BRUSSEL -- "Mein Kampf" van de Joodse auteur-regisseur George Tabori werd al van bij zijn eerste opvoeringen in het Akademieteater in Wenen geprezen als een moderne klassieker. Tabori zelf noemt het een teologische klucht, en al vergaat het lachen je toch wel naarmate het einde nadert van dit stuk over de vriendschap lussen de jonge kladschilder Hitler en de joodse bijbelhandelaar Schlomo Herzl -- door de ingenieuze konstruktie van het stuk met bijbelcitaten en -verklaringen waarin alle figuren duidelijk historisch en/of literair te situeren zijn -- krijg je inderdaad een bijna teologische poging om de gruwel van de jodenuitroeiing te verklaren.
Maar ook als men de achtergronden van het joodse denken niet grondig kent, is dit een fascinerende tekst: het ondenkbare, een klucht over Hitler, wordt hier plots perfekt aanvaardbaar.
Toneelgroep Amsterdam maakte er een Nederlandse versie van, onder regie van Johan Doesburg, de regisseur van Fassbinders De stad, het vuil en de dood dat onder massaal protest wegens het ...anti-semitisme van de tekst van de affiche werd afgevoerd. Dank zij enkele uitzonderlijke akteerprestaties, vooral dan van Piet Bosma als de psychotische, en tegelijk meelijwekkende Hitler, is de voorstelling zeer onderhoudend.
Op de manier van een echte komedie: door lichte vertekening van de figuren naar het karikaturale, een strikte timing en een uitgekiende plaatsing van de figuren word je zonder meer ingepakt. Tabori's tekst, en de regie volgt hem daarin, speelt daarbij sterk op het feit dat de toeschouwer weet wat de personnages niet weten; de tragiek van het feit dat Schlomo Herzl, door zijn liefdevolle toewijding voor de hysterisch-despotische, seksueel gefrustreerde en onwetende dompelaar Hitler, rechtstreeks de latere slachting in de hand werkt (het is Herzl die hem zijn spuuglok en vreemde snor bezorgt, het is Herzl die hem suggereert een politieke carrière aan te vatten) is alleen voor de toeschouwer duidelijk.
Wellicht is de vlotheid van de voorstelling ook het zwakke punt ervan. Want de komedie is uiteindelijk maar een dun laagje vernis over een stuk waarin de tekst, door zijn struktuur van citaten, ook twee visies op de wereld uiteenzet: de joodse en de Duitse (Westerse) en de vraag stelt zich hoe in de aanraking tussen die twee één van de grootste wandaden uit de geschiedenis zijn grond vond, terwijl ze uiteindelijk -- in hun nadrukkelijk toekomstperspektief -- niet zo ver van elkaar staan.
Op het einde van de voorstelling, als Himmlischt (Fred Goessens) -- een allegorische Himmler -- op beestachtige wijze een kip slacht, komt de voorstelling plots met een ruk naar de kern van de zaak. Herzl's trieste vaststelling dat sommige mensen liefde niet kunnen verdragen, maar tevens het inzicht dat hij God, in de vermomming van de kok Lobkowitz (Peter Oosthoek) vergeten was, doen je bruusk het lachen vergaan. Maar de draagwijdte van een en ander is door de vlotte afhandeling van wat voorafging niet zo duidelijk, tenzij je echt goed thuis bent in de joodse traditie. Herzl, de centrale figuur, gespeeld door Gijs de Lange, slaagde er niet echt in de tekst van Tabori die draagwijdte te geven die zijn instorting op het einde aanvaardbaar maakt. Hij wordt eigenlijk nagenoeg volledig van het podium gespeeld door Bosma als Hitler.
De regie had hier evenwicht moeten brengen. De onevenwichtigheid ervan maakt dat een potentieel zeer goede voorstelling uiteindelijk gewoon verdienstelijk is.