FRANKFORT - Als je iemand vraagt hoe het ermee gaat en het antwoord is "ça va", dan kun je al vermoeden dat het misschien niet zo best gaat, dat er op zijn minst van een zekere lusteloosheid sprake is. Ca va is de titel van het nieuwe stuk van de Needcompany van regisseur Jan Lauwers, dat in Frankfort in Theater am Turm in première ging. En de enigmatische titel heeft wellicht iets te maken met de weigering van de lusteloze trivialiteit. Het gaat over dood en schoonheid, zegt Jan Lauwers zelf.
Nu is Jan Lauwers er de man niet naar om zo maar een rechtlijnig verhaal neer te zetten over neerslachtige mensen; zelfs niet om een verhaal neer te zetten. Dit is een collage-voorstelling, net als de vorige. De teatrale aktie en het toneelbeeld worden abrupt, zonder logische samenhang geprezenteerd. Maar na verloop van enige tijd begin je wel een emotionele samenhang te ontdekken.
Nu is het leuke aan Ca va dat Jan Lauwers zich al doende ook zelf zit te verbazen over de manier waarop dat soort beelden zijn emotionele impact bereikt, en vooral hoe kijkgewoontes manipuleerbaar zijn om een effekt te bereiken of juist de toeschouwer op het verkeerde been te zetten.
De voorstelling is opgebouwd in verschillende deeltjes, met als rode draad het verhaal van een meisje, Caroline Alsheimer, dat engel wilde worden. Uitgangspunt is een kranten-fait-divers over een meisje van negen dat zelfmoord pleegde omdat ze het niet eens was met de gang van zaken in de wereld. Die gang van zaken zie je in een belangrijk fragment, een verjaardagsfeestje voor de kleine, waar mensen tegen elkaar op zitten te brallen in een Babylonische spraakverwarring.
De sfeer is niet ongelijk aan die van De thuiskomst van Pinter, de vrouwen Megan Murphy en Grace Barkey kompleet met Jackie Kennedy-kapsel en de dialoog is verder gelardeerd met stukjes Tsjechov en Canetti. De dialogen spelen zich af in het decor van een alledaagse, rommelige zitkamer.
Maar, niet onbelangrijk misschien, dit decor is ontstaan door een graftombe open te klappen, terwijl Grace Ellen Barkey en Claude Godin als Aïda en Radames uit Verdi's Aïda dialogeren, over schoonheid en liefde, over de grenzen heen van de dood. De grauwe monotonie van de zitkamer, als tegenhanger van het passionele streven van Aïda en Radames -- twee zijden van een goochelbox -- raakt hier verbonden met het verhaal van het meisje.
Want het verlangen van het meisje is niet dat van een naïef wicht: de manier waarop het op het podium staat, spreekt wat dat betreft boekdelen. In een van de eerste fragmenten komt het kind rustig op het podium een appeltje schillen en opeten. IJskoud monstert het het publiek, op een bijna gênante manier, totaal niet gehinderd door de overweging dat appels schillen op een podium niet "spannend", "comme il faut" is.
En in de verhouding met de grootvader, die op het verjaardagsfeestje als een getergde leeuw tekeer gaat, merk je een zelfde onbevangenheid. Dat allemaal samen leidt tot het beeld van een kind dat banale lelijkheid ("levendigheid") verwerpt, liever in schoonheid engel (dood) is.
Met deze opsomming van fragmenten kun je een beeld krijgen van deze gaandeweg intrigerender voorstelling, maar een sluitend verhaal is er niet rond te bouwen; de meeste fragmenten kunnen trouwens bijna op zich staan, en hebben ook zo betekenis. Er zijn bijvoorbeeld dansfragmenten in de voorstelling waarvan Lauwers zelf zegt dat ze er "zo maar" zijn. Het blijft aan de toeschouwer om een samenhang te bepalen, als hij dat wil.
In "Théâtre 140" aan de Plaskylaan in Brussel, in een organizatie van Kaaiteater, op 6, 7, 8 april en van 11 t.e.m. l4 april, telkens om 20 u 30.