Date 1988-03-05

Publication De Standaard

Performance(s)

Artist(s) Gerhard Bohner

Company / Organization

Keywords schlemmerabstraktetriadischekoreografiegewrichtbauhaustänzetänzevastgemaaktlichaambauhaus

Bohner geeft oude en nieuwe interpretaties: "Abstrakte Tänze" en "Bauhaustänze"

LEUVEN - Oskar Schlemmer maakte zijn entree in het Bauhaus met het "Triadische Ballet". Hij richtte zelf de scène van het Bauhaus in, en met een schare medewerkers organizeerde hij een workshop die "schilders en technici, akteurs, dansers en regisseurs traint in praktische en teoretische samenwerking voor het gezamenlijk doel van een nieuwe teatervorm". In de periode 1925-1929, tot Schlemmer naar Breslau vertrok, werden verbazingwekkende experimenten op touw gezet. Gerhard Bohner heeft enkele van die koreografieën, de "Materialtanze", gerekonstrueerd. Daarnaast heeft hij een eigen koreografie opgebouwd aan de hand van Schlemmers laatste figuur, de "Abstrakte", uit het Triadische Ballet. Met die koreografie borduurt hij voort op een teatererfenis die tot voor kort weinig belangstelling genoot.

Schlemmer was gepassioneerd door de gedachte een teater te kunnen maken van "bewegingsmatematika, de mechanika van gewrichten en numerieke ritmes en gymnastiek" uitgepuurd tot het uiterste. De akteur, essentieel iemand die uit een kring stapt om "iets te doen", is "er zo vatbaar voor om veranderd, getransformeerd of behekst te worden door elk voorwerp dat aan hem vastgemaakt wordt... dat zijn gewone gedrag, zijn fysieke en psychische struktuur afgeworpen worden of in een ander evenwicht geplaatst".

De "Bauhaustänze" die Bohner prezenteert, behoren tot een reeks experimenten die Schlemmer "vormdansen" noemde omdat de akteur voorwerpen manipuleert, in tegenstelling tot de "ruimtedansen" waarbij zijn bewegen door de ruimte van belang is of de "gebarendans" die meer gebruik maakt van kostuums, voorwerpen en mimiek, vaak met een komisch effekt.

Door de kleine afmetingen van de scène in 't Stuc kon de metaaldans niet uitgevoerd worden, en bleven alleen de staven- en de hoepeldans over. Beide werden uitgevoerd op muziek van Schlemmer. De rekonstruktie baseerde zich op diens notities voor de oorspronkelijke uitvoering door Manda von Kreibig. Vooral de stavendans is fascinerend.

In een volledig zwarte scène is de danser, volledig in het zwart gehuld, nauwelijks te onderscheiden, al kun je wel zien dat alle bewegingen nauwkeurig uitgevoerd worden. Maar aan het hele lichaam zijn stokken vastgemaakt die de verschillende delen van het lichaam van gewricht naar gewricht optisch verlengen zodat de motoriek van de danser een fantastische en vaak onverwachte uitvergroting krijgt. Het prachtige aan de dans is tegelijk het ontwapenend eenvoudige ervan; het is een oersimpel truukje, zonder enige franje geprezenteerd (de belichting b.v. bestaat uit niets dan drie neonbuizen) maar het werkt door het kinderlijke plezier van het spel zelf.

Bij de "Abstrakte Tänze" ging Bohner uit van Schlemmers vaak herhaalde opmerkingen over de verandering die de akteur ondergaat door het kostuum dat hij aantrekt of de ruimte waarin hij zich bevindt. De laatste figuur van het Triadische Ballet is een eigenaardige verschijning, met slechts een konisch naar beneden toelopend wit been, een lichaam dat uit niets dan een grote ronde plaat bestaat zonder armen. Die armen zijn vervangen door een bel en een gouden knuppel. Het hoofd is een in twee delen gespleten en kwasi-volledig abstrakte vorm. Het geheel levert een vorm-lichaam op dat in een merkwaardig onevenwicht verkeert.

Bohner heeft die onevenwichten overgedragen op zijn eigen lichaam door de kleuren van de geïsoleerde delen van de abstrakte figuur aan te brengen op zijn eigen lichaam. Dat levert een soms fascinerende koreografie op. In het eerste deel, gebouwd rond zijn gele rechterhand, laat hij het door een nauw bestudeerde opeenvolging van armbewegingen uitschijnen alsof de hand los staat van het lichaam, of het lichaam meetrekt in een bepaalde richting.

Die hand, die nu alle aandacht krijgt, voert, met alle vingerkootjes en polsgewrichten, werkelijk een eigen dans op die kulmineert in een zeer grappige konversatie van de vreemde hand met de eigen hand waar Bohncr zelf, als was hij ook een toeschouwer gespannen, naar zit te kijken. Dit soort subtiele humor komt vaak terug in de voorstelling, al bewaart Bohner voortdurend een uitgestreken gezicht.

Slechts één fragment uit deze koreografie leek mij minder geslaagd, waar het eigenaardige hoofd van de abstrakte figuur voor Bohners buik wordt gemonteerd en hij met dat hoofd op handen en voeten met de buik naar boven achterwaarts de scène oversteekt. Het spel met het abstraheren van het eigen lichaam door de kleuren en de koreografie wordt hier verlaten voor het spelen met een voorwerp.

Het is ook het enige ogenblik dat de transskriptie van de abstrakte vorm van Schlemmer naar een eigen lichaamsdeel niet gebeurt. Het geheel van de koreografie is echter merkwaardig door de trefzekere demonstratie van een fundamenteel mekanisme van evenwichtsverschuiving, zoals het door Schlemmer zelf geformuleerd werd, maar dan uitgewerkt met het eigen lichaam i.p.v. met kostuums.

Volgende voorstellingen: zaterdagavond in de Beurschouwburg, Brussel (02-513.82.90), dinsdag en woensdag in de Singel, Antwerpen (03-237.61.58). en donderdag in de Warande, Turnhout (014-41.94.94).