Eenzaam dansen wordt spreken: Booth en Dewit op Klapstuk
LEUVEN -- Terwijl het publiek de zaal binnengaat, ligt een man lusteloos op een ziekenhuisbed zonder matras te lezen in een krant. Op de achtergrond een andere man -- Harry Dewit -- die saxofoon speelt terwijl een bandrecorder traag-ritmisch muziek met klokachtige geluiden weergeeft. Terwijl de man op het bed, Laurie Booth begint te dansen, worden op de hoge witte muur van de kale ruimte de eerste zinnen geprojecteerd van het verhaal dat de voorstelling draagt.
Met het vorderen van de voorstelling wordt ook steeds meer tekst van dit kaderverhaal vrijgegeven: een man zit geïsoleerd in een kleine ruimte. Om niet gek te worden, gaat hij spitten in zijn herinneringen, maar die herinneringen liggen zover in het verleden dat ze als vreemde objecten geworden zijn, die enkel een doelloze opsomming opleveren. Uiteindelijk gaat hij die herinneringen opvoeren voor een denkbeeldige toeschouwer in zijn kamertje Als hij er niet meer in slaagt zich nog een enkele toeschouwer voor de geest te roepen, droomt hij ervan op te treden, tijdens dat optreden roept hij dan een voor een de toeschouwer bij zich en danst voor ze in een afgesloten kamertje, precies hetzelfde als waar hij zich in bevindt.
Op dat summiere gegeven is een fascinerende dans/muziek/voorstelling gebouwd, die alleen al omdat ze toont hoe niet verbale expressiemiddelen op een geweldig precieze manier kunnen communiceren, de moeite waard is. In zijn dans gebruikt Laurie Booth bewegingen die niet te herleiden zijn tot een of ander gestandaardiseerd bewegingsrepertoire, de meest voor de hand liggende gelijkenis is de dans van Steve Paxton, waar Booth overigens veel mee samengewerkt heeft.
Intensiteit
Er wordt gebruik gemaakt van alledaagse bewegingen maar -- hoewel hier met woorden nauwelijks iets zinnigs over te vertellen valt -- de emotionele en fysieke intensiteit waarmee die heel bekende bewegingen verwerkt en in een nieuw verband geplaatst zijn doet deze dans "spreken". In essentie is het begeleidend verhaal niet nodig om de logica van deze voorstelling te vatten, maar het is een steun bij het leren ontwarren van de eigen rationaliteit ervan. De intensiteit waarmee gedanst en gemusiceerd wordt deelt mee dat er iets gezegd wordt, maar waar de woorden en klanken waarmee iets gezegd wordt vandaan komen is niet meer te achterhalen, zodat de toeschouwer verplicht wordt zijn eigen waarnemingen en ervaringen aan te spreken om een coherent geheel op te bouwen uit wat er te horen en te zien valt. Het lucide van deze voorstelling is dat er net zogveel geboden wordt dat de mededeling, ondanks haar intrinsieke "openheid" een verbijsterend sterke emotionele duidelijkheid gekregen heeft.
Zoals het kaderverhaal laat vermoeden, is dit een voorstelling die de wereld van Beckett oproept, maar dan zonder woorden; Een van de sterkste scènes van het stuk is het ogenblik waarop Booth in een lichtcirkel aan het dansen is rond een stoel waar niemand in zit. De tragiek van het eenzaam, sprakeloos ronddwalen in dode herinneringen, je kan er letterlijk niet "naast kijken". Hoewel dat tijdens de voorstelling nooit werkelijk opvalt, is het toveren met klanken van Harry Dewit voortdurend meebepalend voor de magie van de voorstelling. Als parallel verhaal vergroot de muziek de complexiteit van de voorstelling niet, maar maakt ze precies transparanter.
Pieter TJONCK