Date 1986-10-14

Publication De Standaard

Performance(s)

Artist(s)

Company / Organization

Keywords uytterhoevenwerkplaatsprojektvormingkultureleklimaatrektorfundamenteeluniversitairstudenten

Universiteit als kultureel projekt: Beleidslijnen van 't Stuc

LEUVEN -- De vage onrust over het kulturele klimaat in deze tijd, over de noodzaak om weer meer aandacht te besteden aan kultuur als noodzakelijke menselijke vorming, dateert niet bepaald van vandaag, maar als een minister daar een "issue" van maakt, en als de rektor van de Leuvense universiteit daar in zijn openingsrede van het akademiejaar op alludeert, lijkt het vermoeden gegrond dat die onrust stilaan acuut wordt. In het licht daarvan is het interessant even terug te komen op de rede die Michel Uytterhoeven, beleidsverantwoordelijke van 't Stuc, uitsprak bij de voorstelling van de werking '86-'87, omdat hier een gooi gedaan werd naar een konsistente analyse van wat er nu precies schort aan de kulturele vorming -- zij het dan vooral van universitairen -- en een blauwdruk van mogelijke alternatieven werd aangeboden die bewust de "praktische bezwaren" opzij schoof voor een soort realistische utopie.

Waarom interesseren studenten zich niet meer voor avantgarde, voor filozofie, voor hedendaagse kulturele manifestaties tout court? En hoe is die omslag er zo snel gekomen, vraagt Uytterhoeven zich af. Maar ook, waarom is er nog zo weinig geld voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, hoe komt het dat de hele universiteit als maatschappelijk instituut voor onderzoek en kennisdrang op de helling wordt gezet? Voor studenten is er het probleem van de overbelaste lesprogramma's en de genadeloze konkurrentieslag op de arbeidsmarkt, die niet veel ruimte laat voor algemene vorming; voor de universiteit als geheel is er de krisis, waardoor al snel het hakmes wordt gezet in "overdadig" fundamenteel onderzoek. In dat klimaat is de verleiding dan ook groot om te vluchten in gemakkelijk entertainment, in plaats van de konfrontatie met "moeilijke" kunst aan te gaan.

In feite, zo konstateert Uytterhoeven, ia er bovendien een nijpend gebrek aan "gemeenschap", vluchten de mensen voor de absurditeiten en de complexiteit van het bestaan in privé-kultuur-konsumptie voor de buis, terwijl precies de gemeenschap die ontstaat uit een voorstelling, uit de konfrontatie tussen publiek en publiek, publiek en artiest, de kans biedt op een gemeenschap waarbinnen over die onbespreekbare onderwerpen kan gesproken worden.

Werkplaats

Vandaar dat het "universitair vormingsprojekt" 't Stuc zich, in weerwil van alle kritiek op zijn elitaire karakter, wil profileren als een werkplaats. Geen bureau dat wat voorstellingen organizeert, maar "een organizatie die zelf een moment wil zijn in het artistieke proces", door zowel samenhangend te programmeren, kreaties van jonge kunstenaars mogelijk te maken, opleidingen te geven in verschillende kunsttakken en het nadenken over de kunsten te stimuleren door voordrachten, gesprekken en publikaties. En dat voor volle zalen, zonder te kiezen voor de gemakkelijke weg.

Hierop voortbordurend stelt Uytterhoeven de vraag of het niet mogelijk zou zijn om, zoals in de Verenigde Staten, de kunstopleidingen binnen het universitair milieu te integreren, vanwege het klaarblijkelijke parallellisme tussen fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en artistieke vernieuwingspogingen.

Maar hier wringt ook het schoentje. Er zijn geen karrevrachten geld nodig, maar door het samenlopen van verschillende besparingsmaatregelen is 't Stuc zowel qua personeelsbezetting als qua werkingsbudget zwaar getroffen. Desondanks werd 't Stuc door minister Dewael erkend als receptief produktiecentrum, wat kan gelden als een eerste doorbraak, een erkenning vanwege het ministerie van de werking.

De droom van 't Stuc gaat veel verder. Het gebouw aan de Van Evenstraat wordt -- niet ten onrechte -- als afgeleefd en inadekwaat bestempeld voor de "werkplaats" die 't Stuc voor ogen heeft. Michel Uytterhoeven prezenteerde dan ook het plan om in de gebouwen aan de Naamsestraat waar 't Stuc nu reeds gebruik van maakt, een volwaardige werkplaats op poten te zetten. Daar kunnen simultaan allerlei aktiviteiten plaatsgrijpen, die een bron kunnen zijn van vele en gediversifieerde kontakten tussen artiesten en publiek, zowel studenten als anderen. "Plan" is dus niet eenvoudig te begrijpen als een soort verbouwingsoperatie, hoewel dat er uiteraard bij komt kijken, maar als het hoger genoemde "kreatief moment", of zoals Uytterhoeven het uitdrukt; "kultureel projekt" (en niet een nieuwe zaal)".

Ambitieus, noemt Michel Uytterhoeven dit projekt. Riskant ook, en een tikkeltje utopisch, zou men kunnen denken. Maar daarbij moet toch overwogen worden dat enkele jaren geleden niemand vermoedde dat deze kleine organizatie een gerenommeerd internationaal dansfestival als 't Klapstuk op poten zou kunnen zetten. Toch is dat 't Stuc gelukt. Een projekt als dit heeft dan ook de reële mogelijkheid in zich om het kultureel klimaat aan de universiteit op te tillen, de universiteit toch deels de universaliteit terug te geven waar de rektor het over had.