Archief Etcetera


Zeg het met kinderen



Zeg het met kinderen

Daniëlle de Regt | foto's: Paul Hynes

Iedereen doet het tegenwoordig met kinderen. Het is als maker gewoon rustig achterover leunen tot er een uitnodiging binnenploft die u vriendelijk meedeelt dat de tijd rijp is om nu toch eindelijk eens uw creatieve boodschap aanschouwe- lijk te maken met, voor, via of vanwege kinderen. Misschien zat er een P.S.-je bij dat iets met allochtonen ook goed is. Als het over participatie gaat doen we immers niet moeilijk over een doelgroepje meer of minder.

Na een afgebakende periode van gretig graaien in de ter be- schikking gestelde hoofdjes en hartjes, niet in de laatste plaats die van de betrokken theatermevrouw of –meneer zelf, klon- tert alles zich in het beste geval samen tot een voorstelling. Die kan vervolgens alle richtingen opwaaien, maar intentiegewijs

volgt het bij voorkeur de koers van morele correctheid. Of ik nu een spannend, grappig, mooi, lelijk, saai of braaf uurtje heb beleefd, wanneer ik de resultaten zie van deze gerespecteerde vorm van kinderarbeid, kriebelt bij mij soms de twijfel over hetgene waarvan ik nu precies deel- genoot ben geweest. Kindgefilterde zelfprojecties van makers? Makergefilterde projecties van kinderen? Wist het jonge voetvolk wel de klepel te hangen van het podiumgebeuren waar ze deel van uitmaakten? Moeten ze dat weten? Moet ik dat weten? Misschien is het daarom dat ik stiekem een boontje heb voor Kunstbende. L'art pour l'art vloeit hier moeiteloos over in een onversneden l'enfant pour l'enfant, zonder noemenswaardige sturing van buitenaf. De inmenging van een overijve- rige docent van de plaatselijk dans- of muziekacademie buiten beschouwing gelaten. Die vorm van zelfprojectie is een oncon- troleerbare factor. Maar voor het overige doet Kunstbende niet mee aan filters, ideeënbaarders en lantaarndragers. De jongere op zich is al spannend genoeg. Die moet gewoon dat inschrij- vingsformuliertje insturen, en ko- men opdagen in de stad van keuze met een creatieve mededeling onder de arm. Vervolgens kunnen ze ouders, vriendjes, buren, klas- genoten en nichtjes van het derde knoopsgat optrommelen om hen aan te moedigen tijdens hun glo- riemoment. Het is één spetterend feest. Kunstbende nodigt op zijn beurt ook een handjevol mensen uit. Die uitverkorenen buigen zich per kunstcategorie op het ritme van de Kunstbende-leader (een op- gefokte jungledrum die tijdens de intermezzo's je oren gijzelt, god, je wordt inderdaad al een dagje ouder) over al het bubbelende talent dat ze die dag onder oren en ogen kregen, om zo het erepodium op te vullen. Dit lijkt allemaal heel erg leuk en verfrissend. En dat is het ook. Op zulke dagen klinken zaken als ‘dramaturgie', ‘spanningsopbouw' en ‘technisch kunnen' ineens als blasé gezwets in de ruimte. Je normale koffertje met dis- sectiegereedschap gooi je bij binnenkomst dus beter in de hoek wegens nutteloze ballast. ‘Inzet', ‘originaliteit' en



‘enthousiasme' poets je terug op. ‘Wereldbeeld', ‘visie' en ‘morele/sociale/politieke/maatschappelijk/ethische im- plicaties' glippen onopgemerkt mee naar binnen. Dat zijn eerder mentale prothesen die zich niet en passant laten amputeren aan de drempel van de voordeur. Hoewel ik al gewenst heb dat dat wel kon.

De eerste keer dat ik hardhandig met mijn snufferd op de al dan niet ethisch verantwoorde feiten werd gedrukt, was tijdens de finale-editie in Turnhout van vorig jaar. Aanvankelijk zag het er allemaal blijmoedig en aandoen- lijk uit in de categorie dans. Hiphoppertje hier, disco- dansje daar, afgetopt met romige toefjes suikerspinballet. Het was een gloedvolle parade van tomeloze onschuld die naadloos aansloot bij alle hartverwarmende associaties die je maar kunt koesteren bij de al even hartverwarmen- de combinatie van ‘kind' en ‘kunst'. Tot ik die tingel hoorde. Een muziekintro die mijn glim- lach bij het zien van al dat koddigs onmiddellijk bevroor. Op het podium stonden twee bontgeverfde meisjes van dertien jaar die een Oskar Schlemmer-geïnspireerde choreografie ten beste gaven. Mijn oog vond het gewel- dig, maar mijn oor kromp ineen. Want op de hakkelende melodie van Coin-Operated Boy kreeg dit een wrange na- smaak. Aan wie dit underground hitje volledig voorbij is gegaan: het nummer in kwestie bezingt de geneugten van de mechanische mannenvervanger. Je hebt niet eens zoveel fantasie nodig om hier een ode in te zien op het at- tribuut dat met ronkende koosnaampjes zoals Tarzan of Rampin' Rabbit het mooie weer maakt in de slaapkamer. De Dresden Dolls blijven volhouden dat het over ‘een- zaamheid' gaat. Ja ja. Ik geloof een artiest graag, maar niet altijd op zijn woord. Ik hoopte tegelijkertijd dat de fleurige dametjes in kwestie dat wel hadden gedaan. Aan de jurytafel heerste er even een opgewonden sfeertje. Want eigenlijk was dit lekker theatraal, erg origineel en bijzonder gewaagd. Als kers op de taart werden het hypergenormaliseerde kindbeeld met bijpassende mo- ralistische praatjes in de afgrond geduwd. Wat kan een mens nog meer van kunst verlangen? Maar na de kritische afterglow was het toch weer terug met beide voetjes op de grond. Had het tweetal wel een besef van dat liedje? Van hoe dit overkwam? Moet je dat zo in een bemoedigend bedoeld juryrapport zetten? Bij consensus werd het op alle fronten een nee, en we klas- seerden het als een geïsoleerd geval van pardoes gevallen onschuld. In mijn hoedanigheid van persoon was ik daar blij om. In mijn hoedanigheid van professioneel vond ik het jammer. En weer terug als persoon voelde ik me lich- telijk goor, omdat ik als professioneel die geperverteerde spijt had laten wroeten in mijn morele achtertuin.

Dit jaar mocht ik naar de voorronde in Mechelen komen. Mijn eerste gedachte: yes!! Mijn tweede: linke soep. Die tuin was net terug aangeharkt. Ik bedacht me achteraf dat ik misschien een paar badjas- sen had moeten meenemen. Die had ik dan op het po- dium kunnen gooien toen de kledingstukken in het rond vlogen, de minuscule glitterbroekjes tegen de heupen kletsten, en borsten en billen samendrilden tot een vle- zige waas. Het publiek ging uit zijn dak bij het zien van al die hiphopparadijsvogels. Een middernachtelijk uur- tje MTV was er niets bij. Daar kregen we nog gratis een bloemlezing uit een bedorven seksleven bovenop (in de categorie ‘txt on stage'), plus een verhit SM-gedicht (catego- rie: ‘txt'). Pardoes gevallen onschuld? Geïsoleerde gevallen? Niet helemaal weten waar ze mee bezig zijn?

Daar moet je sinds Mechelen bij mij niet meer mee afkomen. “Weet je, het is de tv”, zo hoorde ik langs vergoeilijkende kanten. “Dan volgt de naäaperij al snel.” Kom, kom, het zijn de jaren tachtig niet meer. De dagen dat wij Neil Postman moesten napapegaaien over de ver- derfelijke invloed van de flikkerkast op kind en gezin (de boektitels The Disappearance of Childhood en Amusing Our- selves to Death geven u zo al een eerste idee van Postmans gedachtegoed) zijn toch al lang voorbij. Daarnaast moet ik de eerste wetenschappelijk waterdichte studie nog zien die onomstotelijk bewijst dat De Media geheel op eigen houtje prille geesten kunnen bevuilen.

“Weet je, het is een revival van de jaren zeventig. Emanci- patie en seksuele bevrijding enzo. Genot is er nu ook voor kinderen. Het ligt voor het grijpen!” Och ja, dat is wat we sinds Ariel Levy (lees Female Chauvi- nist Pigs) cultureel ingeburgerd hebben onder de noemer ‘bimbocultuur als subversief wapen van het botte soort'. Of dat ik die paar stoute dansroutines zou willen bestem- pelen als ondermijners van de sociale orde, nou nee. Of dat ik denk dat jongeren tussen dertien en negentien an- ders niet met seksueel genot bezig zouden zijn? Natuur- lijk wel. Laten we ons niet naïever voordoen dan we zijn. Maar uiteindelijk gaat het helemaal niet om die kinderen op zich. Het gaat om hun eigenbeeld dat ze op ons reflec- teren, en onze projectie van hen die we terugkaatsen. Blijkbaar zijn die twee niet compatibel. Noch in een netjes gemende atelierwerking van een jeugdtheater, noch in de hyperanarchie van een Kunstbende. Blijkbaar laten de diametrale moralen van de jaren zeventig en tachtig zich niet zomaar opklutsen tot een gladde massa. En dat zeg ik als kind van het grote mixdecennium, de jaren negentig. De tijd waarin morele dubbelzinnigheid de norm is gewor- den, en het zoeken blijft naar geschikte handvaten om die te tackelen wanneer ‘kunst' en ‘kind' in hetzelfde produc- tionele kader vallen. Waarbij je constant in je achterhoofd moet houden: het gaat niet over hen. Het gaat over jou.



(afbeelding)



(afbeelding)


Development and design by LETTERWERK