LEUVEN -- Dit seizoen gaf Maatschappij Discordia een aantal schrijfopdrachten voor nieuwe, door hen te spelen stukken. De laatste in die rij is voorlopig Op de hellingen van de Vesuvius van de Nederlandse Wanda Reisel. Het verhaal is geïnspireerd op het leven van de Italiaanse dichter Giacomo Leopardi. Merkwaardig genoeg biedt dit nieuwe stuk door zijn historische situering en de schrijfstijl aanknopingspunten met het vroegere onderzoek van Discordia naar het 19de-eeuwse teater, zoals dat te zien was in het uitstekende Kean van Dumas.
Leopardi, hier gespeeld door Jan Joris Lamers, was bepaald geen gelukkig man. Mismaakt, met een sleepbeen en een bochel, bleef hij tot zijn twintigste opgesloten binnen de vier muren van het ouderlijke huis, waar voortdurende studie hem tot een groot man zou moeten maken. De heerszuchtige, liefdeloze opvoeding van de moeder maakt hem in elk geval tot een zeer ongelukkig man, snakkend naar een beetje genegenheid. Maar, of het psychosomatisch is of niet, hij stoot vrouwen af door stinkende huidaandoeningen.
Op de vlucht voor het ouderlijk huis gaat hij op de hellingen van de Vesuvius wonen met zijn zuster (Frieda Pittoors) en vriend Antonio {Titus Muizelaar). Antonio wil een vriendin, Fanny (Ditha Van der Linden), koppelen aan Leopardi, maar dat pakt anders uit: ze wordt op Antonio zelf verliefd. Voor Leopardi heeft ze alleen een soort geestelijke affektie over, terwijl blijkt dat de dichter zelf tot niet meer dan een cerebrale verliefdheid in staat is. Zijn mismaaktheid en zijn klaagzang moeten verhullen dat hij zich niet wenst/durft "vuil" te maken aan een relatie.
Hypotese
Het stuk maakt de verschillende komponenten van dit drama vrij duidelijk. Het zelfbeklag van Leopardi wordt bij voorbeeld op vrij efficiënte manier gespiegeld aan de reële ellende van dokter Manella (Matthias De Koning) die de miserie van een choleraepidemie in Napels niet meer aankan. Op de achtergrond is de moeder voortdurend aanwezig -- als een spookbeeld want ze grijpt nergens rechtstreeks in de aktie in. Maar de haast militaire wijze waarop ze haar denkbeelden over opvoeding, die van haar zoon in het biezonder, verkondigt als dekreten, verheldert het drama in aanzienlijke mate.
Zelfs in die mate dat het stuk, als stuk en ondanks enkele mooi geformuleerde brokken tekst, weinig interessants te bieden heeft. De personages blijven losse monologen, er is geen aktie die de ontwikkeling aangeeft wat toch min of meer als een psychologisch drama kan gelezen worden. Veeleer werken de monologen als bijkomende evidentie in een case study waarvan de hypotese reeds stilzwijgend geformuleerd was. Er wordt gedemonstreerd wat er fout ging in de opvoeding in de 19de eeuw, aan de hand van Leopardi's geval. Maar boeiend is dat niet bepaald.
En Discordia wist blijkbaar ook niet goed wat met deze tekst aan te vangen. Het interessantste moment van de voorstelling is uiteindelijk de "post-mortem" monoloog van Lamers, die hij, geheel in lijn met de tekst, vreselijk patetisch uitspreekt, zoals hij ook in Kean al een vreselijk gezwollen akteerstijl prezenteerde. Bij het laatste woord breekt die patetiek plots af, alsof hij zich plots realizseert dat er mensen kijken. Met een ontwijkende blik blaast hij snel de aftocht, en hier vallen de figuur van de akteur en die van zijn personage samen, beiden schuldig aan het hopeloos opblazen van futiele gevoeligheden.
Als een kleine, betrapte jongen veegt hij nog snel even zijn voeten af voor hij in de coulissen verdwijnt.
(Deze zomer in "Bruzzle" in Brussel.)