LEUVEN -- Een van de aangename verrassingen van Klapstuk '92 was de voorstelling Quarere van het duo Pep Ramis-Maria Munoz, of Mal Pelo. Het aardige van de voorstelling was dat de dans niet louter in funktie stond van het verhaal over de zoektocht van twee individuen naar elkaar; het was integendeel de trefzekere keuze van mimiek en beweging die het verhaal gaandeweg deed opdoemen uit de handeling. Een extra troef was de biezondere persoonlijke charme van beide dansers, hoe verschillend hun motoriek ook is. Ondertussen wonnen Munoz en Ramis, blijkens hun nieuwe voorstelling Sur/perros del sur (Zuiden/honden van het zuiden) veel aan techniek bij en is hel gezelschap ook uitgebreid met een derde danser, Jordi Casanovas.
Omdat er drie dansers op de scène staan, krijg je dadelijk een andere situatie dan in die eerste voorstelling: er ontstaan wisselende konfiguraties, de aandacht is niet meer exclusief op een relatie gericht. Je zou kunnen spreken van een kleine gemeenschap. Dat wordt ook in de enscenering en in een begeleidend verhaal in de brochure gesuggereerd: het referentiepunt voor het stuk is de geïsoleerde leefwereld van vissers. Niet omwille van de romantiek ervan, maar om wat dat aan imaginair potentieel oplevert.
Denk maar aan sterke verhalen van vissers over wat ze op zee gezien en gevangen hebben of aan de hechte verknooptheid van relaties in een kleine groep, die een biezonder soort gekte en gepassioneerdheid mogelijk maakt.
Een echt verhaal wordt de voorstelling niet, eerder een soort brede schildering van vele gemoedstoestanden in een afwisselende koreografie, waar vaak het mimisch-teatraal aspekt van de handeling de overhand haalt op het puur dansante. De eerste momenten van de voorstelling zetten daarbij dadelijk de toon.
Pep Ramis hangt met zijn voeten omhoog aan een koord, als een droogvis, terwijl Munoz over de scène rondloopt, danst en springt. De dans heeft wat weg van de manier waarop in post-moderne dans met het verschuiven van evenwicht en het op de spits drijven van gewone bewegingen en "klassieke" dansbewegingen gewerkt wordt. Munoz hanteert dat op een heel persoonlijke wijze.
Technische perfektie is meer dan eens ver te zoeken, maar :de bewegingen schijnen een natuurlijke adem te hebben. Het soort doelgerichtheid en trefzekerheid dat ontstaat uit een totale betrokkenheid van de danseres op haar beweging en haar positie tegenover het totale gebeuren. Plots stormt dan Casanovas nogal ontregeld en luidkeels schreeuwend het podium op en even later bevrijdt Ramis zich uit zijn benarde positie en gaat hij blaffen als een hond.
Vanuit die vreemde openingssituatie ontwikkelen ook Casanovas en Ramis een eigen taal, in kontrast en samenspel met de anderen. Ramis is daarin meer de akteur. Door zijn bijdrage, ook als aangever voor de anderen, krijgt de voorstelling soms de kwaliteit van een bizar marionettenspel of een commedia dell arte voorstelling. Casanovas daarentegen is de meest uitgesproken en ook technisch meest hoogstaande danser, ondanks zijn bruuske eerste verschijning.
Je volgt de dansers de hele voorstelling met veel plezier: hun inzet en charme maakt het grillige verloop ervan tot een passionante dagdromerij, waar het ongerijmde heel gewoon lijkt. De keerzijde van die medaille is dat de voorsteling meer dan eens scherpte mist. Leuk, boeiend, maar zonder echt belang, te veel marionettenteater, te veel verbonden met de persoonlijke charme van de dansers zonder een helder afgetekend opzet, bij voorbeeld het onderzoek naar een bepaalde soort bewegingen.
De voorstelling was echter bij aankomst in Leuven herwerkt en wellicht is die herwerking oorzaak van deze soms wat storende rommeligheid. Een tweede verklaring kan zijn dal je hier ook het zoekproces ziet van Ramis en Munoz om uit de beperktheid van het duet te komen, dat ze middelen aan het zoeken zijn om grotere ervaringsgegevens in hun dans te vertalen. Het tussentijdse resultaat mag er wel zijn.
Nog te zien vanavond in de zaal van 't Stuc, in de Vlamingenstraat 83 om 20 u 30. Reservatie: 016-23.67.73