BRUSSEL -- Al 22 jaar om precies te zijn -- en precisie en kontrole, daar komt het hier op aan -- dwingt circusdirekteur Caribaldi zijn artiesten elke dag om het "Forellenkwintet" van Schubert in te studeren. Dat kwintet staat voor het hogere dat nooit bereikt zal worden, maar de inzet (of dekmantel) is voor een genadeloze disciplinering en vernedering van de artiesten. Zo ver gaat dat, dat het bijna discipline om de discipline geworden is; er zijn geen echte mensen meer, maar perfekt voorspelbare automaatjes. Wat daarachter schuil gaat, daar heb je bijna het raden naar. Dat is het basisgegeven van "De macht der gewoonte" van Thomas Bernhard.
Bernhard noemt dit stuk een komedie. Men hoeft zich hier uiteraard geen billenkletsen bij voor te stellen. Het "komische schuilt veel meer in de onverbiddelijke taal- en handelingslogika van het stuk die van het streven naar het hogere niets anders dan een menselijke amputatie maken."
Het lijkt bijna niet toevallig dat de direkteur een houten been heeft, en zijn neef, de dompteur (in de kompositie van het stuk het contrapunt en tegelijk het evenbeeld van de direkteur) met een arm in het verband loopt -- een "werkongeval".
Die zwarte humor wordt gedragen door een kurkdroge zinsbouw die zijn kracht haalt uit eindeloze herhalingen, als een refrein dat onderbroken wordt door aforismen die de kracht hebben van een reklameslogan. "Wij willen het leven niet, maar het moet geleefd worden. Wij haten het forellenkwintet, maar het moet gespeeld worden."
Dit stuk was in Brussel te zien in een ensenering van "Noordelijk teater De Voorziening" uit Groningen, en dit stuk van een hier vrij onbekende groep was over de hele lijn een aangename verrassing. In de marge van de voorstelling zou je misschien wel de bemerking kunnen plaatsen dat de groep de ultieme grimmigheid van het stuk wat heeft ontweken. Er zijn -- om het cru te zeggen -- nog mensen te zien op scène.
De regie van Lidwien Roothaan slaagt erin om de onwaarschijnlijke (hoewel...) bordkartonnen figuren in het stuk -- zoals de kleindochter die zo kapotgedresseerd is dat ze als een marionet over de scène loopt -- toch een zweem van menselijkheid mee te geven. Achter de groteske vertekeningen is nog een band voelbaar met de gewone wereld zoals we die menen te kennen. De tekst wordt b.v. nog met een zekere afwisseling en intonatie gezegd, terwijl het in dit stuk denkbaar is dat hij met de wiskundige regelmaat van een metronoom afgedreund wordt.
Dat zie je ook in het decor: een tot woonwagen omgebouwde bus. Het perspektief van de ruimte is volledig vertekend alsof je door een fish-eye-lens zit te kijken.
De regie-keuze die hier gemaakt is, wordt met veel brio verdedigd. Naast het decor zijn ook de akteerprestaties van een hoog niveau. Het is zelfs af en toe merkwaardig om te zien in welke mate de akteurs zich de volledige motoriek van circusartiesten die niet meer uit hun rol kunnen stappen, hebben eigen gemaakt. Caribaldi, de stijve plechtstatige direkteur (Joop Wittermans), de fatterige jongleur (Martin De Smet), de popperige kleindochter (Jacqueline Kaptein), de onbehouwen dierlijke dompteur (Michel van Dousselaere) en de onhandige, aapachtige hansworst (René van 't Hof).