Een Molière die geen Molière is
In juni was op het Holland Festival de Molière te zien die Luk Perceval een jaar eerder voor de Berlijnse Schaubühne am Lehniner Platz maakte. Acteur Thomas Thieme speelt daarbij zowel de toneelschrijver zelf als zijn meest bekende personages. Een direct vervolg op het legendarische Ten oorlog uit 1998, vindt Tobias Kokkelmans.
De Misantroop, Don Juan, Tartuffe en De Vrek: maar liefst vier toneelstukken vormen de basis voor Molière, Luk Percevals marathonproductie bij de Berliner Schaubühne. Samen met co-auteurs Feridun Zaimoglu en Günter Senkel heeft hij de teksten van de Franse toneelschrijver Molière (1622-1673) zo herschreven en hertaald dat hun vier hoofdpersonages zijn samengesmolten tot één figuur. Het publiek volgt de sombere Werdegang van een declamerende antiheld op zoek naar liefde. Alleen, heeft de voorstelling wel nog iets te maken met Molière of met zijn werk? En zo niet, waarmee dan wel?
Perceval lijkt een blauwdruk te willen maken van Molière, als iemand die aan zijn eigen non-conformisme ten onder is gegaan. Centraal in de voorstelling staat de vertolking van acteur Thomas Thieme, die alle registers opentrekt om een stuurloze, getergde, niet nader genoemde ‘hij'-figuur te portretteren. Noodlijdend zoekt deze ‘hij' naar vervulling en geborgenheid door voortdurend de ene na de andere levensbeschouwing na te jagen. Van de ascetische mensenhater schakelt hij over naar de genotzuchtige Don Juan, om vervolgens via het religieus fanatisme van Tartuffe aan te belanden in de lethargie en het misprijzen van de Vrek. ‘Liebe sind die verdammten Bilder, die meinen Schädel sprengen' (Liefde zijn de waanbeelden die mijn kop doen barsten), declameert Thieme. Hij klampt zich vast aan de eerstvolgende desillusie, die alle eerdere teleurstellingen moet doen vergeten.
Molière is, in de bewoordingen van Feridun Zaimoglu, een soort kroniek van een aangekondigde dood. Aan het einde stort de ‘hij'-figuur, uitgeput door zijn eigen geraas, neer op het podium. Daarmee verwijst de voorstelling naar de populaire mythe over Molières eigen einde. Stierf ook hij niet ‘in het harnas' tijdens een uitvoering van De ingebeelde zieke? In werkelijkheid was zijn dood net iets minder romantisch. Al spelend kreeg Molière een aanval van zijn chronische longziekte. Hij werd van het podium gesleept en stierf thuis in zijn eigen bed. Dit nuanceverschil lijkt onbeduidend, maar is symptomatisch voor de manier waarop Molières biografie in de loop der
eeuwen tot mythische proporties is opgeblazen. Ook op het vermeende non-conformisme van Molière valt zeker een en ander af te dingen. Dat hij een revolutionaire dwarsdenker zou zijn geweest, was vooral de wensgedachte van de Franse Revolutie zelf, die hem ruim een eeuw na zijn dood als dichter des vaderlands wou propageren. In de eerste helft van de twintigste eeuw deed de Rus Michail Boelgakov in principe hetzelfde, toen hij op zijn spraakmakende biografie Het leven van de Heer Molière deels ook zijn eigen botsingen met de Sovjetcensuur projecteerde. In werkelijkheid is het werk van Molière gelaagder en uitgekookter dan gewoonweg ‘anti-consensus' of ‘anti-establishment'. Ondanks de bij zijn leven herhaaldelijk opgelegde speelverboden, is Molière er immers altijd in geslaagd om binnen de stippellijnen van de koninklijke gunst te blijven.
Hoofd- en bijrollen
Ook Luk Perceval blijkt niet ongevoelig voor het geromantiseerde beeld van Molière als dwarse individualist. ‘Molière heeft zichzelf in al zijn hoofdpersonages opgedeeld, en zichzelf tot onderwerp van spot gemaakt', vertelt hij in een interview met de Volkskrant. In een online dagboek gaat hij nog een stap verder en schrijft hij dat Molière zijn titelrollen hoogstwaarschijnlijk zelf heeft vertolkt. Dat is niet helemaal waar. Zo speelde Molière nooit de vrouwenversierder Don Juan maar juist zijn trouwe, laffe knecht Sganarelle. Ook kroop hij nooit in de huid van de nepgoeroe Tartuffe, maar wel in die van zijn domme slachtoffer Orgon. Het geeft te denken. Als Molière zich al identificeerde met zijn protagonisten, dan met hun antagonisten net zozeer.
Molières personages zijn geen onafhankelijke individuen. Ze zijn schematischer, abstracter, zoals tandwielen die pas functioneren binnen een groter raderwerk. Zo belichaamt Harpagon, het hoofdpersonage in De Vrek, niet op zichzelf het thematische brandpunt maar pas in combinatie met zijn omgeving: zijn knechten en zijn kroost. Deze bijfiguren zijn van wezenlijk belang. De kracht van Molières toneelwerk ligt dan ook niet in een commentaar op de mens in zijn relatie tot de wereld, maar eerder op de relatie tussen mensen onderling.
Dit principe wordt duidelijk bij een herlezing van de originele Don Juan. Natuurlijk zou je de hedonistische levensstijl van deze vrijbuiter kunnen koppelen aan de buitenechtelijke escapades van Molière zelf – een interpretatie waar menig regisseur zich aan waagde – maar dat zou afbreuk doen aan de complexiteit van het personage. Don Juan is eerder een filosofisch mechanisme, een uitvergroting van de heersende omgangsvormen en taboes in de samenleving. Als een door het systeem zelf gegenereerd en gemuteerd virus legt hij het sociale netwerk volledig plat.
Molière, met op de voorgrond Patricia Ziolkowska, Thomas Bading © Matthias Horn
sganarelle Wat! U gelooft dus nergens in en u wilt u niettemin opwerpen als een eerzaam mens?
don juan En waarom niet? Er zijn er zoveel die net als ik dat spel spelen en zich van datzelfde masker bedienen om de wereld te misleiden!
sganarelle (terzijde) Oh! Wat een kerel, wat een kerel!
don juan Daar is tegenwoordig niets schandelijks meer aan: huichelarij is een ondeugd die in zwang is, en alle ondeugden die in zwang zijn, gaan door voor deugden. De rol van eerzaam mens is de beste van alle rollen die je heden ten dage spelen kunt, en het vak van huichelaar biedt schitterende perspectieven. Het is een kunst waarvan het bedrog altijd met rust gelaten wordt; al kijkt men er ook doorheen, niemand die iets durft te zeggen. Veinzerij smeedt al diegenen die in het complot zitten tot een hechte gemeenschap aaneen. Wie er één bruuskeert, haalt zich de woede van alle anderen op de hals.
Tegen het einde van het stuk speelt Don Juan open kaart. Leek zijn vrijheidsdrang eerder nog een muiterij tegen de bekrompenheid van zijn omgeving, geeft hij dan toe niets anders gedaan te hebben dan die omgeving schaamteloos te imiteren en te parodiëren. Don Juan is de ultieme consequentie van de huichelachtige mores in Molières tijd, een duivel die door zijn slachtoffers is gebaard. Hij bestaat alleen bij gratie van de hem omringende personages.
Don Juans knecht Sganarelle (vertolkt door Molière) is zo een personage. Hij fungeert als het geweten van zijn meester: trapt Don Juan een heilig huisje omver, dan slaakt zijn hulpje een diepe zucht. Sganarelle wil oprecht geloven in het goede, in compassie, in respect. Als uiteindelijk de aarde opensplijt en Don Juan door het hellevuur wordt opgeslokt, kan de wereld weer opgelucht ademhalen. Behalve Sganarelle.
sganarelle Ah! M'n loon! M'n loon! Hij is dood, en iedereen is voldaan: de Hemel die hij getart heeft, de wetten die hij geschonden heeft, de meisjes die hij heeft verleid, de onteerde families, de gekrenkte ouders, de bedrogen vrouwen, de echtgenoten die hij tot wanhoop heeft gebracht, de hele wereld tevreden! Alleen ik ben degene die met lege handen staat. M'n loon, m'n loon, m'n loon!
Eindelijk heeft ook Sganarelle zijn masker afgelegd. Hij betreurt de dood van zijn meester, want hoe komt hij nu aan geld? Als het erop aankomt, is ook Sganarelle egoïstisch en hypocriet. Hij en zijn meester vormen elk een zijde van dezelfde medaille. Molière kiest in die zin geen partij, ook al verdwijnt Don Juan in de hel. Zonder een oplossing aan te dragen laat Molière slechts een sociaal mechanisme zien waar niemand van gevrijwaard is, niet zijn personages, niet hijzelf en ook niet de toeschouwer. Hij geeft de figuur Sganarelle zo vorm dat de toeschouwer zich met hem kan identificeren. Beiden zijn getuige van Don Juans ondeugden. Sganarelle is in die zin ook de woordvoerder van het publiek. Als Molière Sganarelle ontmaskert, krijgt ook het publiek een venijnige steek toebedeeld.
In Luk Percevals Molière is Sganarelle als sprekend personage geschrapt. Het script laat de naam wel terugkomen, maar als een
Karin Neuhäuser, Patricia Ziolkwska © Matthias Horn
figurerend speelgoedhondje op wieltjes. Aangelijnd – dat wel, de machtsverhouding blijft dezelfde – maar monddood. Die invalshoek laat weinig ruimte voor het bevragen van de sociale rol en de verantwoordelijkheid van de toeschouwer. Bij Perceval is die niet zozeer getuige van zijn eigen hypocriete omgangsvormen, maar eerder van de zoektocht van de protagonist. Het toneelbeeld van de voorstelling bekrachtigt die afspraak met de zaal. Afgezien van de onophoudelijk dwarrelende kunstsneeuw op de bühne, kijkt het publiek voortdurend in de richting van de imposante speakers. Acteur Thomas Thieme is onafscheidelijk van zijn microfoon. Zijn woordenstroom wordt versterkt de zaal in geslingerd. De toeschouwer is niet meer via een Sganarellefiguur medeplichtig aan het verhaal, maar krijgt de rol van passieve luisteraar toebedeeld.
Molière versus Shakespeare
Om Percevals Molière op waarde te kunnen schatten, moet de schrijver Molière worden vergeten. De voorstelling verwijst wel naar thema's en personages uit zijn oeuvre, maar een zekere essentie ontbreekt. Perceval sluit zich niet aan bij een bestaande opvoeringstraditie van Molière, noch zet hij zich er tegen af. Hij doet iets anders. Dat kan hij ook, omdat de Molièretraditie in Noord-Europa quasi verwaarloosbaar is. Als er al een geest van een dode toneelschrijver rondwaart in Molière, dan is het die van Shakespeare.
Duitsland, Nederland en Vlaanderen hebben meer affiniteit met Shakespeare dan met Molière. In het Theater Instituut Nederland zijn tegenover elke Molièrebron ruim drie Shakespearebronnen te vinden. In het Vlaams Theaterinstituut is die verhouding zelfs één op vijf. De wereld van de Fransman Molière en die van de Brit Shakespeare zijn dan ook uitersten. Ook al speelden de hoogtijdagen van Shakespeare (1564-1616) zich slechts een halve eeuw vóór die van Molière af, cultureel was de afstand tussen Calais en Dover destijds enorm. Was Molière schatplichtig aan de Franse farcetraditie, de Italiaanse commedia dell'arte en het classicisme, dan stonden Shakespeare en het Elizabethaanse theater vrijwel los van deze ontwikkelingen op het Europese vasteland. Op eigen voorwaarden heeft Shakespeare de autonomie en de psychologie van het dramatisch karakter in een stroomversnelling gebracht. Hamlet, Koning Lear, Othello, Macbeth: deze personages zijn het absolute middelpunt van het drama. Met hun wispelturigheden en gewetensconflicten lijken ze van vlees en bloed. Hun conflicten zijn inwendig, naar binnen gericht. In vergelijking daarmee zijn de figuren van Molière conceptueel en larger than life.
De ‘hij'-figuur in Molière heeft veel weg van Shakespeares Richard de Derde. Thomas Thieme leidt het publiek door de krochten van de individuele ziel: elke keuze die ‘hij' maakt, is tekenend voor zijn karakter. Aan het slot van de voorstelling portretteert Thieme de vrek: een brallende oude man met een incontinentieluier, een vat vol opgekropte darmgassen, een orakelende composthoop waar niemand nog naar luistert. Zijn ondergang heeft hij over zichzelf uitgeroepen. Bij Molière is de vrek een eeuwig en onveranderlijk personage: waarom hij een gierigaard is geworden, is niet van belang. In de bewerking van Luk Perceval daarentegen is de vrek het resultaat van een reeks decepties, innerlijke twijfels en noodlottige keuzes. Gedurende de voorstelling geeft Thieme steeds nieuwe definities van de liefde. ‘Ohne Liebe hat der Mann seine Lebenszeit verdöst.' (Zonder liefde heeft de man zijn leven verslapen.) In een lange eindmonoloog herhaalt Thieme keer op keer het halve zinnetje ‘Liebe ist...', tot uiteindelijk de totale uitputting volgt. Ondanks zijn tirannieke geweld en ondanks het feit dat hij weinig meer is dan een hoopje ellende, ijvert hij nog steeds voor persoonlijke verlossing. Net zoals Richard de Derde, die zelfs wanneer hij volledig in de hoek gedreven is blijft zoeken naar een uitweg.
Voor wie het werk van Luk Perceval volgt, is het zonde dat Molière vooralsnog alleen te zien was in Salzburg, Berlijn en Amsterdam.
De voorstelling is onmiskenbaar verankerd in Percevals regie-oeuvre. Zo wordt voortdurend Ten Oorlog in herinnering geroepen, de inmiddels legendarische, negen uur durende Shakespearemarathon van Perceval en Tom Lanoye. Sterker nog: Molière kan gezien worden als een direct vervolg erop. In de tekst is er zelfs een onverbloemde verwijzing. Van de vele liefdesdefinities die de revue passeren, is de opmerkelijkste misschien wel: ‘Liebe ist nachm Rosenkrieg, das Scheißenein der Verdammten' (Liefde is na de Rozenoorlog het verdomde ‘neen' van de vervloekten). Het is de Engelse Rozenoorlog (1455-1485) die de rode draad vormt in Ten Oorlog. In Molière is de ‘hij'-figuur de vervloekte die neen zegt tegen het comme il faut van de maatschappij. Dit ‘neen' blijkt een roep in de woestijn, het braakland van een door oorlog vernietigde wereld, waarin de mens ontworteld en stuurloos rondloopt. Vervloekt is ook Richard de Derde, die aan het eind van Ten Oorlog als ‘Risjaar Modderfokker den Derde' net zomin vaste grond onder de voeten heeft en zich even hard blijft verzetten tegen het noodlot. ‘A horse!', roept Risjaar. ‘Mijn fokking kroon voor maar één paard.' ‘De liefde', roept de ‘hij' uit Molière. ‘Mijn ziel en zaligheid voor de liefde.'
bronnen
– Herzel Roger W., The Original Casting of Molière's Plays, UMI Research Press, 1981
– Janssen Hein, ‘Molière is voor mij een dodendans', de Volkskrant, 4 juni 2008
– Lanoye Tom & Perceval Luk, Ten Oorlog, Prometheus, Amsterdam, 1999
– Molière, Don Juan of de Stenen Gast (vert. Hans W. Bakx), International Theatre Bookshop / Haagse Comedie, 1986
– Perceval Luk, Molière, oder die Wut der Sehnsuchtige, www.lukperceval.info
– www.vti.be – Zaimoglu Feridun, Senkel Günter & Perceval Luk, Molière, onuitgegeven script van de Schaubühne am Lehniner Platz, versie 7 december 2007