LEUVEN -- No longer ready-made van Meg Stuart, is een van de eerste dansvoorstellingen in het internationale dansfestival dat vandaag in Leuven start. Klapstuk treedt op als uitvoerend producent. Het haalt daarmee een werkstuk in huis dat minstens even fascinerend is als het bevreemdende Disfigure Study dat deze Amerikaanse voor Klapstuk '91 maakte.
In het brandpunt van de scène staat Stuart alleen, verfomfaaid en met een veel te grote jas. Ze zoekt iets in die jas, maar schijnt het niet te vinden. Ze graait steeds jachtiger in de zakken, tot de hele inhoud ervan rond haar op de grond ligt. Ze kijkt op, en haar oogopslag verraadt plots dat ze zich heel goed bewust is van de blikken van de toeschouwers. Een beetje lacherig onwennig kleedt ze zich dan uit, tot op haar ondergoed. Wilde fanfaremuziek klinkt op.
In deze korte scène wordt de hele paradoks van de teatraliteit samengebald: de danseres verleidt de mensen tot kijken, maar eens die dat doen staat ze ook naakt te kijk. De publieke respons is nooit helemaal wat de danseres verwachtte; het publiek, anderzijds, wordt plots gedwongen zich rekenschap te geven van zijn voyeurisme.
Deze scène is ook een metafoor voor het neo-nomadisch bestaan van dansers, die met al hun hebben en houden in een valies van stad naar stad moeten reizen, nooit meer ergens thuis zijn. De wanhopige ondertoon verwijst naar nog een ander aspekt van het dansersbestaan nu: de dood -- Aids -- is een konstante faktor in het leven van deze mensen geworden. Alle scènes die opgebouwd zijn rond de centrale scène, verwijzen naar de nietigheid van de mens, naar de dood. Om die reden werd de oorspronkelijke titel van de performance, Ready-made -- die minder verwijst naar het beroemde begrip van Duchamp dan wel naar de courante Amerikaanse betekenis van gemakkelijk, snel klaar -- gewijzigd in No longer ready-made.
Bacon
Stuart maakte het zichzelf en haar dansers, Sarah Baud, David Hernandez en Benoît Lachambre bepaald niet gemakkelijk. In de ene scène na de andere wordt de mentale en fysieke weerstand van de dansers op de spits gedreven. Eerst zie je Benoît Lachambre in een hoek van de scène, gegrepen door een koude koorts, zo hevig dat zijn hoofd razend heen en weer schudt. De danser verliest er ook al zijn menselijkheid mee, zijn gelaatstrekken lossen op in wat strepen en vlekken als in een schilderij van Francis Bacon.
In de tweede scène snijden de spots alleen de rug van David Hernandez en de buik van Sarah Baud uit uit het duister van de scène. Minutenlang staan deze wezens zonder gezicht daar. Ze lijken wel grafzerken waat met tape een bloem, een kaartje, een muntstukje en andere kleine prullaria aan vastgehecht zijn. Kleine herinneringen die vooral bevestigen wat er niet meer is, maar niet bij machte zijn om het vroegere leven weer op te wekken.
De scène krijgt een bevreemdend vervolg als de twee dansers volledig uitgelicht worden. Ze handelen als ontregelde mekanieken die aanraking met elkaar zoeken. Het verwrongen, ontmenselijkte gevoel van hun poses ontstaat omdat hun blikken voortdurend naast elkaar schieten. De uitwisseling van blikken, die het getoonde een menselijke zingeving zou verlenen, ontbreekt.
Later in de voorstelling komt de dubbele doodsvoorstelling, letterlijk in het tonen van dode materie en figuurlijk in het frustreren van de verwachting van een uitwisseling tussen mensen, nogmaals terug. De hele scène is dan herschapen in een kerkhof: overal liggen pakjes kleren -- de laatste resten van overledenen. Daartussen ligt Stuart op haar rug, als een zonnende filmster met een zonnebril op haar neus. Hernandez bekruipt naast haar een pakje dode kleren, en het lijkt wel alsof hij de liefde bedrijft met die kleren. Het is Stuart die, op haar eentje, hysterisch gillend en giechelend, reageert op die aanrakingen. Het is een van de sterkste, meest ambigue beelden over doodsheid en valse schijn in menselijke betrekkingen, die ik ooit op een scène zag. Met wie is Stuart bezig, waar reageert ze eigenlijk nog op?
De nadrukkelijke teatraliteit van de beelden die ze ontworpen heeft, dwingen de toeschouwer bijna tot een gegeneerd zwijgen. De kleine verdraaiing van zeer herkenbare clichés van menselijkheid, zoals de aanraking of de rouw, laat ze plots verschijnen als volstrekt futiele pretenties. Zingeving als alleen maar uitstel van een dood die onherroepelijk toeslaat.
Te zien van woensdag 13 tot en met zaterdag 16 oktober, telkens om 20 u. 30 in de Vlamingenstraat 83 te Leuven. In november in Dilbeek, Berchem, Gent, Brugge, Aalst, Turnhout en Kortrijk.