat vallen. Kontaktmikrofoons versterken nog de impact van die aktie op het publiek. In The Fuck hoor je op de achtergrond een mannenverkrachter zijn slachtoffer uitschelden terwijl alweer de danser onwaarschijnlijke akrobatieën ten beste geeft. In Single space ten slotte, beweegt Sander zich binnen een kader van zowat 2,2 bij 2,2 meter, vertikaal opgesteld voor het publiek. Tegen het plafond oplopen, en dan van boven naar beneden smakken zijn de vreemde kunsten die je hier te zien krijgt.
In zekere zin roept deze dans, die uit niets dan kracht, snelheid en gevaar lijkt te bestaan, een beeld op van een wereld waarin het vege lijf nog de enige betrouwbare faktor en bron van trots is. Iets wat misschien ook wel de dagelijkse realiteit is van een Turkse homo in een uiterst gewelddadige stad.
Net als bij ander werk van Caterina Sagna zie je ook in Isoi een verstilde wereld waar kleine details grote betekenis hebben. Sagna koncentreert zich op de gelijkenissen en verschillen tussen mensen, op wat iemand uniek maakt. Dat doet ze door twee groepen van twee akteurs-dansers en een groep van twee muzikanten zoveel mogelijk als tweelingen te laten verschijnen.
De koreografe zelf en haar zus, Carlotta, zitten in lange witte gewaden op twee stoelen op een verhoog. Ze bewegen nauwelijks, maar hun gezichten doorlopen een heel scala van uitdrukkingen, die perfekt simultaan wijzigen. In dat ritueel verliezen ze schijnbaar al hun unieke kwaliteiten, als marionetten aan koordjes. Maar tegelijk is de hele handeling op een bizarre manier zeer expressief, en ga je er bijna vanzelf een verhaal bij verzinnen. Je hoeft niet origineel te zijn, je hoeft niet alleen uit jezelf te putten, om toch een heel sterke kommunikatie op gang te brengen, zo lijkt Sagna wel te suggereren.