Date 1989-12-02
Publication De Standaard
Performance(s) Blackgraywhite
Artist(s) Carlotta Ikeda
Company / Organization Ariadone
Keywords ikeda • blackgraywhite • genant • verworpenheid • epiloog • kleed • wezens • achterwand • onherkenbaar • goedkope
In zichzelf verzonken lichamelijkheid: "Blackgraywhite" van Ariadone
De voorstelling heeft vier delen -- twee groepsbewegingen telkens gevolgd door een solo van
Zes vrouwen verschijnen, volledig witgekalkt. Hun naaktheid wordt half gemaskeerd door een pakje van stukken roze voile, bijeengehouden door een wit lijfje dat met gekruiste banden op hun rug vastgebonden is.
Het heeft iets van de uitdossing van een kindermeid, of eerder nog -- door de half-doorschijnendheid en de ostentatieve uitsnijdingen -- van een goedkope pornografische afbeelding. Maar die tweeslachtige onschuld/prikkeling wordt volledig weerlegd door de manier waarop de vrouwen, als vreemde beesten of ontregelde mekanieken huppelen of kruipen.
Die droom kan je zien als het element dat deze proloog verbindt met het tweede en derde deel. Eerst
Door haar liggende houding beweegt het masker en het lichaam eronder volstrekt onnatuurlijk, als een mummie die tot leven komt maar niet meer beantwoordt aan de normale anatomische wetten. Als zij zich uiteindelijk omkeert en met het gezicht naar het publiek danst, is alles klaar voor het derde deel.
Genant
De achterwand wordt opgetild en een verblindend wit licht reveleert zes dingen, wezens, reptielen. Slepend over de grond, met beurtelings opbollende heupen en knieën komen ze naar voor. Dan pas onthullen ze zich als menselijke wezens, hoewel onherkenbaar vervormd door geschubde gaasdoeken over hun lichaam en benen.
Onherkenbaar ook door de walging opwekkende manier waarop ze elkaar manipuleren met een gretigheid die bestiaal aandoet. Elk erotisch raffinement moet hier wijken voor een soort hersenloze, in zichzelf verzonken lichamelijkheid.
De fascinatie voor wat ogenschijnlijk vreemd is aan de gewone menselijke konditie, wordt echter in de laatste solo van
Als ze naar de achterwand loopt, en met haar vlakke hand op de wand slaat met een oorverdovende dreun, waarna haar vingers in het wegglijden lange strepen trekken, of als ze vooraan op de scène komt liggen, eerst uitdagend en later met wegdraaiende oogballen als een stervende, wordt de voorstelling bijna genant om naar te kijken.
De epiloog onderstreept dat beeld van verworpenheid nog eens: zeven vrouwen zonder gezicht, met goedkope pruiken, rokjes die niets meer aan de verbeelding overlaten en rode pumps wandelen als mechanische mannequins over de scène, terwijl het geraas van de moderne stad de zaal overspoelt.
Te zien in