pre|cursor, over invocationele media
Weersta jij aan de lokroep van de
De cursor. De sirene.
Ik kijk naar het lege document op mijn scherm. De cursor flikkert. De cursor roept mij aan, invoceert, als een knipperende betekenaar. De computer roept mij aan te typen. Ik werd trouwens reeds een hele tijd gepraaid en welkom geheten door mijn computer voordat ik bij dit nieuwe werkblad kwam en ik voerde zelf een aantal gestes uit die telkens de gewenste resultaten bereikten. Ik word geïnvoceerd. En ik invoceer. Ik typ deze tekst. De cursor beweegt mee en tekent mijn aanwezigheid.
de computer. Ik stop. De cursor knippert. De cursor wacht, dienstbaar. Ik schrijf verder. De cursor loopt. Hij is mij steeds voor. Mijn verlangens en mijn intenties kan ik binnen de speelruimte van het toetsenbord kanaliseren, de cursor achtervolgend. De cursor als waarzegger, vooruit lopend op wat zal komen: precursorend.1
Als gebruiker van de computer krijg ik aanroepende of invocerende krachten. De gestes die ik maak roepen woorden op, zichtbaar gemaakt op het scherm. En ik heb ook andere invocationele krachten: met twee vingerbewegingen komt de tekst bijvoorbeeld uit de printer gerold. Op magische en technologische wijze is de computer een medium waarmee we demons kunnen oproepen. Elk van de demons geeft de gebruiker andere soorten krachten.
Het enige wat invocationele media van ons vragen is dat we gebruikers worden. Dat we de positie van een invocerend subject innemen. Wanneer ik een invocator gebruik, herhaal ik steeds gelijkaardige, maar nooit identieke processen, evenementen, gestes: ik druk op toetsen, maar niet steeds in dezelfde volgorde, ik beweeg mijn muis altijd een beetje volgens een ander patroon... Je zou dat refreinen kunnen noemen. Doorheen de tijd ontstaan er vele refreinen, die er voor zorgen dat ik mij thuis ga voelen bij de invocator. Na een tijd vervolledig ik de rituelen zonder mij nog af te vragen hoe ik het doe. Door de refreinen begin ik dus te bestaan als
De vraag is niet of de computer mij als gebruiker verandert, of omgekeerd. De vraag is niet of ik controle heb over de machine, of de machine over mij. De machine is geen gesloten proces, maar is instabiel. De machine geeft de contouren aan van eindeloze mogelijkheden en transformaties.
De vraag is: wat verschijnt er in het rijk van het tussen? Tussen de hardware en de wetware? Tussen invocator en het lichaam? En tussen de invocationele acts van dat lichaam en de machine? De mens is het interval tussen de computer output en de input. Invocatie duidt op de krachten die heen en weer gaan tussen deze beide polen, tot op het punt dat ze niet meer van elkaar te onderscheiden zijn.
‘Vrienden, 't is niet als het hoort, dat bij een of twee maar bekend is welke voorspellingen
De sirenes van een ambulance. Het alarm van een auto. De sirenes in oorlogsgebied. Sirenes worden geassocieerd met angsten en terreur. Ze roepen ons op waakzaam te zijn, kritisch. Ze zetten ons aan de oren af te plakken. Loeiende sirenes verklanken angst, terreur, vernieling... Ook in het
Eerst dan maande ze mij de stem der geruchte sirenen met haar betoverende klank en haar bloemenweide te mijden. Ik was de enige die het mocht horen, maar u moet mij boeien in een goed strak zittend touw, zodat ik geen vin kan verroeren,rechtop tegen de mast, met het touw daaraan stevig bevestigd.Als ik u smeek of het bevel geef het touw los te maken, zorg er dan voor, me met nog meer touwen aan banden te leggen.'3
verliezen. Geen enkele passant lijkt enige kritische waakzaamheid aan de dag te leggen. De sirenen zijn zo bekeken een soort waarzegsters of fungeren als horoscopen. Je moet reeds (onbewust) openstaan voor een boodschap om je er dan mee te identificeren. De sirenen lijken precursoren van het verlangen te zijn: ze voorzien je in een verlangen waarvan je nog niet wist dat je had.
Waar zijn de stemmen van de sirenen dan? Hun stemmen zijn ongrijpbaar en alom aanwezig. Ze zingen rond. De stem losgemaakt van hun gedecolleteerde kelen. Ze zijn tegelijkertijd binnen en buiten de passanten. De sirenen vertellen dus iets over de immersieve en penetrerende kracht van geluid. Odysseus maande zijn reisgenoten aan om hem in touwen te boeien, zodat hij geen vin kon verroeren, in de hoop te kunnen ontsnappen aan de onontkoombare toenaderingsdrang die ontstaat bij het horen van de sirenen. Via het controleren van de onderdompelende sirenentechniek kan hij het zelfverlies aan banden leggen en hen toch beluisteren. Het sirenenverhaal van
muunsysteem dat de omgevingsgeluiden uitsluit. Deze benadering van buitenaf doet het risico op aurale inlijving, inboezeming en penetratie teniet. De sirenen verdwijnen in achtergrondruis en hun invocationele krachten krijgen de kans niet om in werking te treden.
De benadering die de complexiteit van de invocationele krachten laat verschijnen is die van Odysseus: hij neemt het risico maar probeert dat in bepaalde mate onder controle te houden. Hij speelt het magnetische spel zodat een onbestemde ruimte zich kan openen. De touwen zijn een manier om het magnetisme in zekere mate aan banden te leggen. Het sirenenverhaal toont ons het verlangen naar de onmiddellijkheid en de volledige overgave. Een fantasie die erg vaak speelt in virtuele werelden.
Immersiviteit en penetratie: de fonotoop van moeder en kind.
Immersiviteit en penetratie zijn steeds eigenschappen geweest van de aurale wereld en vormen tevens een primordiale ondertoon voor de ik-vorming van het subject. Deze eigenschappen heeft geluid ook gemeen met invocationele media, zoals
De overgave is uiteraard niet 'volledig'. Ons ‘ik' lost niet volledig op en onze lichaamsgrenzen vervagen niet zoals in het geval van een psychoticus, of de passanten die bezweken aan de toenaderingsdrang tot de sirenen. Er is nog steeds een symbolische rand aanwezig. De technische controle –de spelregels waarbinnen het (virtuele) spel zich afspeelt of de touwen van
De stem: storingen op de zelfmelodie.
Deze ongrijpbare materialiteit van de stem maakt de kern uit van de invocationele krachten van de sirenen. Als hun stem vast te grijpen was, zou het spel niet gespeeld worden. Het is niet duidelijk wat ze zingen, maar ze zingen ‘iets' dat het verlangen van de passanten doet aanzwellen en waar ze zich maar al te graag in verliezen. Ze zingen dus op een bepaalde manier vanuit het oord van hun toehoorders, als een soort waarzegsters.
Orpheus daarentegen is wat hij zingt. Het is een zelfspiegeling, zijn zelfmelodie, waar geen vreemde elementen in binnendringen. Het is de ervaring te kunnen spreken en te kunnen geloven dat je samenvalt met wat je zegt. Het zijn woorden, een lied. Maar de stem verstoort de zelftransparantie en het narcisme. De stem behoort noch het sprekend subject toe, noch de toehoorder. Dit aspect van de stem kan tevens nobjectief genoemd worden.
Wanneer ik spreek, verlies ik mijn woorden aan de buitenwereld. Maar ‘mijn woorden' zijn niet van mij: ze worden mij als het ware ook toegefluisterd vanuit de buitenwereld. Ze roepen mij aan. In die zin zijn woorden steeds gestolen. Maar vanaf het moment dat je ze uitspreekt worden ze ook weer gestolen van jou. Je verliest de woorden aan de buitenwereld. En nog méér: als ik spreek, dan hoor ik mezelf ook gesproken worden. De stem gaat verloren in de woorden, maar mijn beenderen trillen mee. Het stemobject (de mond, de stembanden, de tong) valt nooit samen met de stem. De pure materialiteit van de stem kan niet gegrepen worden.
In de stemklank zelf zijn er ook bijgeluiden, een ruis die daaronder verdwijnt: het speeksel, de geluiden van de tong en de mond... In
Zo probeert hij de stem als restklank te evoceren. Door zo'n extreme nabijheid te creëren snijdt hij in de paradox van de stem. Het zijn inkervingen in de vleselijkheid, de materialiteit van de stem. Het zijn geluiden, klanken zonder taligheid, zonder te spreken. Geluiden die de vleselijkheid openplooien.
De vleselijkheid waarop
Transparantie en glitch.
'The whole notion of glitch is tied up to an 'auditive' thoughtform, which approaches the world as a multiplicity of processes rather than a pre-set field of objects.'8
In I am sitting in a room (1969), een project van geluidskunstenaar
toont hij hoe de mens verknoopt is met zijn omgeving.
'Het oor is het orgaan dat intimiteit en openbaarheid met elkaar verbindt.'9 Het gestotter als intieme kern blijft doorschemeren als een ongrijpbaar iets. Tevens is het vermengd met de ruimte en de gebruikte technologie. Het proces zorgde voor een interpenetratie tussen de verschillende polen. De omgeving (de virtuele omgeving, de dagelijkse omgeving...) bestaat niet als een onafhankelijk buiten. Het is geen op zichzelf staande ruis waar het zelfbewuste subject constant uitkiest wat wel of niet betekenisvol is. Voor bepaalde boodschappen van buitenaf zijn we ontvankelijk om dat er iets in ons is dat ermee verknoopt. Andere worden weg gefilterd.
In glitch-muziek wordt de achtergrond, de horizon van de postdigitale media kenbaar gemaakt. Daar waar het bij
Kim
De glitch creëert een breuk in de overgang van de realiteit naar het oor van de luisteraar. En door dat te doen krijgt het betekenis. Het betékent zo het proces van de technologie of de technologie zélf als instrument. Wanneer ik mij overgeef in een performatieve en invocationele omgeving en dan bijvoorbeeld plots over een draad struikel, dan word ik herinnerd aan de geconstrueerde technologische situatie. De glitch kan als een component van het creatieve proces gebruikt worden, waar hardware-, softwareen wetware-conflicten een noodzakelijke rol spelen in de ontwikkeling van het kunstwerk. Maar de glitch op zichzelf kan ook gerepresenteerd worden. In bepaalde glitch muziek, die gebaseerd is op clicks, cuts, en de ruis van de technologie zelf wordt de glitch zelf betekenis-vol en niet kwetsbaar of ongrijpbaar meer. En dan wordt het een recursief gegeven: het verhaal begint opnieuw. Het ongrijpbare wordt bevroren in betekenis. We komen dan opnieuw in de buurt van de auto-immune zelfmelodie van Orpheus. Het risico is dat de glitch op zich dan de esthetiek wordt, ten nadele van de andere mogelijke inhouden. Glitches als een ontwrichtend en oncontroleerbaar ding zijn de motor van een invocationeel proces. Zowel de technologie als de gebruiker worden getransformeerd. Vanuit wat er verschijnt tussen de verschillende media en de mensen, vanuit hun invocaties, de mogelijkheden om nobjectief te zijn, vanuit de (im)materiële en territoriale grenzen, kan het discours insnijden op de aanen afwezige gedaantes. Waar zijn we als we ge-immerseerd worden door geluid en virtuele media? Waar zijn we wanneer we over kabels struikelen, het systeem faalt, ... ? Hoe permeabel en mobiel zijn onze lichaamsgrenzen? De vragen naar deze transformaties en processen wijzen op de performatieve aard van geluid en invocationele media en niet zozeer de representatieve aard, die maar al te vaak geformuleerd wordt vanuit een strikte scheiding tussen wat binnen en buiten ligt.
'In het muurloze huis van de tonen zijn de mensen veranderd in dieren die samen-horen. Ze zijn, behalve wat ze verder nog mogen zijn, sonosferische communards.'11
1
2 Chesher, Chris, Why the digital computer is dead, beschikbaar op het internet: gepubliceerd op 4/4/2002, www.ctheory.net/articles. aspx?id=334
3 Homerus,
4 Vanhanen,
5 De Boeck, Christophe, Het klankbeeld in de theatrale ruimte of: geluidsdramaturgie, Een exploratief onderzoek vanuit de theaterwetenschappen,
6 Sloterdijk,
7 LaBelle,
8 Vanhanen,
9 Sloterdijk,
10
11 Sloterdijk,
Auteur Anne Dekerk
Publicatie Etcetera, 2007-09, jaargang 25, nummer 108, p. 42-46
Trefwoorden sirenen • invocationele • glitch • cursor • stem • computer • lichaamsgrenzen • migone • krachten • orpheus
Namen Aesthetics of Failure • Alvin Lucier • Appollonius van Rhodos • Background Noise • Boek • Brandon • Cascone • Chesher– • Chris Chesher • Christophe De Boeck5 • Circe • Cmach • Computer Music Journal • Computer Music' • Contemporary • Departement Theaterwetenschappen • Evasion • Gebruiker • Homerische • Jacques Lacan • Janne • Latijnse • Layersof • Migone • Naar:Chesher • Odyssee • Odysseus– • Onderzoeksrapport • Peter • Post-Digital • Sferen • Sirenen • Uitgeverij Boom • Universiteit Antwerpen • Winter • Word Count
Development and design by LETTERWERK