Date 1990-09-18

Publication De Standaard

Performance(s)

Artist(s)

Company / Organization

Keywords carpetruppenbronkhorstdeensebakgoudtoon-hermans-achtigeteatersausgeslonkenpersonagestruktuur

Akteurs en niets meer dan dat

BRUSSEL -- Bruzzle, het kunstenfestival in Brussel is nog maar enkele dagen oud, maar toch kon je al vijf teatervoorstellingen zien. Hoewel erg ongelijksoortig zijn er twee konstanten: de beperkte middelen en meestal kleine bezetting. Dat hindert niet echt, want bij alle voorstellingen, op eentje na, staat de akteur centraal. Niet als iemand die op een al dan niet verbluffende manier verdwijnt in/achter zijn rol, maar gewoon als iemand die niet in de zaal zit, maar er voor staat. Om een mededeling te doen, iets te betogen of bedenkingen te verduidelijken.

Eén voorstelling valt daar wat buiten: Carpe, Carpe, Carpe van de Deense Kirsten Tomas Delholm in een aangepaste Vlaamse versie van het Nieuwpoortteater. Hermetische, vaak rauwe teksten over seks, dood, het lichaam van de Deense semioticus Per Aage Brandt worden gezegd door kinderen van acht jaar. Ondertussen voeren ze spelenderwijs allerlei laboratorium-experimenten uit. De tegenstelling tussen de onschuldige, onbegrijpende zegging van de kinderen en de inhoud van de tekst moet een meerwaarde opleveren. Een zoet-zure teatersaus, gekruid met het optreden van een goochelaar, die zijn geheim snel prijsgeeft maar ondertussen de aandacht van de tekst afleidt.

Van geen belang is een bewerking van het eerste bedrijf en de eerste scène van het tweede bedrijf van Wilde's A woman of no importance van het jonge vierkoppige "Stan". Het procédé is simpel. Wildes replieken werden op een willekeurige manier over de vier akteurs verdeeld; iedereen speelt alle rollen door elkaar. Wilde's personnages worden dus op vershillende manieren belichaamd, maar stel je daar vooral geen Toon-Hermans-achtige heksentoer bij voor. De akteurs geven hun regels soms wel een biezondere stembuiging of gelaatsuitdrukking mee, maar zelfs dan doen ze geen enkele moeite om niet "uit hun rol" te vallen, iets waartoe de regiestruktuur trouwens noodzaakt.

Er hangt voortdurend een soort baldadig spelplezier in de lucht, dat op zijn manier perfekt bij de tekst aansluit. Door het verlaten van de narratieve personagestruktuur wordt de vlijmscherpe, wreedaardige en domme verwaandheid van het wereldje waar Wilde tegenaan schopte, pas goed duidelijk. Parallellen met het heden zijn zo te trekken. Dit is geen echt grote voorstelling, maar toch zeer te smaken voor iets wat oorspronkelijk als niet meer dan een festival-tussendoortje bedoeld was.

Met Bak Truppen zitten we in Noorwegen. Aan de teksten die ze tot uitgangspunt nemen, laat het gezelschap van Tone Avenstroup zich weinig gelegen. Müllers Germania Tod in Teater Berlin werd drastisch ingekrompen, en voor zover dat te beoordelen is aan de hand van de vertaalde syllabus die na afloop uitgedeeld werd, bleef er van Ibsens in het Noors gespeelde Als wij doden ontwaken al helemaal niets over.

Al geeft dat tekstvel wel een inkijk in de wereld van Bak Truppen. Bovenaan prijkt een schaallijntje met de vermelding 1:12,5 als toespeling op de nogal absurde tekstbehandeling. Wat ze doen heeft meer weg van een performance in de beeldende kunst: de associatieve impact van de handelingen, de beelden die ze tonen, de muziek die ze maken is minstens zo belangrijk als de tekst. Het heeft wel wat weg van Gerrit Timmers werk bij Onafhankelijk Toneel, en een perstekst vergelijkt ze ook met de Wooster Group. Maar na een tweede voorstelling is de charme van het naïeve, vanzelfsprekende geklungel al aardig geslonken.

Een echte revelatie was voor mij Goud van Truus Bronkhorst: eerder werk van deze solo-danseres kon mij maar matig bekoren. In deze voorstelling zie je een danseres die haar hele technische bagage, maar vooral haar persoonlijkheid op het spel zet om haar condition humaine, en dan niet alleen als teatermaker, te openbaren. Daar zit een grote dosis aanstellerij bij, koketteren met het lichaam op zoek naar applaus als ongenaakbare figuur op de scène. Maar ook het tegendeel van de triomf, het "goud". En dat tegendeel is een blinde woede, vertwijfeld klappen met een rode twijg. Daar volgen treurscènes op met een metalen ei als treurige vrucht tegen de buik gedrukt, met een kinderlijkkistje waar moeizaam afstand van genomen wordt, doorsneden door beelden van illuzies (de rode tutu, de manhaftige polshorloges).

Voortdurend wordt je aandacht gevangen door de subtiele, vaak uiterst langzaam en precies uitgevoerde poses waarvan de expressie haast onmerkbaar voortdurend verschuift. In de laatste scène vat Brónkhorst al die beelden samen: ze zet het type neer van een straatdel, waarin trots, zelfverachting, en vertwijfeling door elkaar lopen en de latente masochistische ondertoon van de hele voorstelling plots kulmineert in de uitbeelding van een gekruisigde. Met die scène tast Bronkhorst tegelijk de grens af van wat kan in de konfrontatie tussen de kunstenaar en zijn publiek, en zit ze ook gevaarlijk dicht bij of net over de grens waar grote gevoelens kitsch en patetiek worden. Al zal niet iedereen deze voorstelling op prijs stellen, een gebeurtenis is het zeker.