Date 1988-09-22

Publication De Standaard

Performance(s)

Artist(s)

Company / Organization

Keywords ruimtendanstaaljoeintuïtieobserverenpiazzabalinesenuitopbouwbegeleiding

Speurtocht naar eigen danstaal: Canadese groep Jean-Pierre Perreault op toernee

BRUSSEL -- Jean-Pierre Perreault begon in 1967 zijn loopbaan als danser en later koreograaf bij de "Groupe de la Place Royale" in Montréal. In 1984 richtte hij zijn eigen "Fondation" op, en verwierf daarmee een snel groeiende faam; dat resulteerde in diverse uitnodigingen voor gereputeerde festivals, zoals het eerste "New York International Festival of the Arts" afgelopen zomer. In oktober maakt hij met zijn gezelschap een toernee door België. Na visie van enkele intrigerende video-opnamen van zijn werk -- al gaven die een ver van perfekt beeld - liep wat bedoeld was als een verkennend gesprek, uit tot een vijf uur durende konversatie. Achter de soms zeer "pakkende" beeldtaal van zijn voorstellingen blijkt een samenhangende teorie over dans en koreograferen schuil te gaan.

Enkele hoofdlijnen uit zijn werk. Er is de voorliefde voor qua schaal, ruimtewerking of simpelweg lokatie buitenissige scenische ruimten voor de dans, die hij zelf ontwerpt. In "Nuit" b.v., dat in België te zien zal zijn, is de scène zowat 20 m diep en 15 m breed en opgebouwd als een vluchtend perspektief van ritmisch onderbroken gesloten wanden. In "Piazza" treden de dansers op een immens grote weide op, op tientallen meters afstand van elkaar.

Voorts valt de behandeling van de scènewanden als schilderijen telkens weer op. Door de karrevrachten verf die erover uitgespreid zijn, werken ze a.h.w. als Rohrschach-testen in steeds met de dans en de belichting wijkende of vernieuwde interpretaties. In "Nuif" kan de totalizerende dimensie van de ruimte, in al haar artificialiteit, zowel de benauwenis van "Metropolis" als de arkadische sfeer van een nachtelijk berglandschap oproepen.

Een derde opvallend element is de hoekige ritmiek van de dans, met vaak het geluid van stampende voeten als enige ritmische begeleiding ervan, waar toch vaak momenten met een grote ontroerende kracht in schuilen. Het meest.prominente kenmerk van de koreografieën is wellicht de nadruk die er ligt op het effekt en de werking van de. groep, waarin het individu ofwel griezelig kwasi verdwenen is, zoals in "Joe" en "Stella", ofwel in een gespannen relatie staat tot een kleinere groep zoals in "Piazza" of "Nuit".

Taal

Hoe ziet u de verhouding tussen die massa-bewegingen en individuele expressie in de dans?

Het komt erop aan een eigen vocabularium te ontwikkelen als je danst. Zelf heb ik een opleiding in klassieke, moderne en Balinese danskunst. Die Balinese dans is een zeer pure dans. Er is medeplichtigheid en vrijheid tussen dans en muziek. Er wordt ook iets verteld, maar op een totaal niet illustratieve manier.

Ooit moest ik de koning der dieren dansen, maar dat betekent niet een leeuw uitbeelden of zo. Het gaat er in die dans, die niets met exotisme te maken heeft, maar een werkelijke wetenschap is, om een focus, een energie te vinden in het lichaam zelf. Je moet een eigen taal gaan uitvinden waarin de dans via zichzelf spreekt zodat het via het beeld, een niet-literaire analogie of metafoor, duidelijk kan zijn dat je de koning van de dieren bent. Bij Graham b.v., gebeurt het vaak dat de dans de omweg maakt van de teatrale akt en imitatie om zich uit te drukken, en dat is iets anders dan het ontwikkelen van een eigen danstaal.

Vandaar moet ook de vraag gesteld worden welk soort mensen je voor ogen hebt voor een voorstelling: soms moeten dat akteurs zijn, mensen zonder enige technische bagage die vaak veel sneller vorderen in het verwerken van een stuk. Nu is het zo dat in een stuk als "Joe" het individu opgeofferd is aan de energie van de groep, maar ze bestaat toch nog altijd, en dat is b.v. al zichtbaar in de kleren die ze dragen: ze lijken heel sterk op elkaar maar er zijn kleine verschillen.

Hoe zoudt u uw danstaal dan omschrijven? Hoe draag je die trouwens op een grote groep over?

Mijn danstaal is gebouwd op een heel laag in het lichaam gesitueerd zwaartepunt, en maakt veel gebruik van de oppositie tussen lyrische bewegingen en hoekigheid. Bij het lesgeven maak ik nooit gebruik van spiegels; ik ga uit van het idee dat elke beweging ontstaat door een intuïtie, een ingeving, en dat de eerste impuls voor de beweging altijd gegeven wordt door het oog. Als je ergens naar toe wil, zal je altjjd eerst je blik erop richten om de hele ruimte en beweging in te schatten.

Dat is volledig in tegenspraak tot het klassiek ballet, waar het hoofd altijd in een voorafbepaalde figuur past, los van de beweging. De hele expressieve kracht nu van het lichaam is voor mij gekoncentreerd in de romp van het lichaam. Een heel kenmerkende positie in mijn dans is dan ook dat de dansers met het hoofd lichtjes voorovergebogen naar de grond kijken. Dat resulteert in een indruk van triestheid, maar het geeft vooral de toeschouwer de kans het lichaam te observeren; je moet er maar eens op letten in welke mate de rug van mensen b.v. onbewust veel over hen vertelt, omdat het iets is wat ze niet onder kontrole houden in tegenstelling tot hun gezicht.

Bij een koreografie eis ik van de danser dat hij een personage bouwt met zijn dans. Ik geef aanduidingen en met de eigen intuïtie als materiaal moet hij dat gaan exploreren. Als dansers dan tegen elkaar opbotsen, is er iets dat de pure koreografie overstijgt. Duetten b.v. studeren ze zelf in, waarbij ze de gevoeligheden voor hun lichamen tegenover elkaar moeten gaan aftasten en bruikbaar maken in de opbouw van het danspersonage. Ik probeer dan achteraf een evenwicht te vinden tussen wat ik en wat zij tot uitdrukking willen brengen.

Het blijft daarbij een voortdurende opgave om verstarring en herhaling van die intuïtie tegen te gaan. Ik moet mijn dansers voortdurend desoriënteren om te vermijden dat ze exact herhalen wat ze de avond ervoor deden, omdat dat b.v. sukses had. Ik ben dan ook meestal zelf aanwezig bij mijn voorstellingen, en dat geeft mij ook de kans de "kinestesie" van de toeschouwers te observeren, door aandachtig naar de ruggen te kijken.

Ruimten

Je werkt altijd in zeer grote en/of biezondere ruimten, met grote groepen.

Grote ruimten interesseren me, ze zijn als een plaats die je bewoont, met reële begrenzingen van de fysieke ruimte, en kleuren die een overheersende rol spelen in het bepalen van een atmosfeer. Als akteurs binnenkomen in een ruimte, beïnvloedt dat hun dans, het is een eigen universum. Ik gebruik de decors altijd van in het begin van de repetities zodat de dans de sfeer ervan opslorpt.

De ruimten zijn ook zo groot omdat ik meer geïnteresseerd ben in groepsbewegingen en -motieven dan in een uitgebreid repertoire van bewegingen. Dat is trouwens al moeilijk genoeg; de muzikale begeleiding bestaat vaak alleen uit getrappel van voeten, maar er bestaan zowat twintig manieren om je voet op de grond te zetten, dus zelfs in heel beperkte bewegingen kan een wereld van verschil besloten zijn.

Die lichaamsmuzikaliteit vraagt bovendien, bij gebrek aan orkestleider, een sterke zorg voor tempo, om een juiste duur van de voorstelling te bereiken. Want vaak gaat bij een te langzame uitvoering heel wat spankracht verloren. De opbouw van die muziek gebeurt in lagen, met de opbouw van de koreografie; het blijkt mogelijk om heel natuurlijke, maar toch zeer complexe ritmen te bekomen daarmee. Dat werd b.v. duidelijk toen een muzikant, Michel Gonneville, een partituur maakte voor een gedeelte van een voorstelling: ze was veel moeilijker te memorizeren, klonk minder natuurlijk en minder complex dan de partituur die de dans zelf had voortgebracht.