Date 1987-04-04

Publication De Standaard

Performance(s) Allegro, vivace mais pas trop

Artist(s) Borriello, Adriana

Company / Organization

Keywords allegrotroprokjesborriellohaastigkoncentratieontstuimigvolkskledijachtighoepelrokjecielia

Adriana Boriello speels en intiem: "Allegro, vivace mais pas trop"

LEUVEN -- Adriana Borriello, een schitterende danseres, kreeg in België vooral bekendheid als lid van Rosas en partner van Pierre Droulers in Midi, Minuit. Haar nieuwe koreografie, Allegro, vivace mais pas trop, waarmee ze voor het ogenblik door ons land trekt, wordt uitgevoerd door drie danseressen: Borriello zelf, Roser Montülo en Cielia Moretti.

Allegro,... is een biezonder intieme, speelse en soms ook prikkelende voorstelling. Zonder uitgesproken verhalend motief in de voorstelling, is deze toch gevat tussen een openings- en slotbeeld dat een stiekem dansplezier van drie meisjes op een verlaten plaats suggereert.

In het begin zie je ze op de achtergrond van een immense lege scène zonder coulissen naast elkaar staan, vreemd uitgedost in rokjes met vreemde franjes, een beetje volkskledijachtig, en een kort hoepelrokje erover. De een na de ander ploffen ze neer op hun achterwerk, en beginnen dan, in het schaarse licht van één schijnwerper, pasjes uit te proberen. Met de stuntelige hoepelrokjes worden zwierige en uitdagende poses geïmiteerd. Op het einde kijken ze met een samenzweerderige blik naar elkaar, grissen haastig de rokjes en bloesjes bij elkaar die ze in de loop van de voorstelling uitspeelden -- en verdwijnen weer haastig van de scène, even onteatraal als ze begonnen.

Koncentratie

Tussen dit begin en einde ligt een vreemd en grillig spel van drie vrouwen die elk een zeer eigen, herkenbare, zij het puur bewegingstechnisch vrij gelijklopende bewegingsstijl hebben. Gracieuze balletpassen en harmonische groepsbewegingen wisselen af met niet geëstetizeerde looppassen, tegen elkaar opbotsen, aan elkaar gaan hangen, uitdagen en in cirkeltjes om elkaar lopen. Solo's lopen over in duetten en trio's, waarin de persoonlijkheden van de drie danseressen in wisselende konfiguraties tegen elkaar uitgespeeld worden. Soms ontstaat daarbij de suggestie van een man-vrouw verhouding door de spelsituatie, de manier waarop twee van de drie met elkaar omgaan.

Een sonate voor cello van Zoltan Kodaly klinkt op tussen de stille fragmenten van dit spel, en is telkens als een soort zweepslag die een nieuwe dynamiek geeft aan de verhoudingen op de scène. De dissonante klanken geven de soms vrij hermetische voorstelling een biezondere sfeer, die tegelijk heftig en ontstuimig en gracieus-bevallig is. Het is een soort voorstelling die een sterke emotionaliteit overbrengt door de intensiteit van het dansen en spelen, maar precies daarom ook van de toeschouwer een grote koncentratie eist. Als je maar met een half oog kijkt, of zit te wachten op grootse gebaren, zie je niets, of kwasi niets, gebeuren.