Landschapsschets werk plaatsen
LANDSCHAPSSCHETS
Wat is een werkplaats? Over deze nieuwe categorie binnen het kunstendecreet heerst nogal wat verwarring. Etcetera sprak met dertien gesubsidieerde werkplaatsen over hun werking, onderzoek, artistieke keuzes en uitwisseling, en verwerkte het materiaal tot de volgende mapping.
Door de categorie ‘werkplaatsen' naast die van kunstencentra te introduceren binnen het nieuwe ‘schottenloze' kunstendecreet van april 2004, werd het kunstenlandschap in
Rond het begrip werkplaatsen heerst verwarring, zoveel is duidelijk. Tijdens ons veldonderzoek bleek een precieze invulling van de term een tentatieve evenwichtsoefening in een wel zeer divers landschap. Enerzijds heeft een aantal werkplaatsen een profiel dat aanleunt bij dat van een kunstencentrum. Anderzijds zijn er dan weer kunstencentra zoals Vooruit, Wiels, of
De beoordelingscommissie kunstencentra en werkplaatsen formuleert de volgende definitie: ‘Een werkplaats is een organisatievorm die zich toespitst op de ondersteuning van het gehele artistieke maakproces en op de dienstverlening aan kunstenaars. Een werkplaats biedt aan de kunstenaar een ruimte om te werken en begeleidt het artistieke onderzoeksen/of creatieproces via inhoudelijke feedback of omkadering en via productionele ondersteuning. Sommige werkplaatsen geven naast artistieke en productionele ook zakelijke ondersteuning. Werkplaatsen zijn artistieke laboratoria en als dusdanig in eerste instantie procesgericht, eerder dan resultaatgericht. Presentatie en de link met het publiek zijn hier van ondergeschikt belang, maar kunnen als onderdeel van het productieproces wel aan bod komen.'
Voor de afbakening van de door ons bevraagde organisaties vertrokken we van deze ‘grootste gemene deler',
en keken we naar het overzicht van de structureel gesubsidieerde organisaties. In de vorige structurele subsidie-periode werden twee werkplaatsen erkend en structureel gesubsidieerd. Bij de laatste ronde, na de invoering van het schottenloze kunstendecreet, werd dat aantal opgetrokken tot veertien. De overheid besliste om al deze werkplaatsen ongeveer voor hetzelfde bedrag te betoelagen (op wp
Opvallend binnen het decreet is ook de tweejarige structurele subsidiemogelijkheid. Enerzijds biedt ze een soort instapmogelijkheid voor jonge organisaties, en anderzijds een ‘uitstap'-periode voor organisaties die niet meer voldoen. De werkplaatsen werden allemaal resoluut voor twee jaar gesubsidieerd (2006-2007), ook al konden enkele werkplaatsen met een langere historiek, zoals wp
Gebaseerd op de lijst van organisaties die door de
1. Air Antwerpen: beeld:
1234
AIR Antwerpen is een plek voor reflectie en artistieke research, met een klemtoon op beeldende kunst. Samenwerking met kunstenaars uit andere disciplines of met wetenschappers is daarbinnen mogelijk. Binnen zijn werking biedt air Antwerpen de mogelijkheid tot een werkverblijf aan buitenlandse kunstenaars of in
De werking van
Firefly is een
www.fireflyfilms.be
Bains::Connective is een artis tiek laboratorium dat acht jaar geleden door de vzw
van experiment, ontwikkeling en uitwisseling binnen het interdisciplinaire veld. Het vroegere badhuis van
www.bains.be
WERKING
1. Flexibiliteit
De werkplaatsen hebben een uitgesproken experimentele praktijk, die vraagt om een flexibele afbakening. Aangezien het hun rol is nieuwe openingen te creëren, functioneren zij in een vooralsnog onbepaalde schaduwzone. Het is een positie die in een moeilijke spanningsverhouding staat tot de regulerende functie van het beleid. De beoordelingscommissie is zich bewust van dit gevaar:
‘Je moet werken met het kader van de regelgeving om subsidies toe te kennen. Maar het zou contraproductief zijn om de definiering van de werkplaatsen vast te betonneren. De definitie moet flexibel genoeg blijven om organisaties met een andersoortig maar kwalitatief profiel een kans te geven.' (Hilde Teuchies,
De flexibele aanpak van de werkplaatsen hangt uiteraard ook samen met de transdisciplinaire aspiraties van het schottenloze kunstendecreet, dat vraagt om een open en ruimdenkende omkadering van de kunstenaar en zijn praktijk. De werkplaatsen moeten tegelijk de continuïteit tussen de voormalige disciplinaire schotten mogelijk maken, en de tussenliggende kruisverhoudingen een kans tot overleven bieden.
‘De hedendaagse transdisciplinaire kunstpraktijk (die zich niet enkel beperkt tot het muteren van artistieke disciplines, maar zich situeert op het kruispunt van kunst, politiek, biologie, sociologie, filosofie, ...) vraagt om een flexibele opstelling. Deze vraag richt zich niet zozeer tot de praktijk en het denken van de kunstenaar en het collectief (die daar uiteraard zijn eigen keuzes blijft in maken), maar veel meer naar de organisatiestructuren van de theaters, huizen, kunstencentra en instituten, waar een constante herdefiniëring van werkmethodes, productieregels, presentatiestructuren en ondersteuningsmodaliteiten vereist is, om tegemoet te komen aan de eisen van het veld. (www.nadine.be)
Algemeen kunnen we dus stellen dat de werkplaatsen evolutieve projecten zijn, die zich voortdurend definiëren en herdefiniëren. Ze zoeken aansluiting bij de noodzaken en vragen van het veld, en stellen hun methodologie en werkmodellen voortdurend bij. Die ontwikkelingen worden in de meeste gevallen gestuurd van onderuit, en niet opgelegd van bovenaf.
Het zijn de artiesten zelf die ons een richting insturen. Dat verschuift ook. Er zijn steeds artiesten die richtingen ingaan die we niet verwachtten en we willen onze openheid daarvoor bewaren. (nadine)
2.
‘Een kunstenbeleid draait vooral rond de verhouding tussen een kunstwerk en het publiek, terwijl wij hier in de tussenruimte zitten tussen kunstenaar en creatie.' (Steven Op de Beeck – flacc) Algemeen bekeken tekenen zich binnen de werkplaatsen twee tussenruimten af die gecreëerd worden om aan onderzoek te doen. Deze hangen samen met het onderscheid dat gemaakt kan worden tussen de kunstenaarscollectieven aan de ene kant en de organisaties, die zich meer definiëren op maat van de artiesten, aan de andere kant. De laatste zorgen voor een inhoudelijke, artistieke, zakelijke en/of productionele omkadering, zodat de ruimte voor het onderzoek van de kunstenaar gevrijwaard wordt, afhankelijk van de middelen die de organisatie aanbiedt. Het onderzoek wordt in meer en mindere mate door de organisatie gestuwd. Voorbeelden zijn wp
‘Een residentie is een mogelijkheid voor een kunstenaar om over zijn werk te reflecteren zonder de druk van een afgewerkt product of een tentoonstelling. Het moet geen productie zijn die door ons gestuurd wordt. Wij geven een kader waarbinnen de kunstenaar zich kan bewegen. Maar verder staat er niets vast.
We zijn flexibel, en dat is nodig voor een werkplaats.' (Alan Quireyns – air Antwerpen) Een aantal werkplaatsen verwees in hun interviews expliciet naar de praktijk van het wetenschappelijk onderzoek, waarbij onderzoek wordt begrepen als ‘de ruimte om te falen'. Falen wordt in deze context niet gelijkgesteld aan mislukken, maar aan het openen van nieuwe mogelijkheden in het genereren van materiaal. Woorden als falen, risico, breekbaarheid, weakness... dringen bijgevolg het discours rond de werkplaatsen binnen. Het zijn vage bewoordingen die ook een valkuil kunnen inhouden. Werkplaatsen zijn immers geen plaatsen waar ‘om het even wat' kan gebeuren.
‘Een belangrijk gegeven in de werking is de zoektocht naar verschillende methodes van “research” in de kunsten. Terwijl kunstproductie gefocust is op het eindresultaat – de creatie van een uniek kunstwerk – zet “onderzoek” zich in voor de doorlopende productie van kennis. Een essentieel verschil tussen een productie en een onderzoeksexperiment is de betekenis van het falen. Een kunstproduct wordt als gefaald beschouwd, wanneer het eindresultaat niet aan de verwachtingen voldoet. In onderzoeksprojecten gaat het meer over het proces; als een experiment faalt om de oorspronkelijke hypothese te bevestigen, is dit al een belangrijk resultaat, dat in een volgende fase weer als uitgangspunt kan dienen.' (
3. Werkmodellen
‘Eigenlijk zijn we een soort van interface waarop heel veel wordt ingeplugd. Afhankelijk van wat een artiest op een bepaald moment nodig heeft, maken we koppelingen met verschillende mensen, plekken, publieken, organisaties...' (
steuning, zakelijke begeleiding, technische ondersteuning enzovoort. In de meeste werkplaatsen blijkt dat ook de organisatoren zelf vaak ingezet worden in het onderzoeksproces.
‘Wij zijn de tools van het huis en trachten op die manier aanwezig te zijn. De kunstenaars kunnen ons steeds gebruiken om vragen te stellen, een website te maken... Op die manier willen wij verbonden blijven met de projecten.' (nadine) Uit onze verschillende gesprekken bleek deze voeling met de werkpraktijk van de aanwezige artiesten vaak erg belangrijk. De meeste organisatoren volgen de werkprocessen op de voet. Op die manier is er sprake van een uitwisseling. Bij werkplaatsen rond kunstenaarscollectieven – zoals Firefly,
578
CARGO is een werkplaats in
een betekenisvolle ervaring' staat centraal in de werking. De website fungeert als een platform voor de creatie-processen. De vzw cargo werd in 1999 opgericht, naar aanleiding van
f0AM is in 2000 ontstaan van uit
f0AM is een onafhankelijk laboratorium dat zich toelegt op mixed reality en in zijn werking de klemtoon legt op onderzoek en productie gebaseerd op onderzoek. In samenwerking met een netwerk van internationale partnerorganisaties wordt gewerkt aan een symbiose van cultuur en wetenschap, technologie en natuur. De vier kernleden van f0AM initiëren de projecten. In hun onderzoek of producties worden andere artiesten, wetenschappers, technologen enzovoort betrokken.
FLACC in
(uit binnenen buitenland, jong en ervaren) om een nieuw project op te zetten. Daarnaast heeft flacc ook een receptieve werking. Als werkplaats voor beeldend kunstenaars wil de organisatie bovendien met zo veel mogelijk partners flexibele samenwerkingsverbanden opzetten, onder meer om een breder publiek te bereiken. flacc wordt structureel gesubsidieerd door de
www.flacc.info
www.kunstonline.info is een Gents hedendaags kunstplatform dat sinds januari 2006 door de
de praktijk van het veld.
www.kunstonline.info
Cargo: beeld: Cargo f0AM: beeld: f0AM FLACC: beeld:
ARTISTIEKE KEUZES
‘Onze grootste ambitie is en blijft om kunstenaars te helpen. Een andere ‘secret agenda' is er niet en is er nooit geweest.' (nadine) Algemeen kunnen we stellen dat, ondanks de verschillende identiteiten, werkingen en klemtonen, de meeste werkplaatsen met mekaar gemeen hebben dat ze in de eerste plaats kiezen voor de artiest, en niet zozeer voor een project of creatie. Die keuze is in een aantal gevallen impliciet, vanuit het onderzoek van de werkplaats waarbij een interactie wordt aangegaan met bepaalde kunstenaars. Of omdat ze bepaald wordt door gegevens als ruimte of thematiek.
1. Een keuze voor de kunstenaar
Een aantal werkplaatsen, zoals wp
‘ flacc is een werkplaats voor beeldende kunsten, maar we spreken zelf liever over een werkplaats voor beeldend kunstenaars. We zijn immers vooral bezig met een kunstenaarsbeleid waarin de kunstenaar centraal staat. Het gaat over een subtiele invulling, maar ik denk dat het zich zo op de juiste manier weet te verhouden tegenover de decretale term. Een kunstenbeleid draait vooral rond de verhouding tussen een kunstwerk en het publiek, terwijl wij ons hier veeleer in de tussenruimte tus-
sen kunstenaar en creatie bevinden.' (Steven op de Beeck – flacc) Deze organisaties werden meestal opgericht met de intentie een kader te bieden waarbinnen de meest aangewezen ondersteuning voor elke individuele artiest geboden wordt. Samen met de kunstenaar in kwestie wordt beslist welke condities de beste zijn voor zijn onderzoek of creatieproces. Elke organisatie biedt een interface waarbinnen een aantal werkmodellen op maat worden ingezet.
‘Toen
vanuit de artistieke kwaliteit van het project. Ik ga samen zitten met de kunstenaars, en we beslissen aan de hand van het project welke vorm van ondersteuning de beste is.' (
In een aantal gevallen gaat het in de werkplaatsen dus om de ondersteuning van jonge of net afgestudeerde makers, of om de tussengeneratie die al enkele jaren ervaring heeft in het veld. Toch stellen een paar ondervraagde werkplaatsen, zoals flacc of Danscentrum Jette, dat het voor hen, niet noodzakelijk om dezelfde redenen, ook belangrijk is om niet enkel in te zetten op het segment van de jonge, mobiele kunstenaars of ‘residentiehoppers'. Ze willen hun werking ook openhouden voor een breder spectrum aan artiesten. Voor sommige organisaties lijkt de uitnodiging aan een artiest dan weer minder gebonden aan leeftijd of andere criteria. Zij omschrijven hun keuze als subjectief, en afhankelijk van de vraag die een kunstenaar wil onderzoeken. nadine en Bains::Connective verwijzen in die zin ook naar het evolutief zijn. Een parcours van een artiest wordt niet per definitie gevolgd: er is geen engagement voor meerdere jaren. Wp
2. Clusterwerking
Naast de organisaties die werden opgericht vanuit de gedachte van een kunstenaarsbeleid, werkt een aantal werkplaatsen rond een collectief van kunstenaars en/of onderzoekers, zoals f0AM, cargo,
‘
Het valt op dat deze clusterwerking ook binnen een aantal andere ‘klassiekere' werkplaatsen zijn ingang vindt als werkmodel. Deze organisaties stellen duidelijk dat ze werken ‘op maat van de artiest en zijn vraagstelling'. Binnen die werking leggen ze echter de klemtoon op een collectief verhaal waarin uitwisseling centraal staat, en dat de methodologie van de werkplaats mee bepaalt. Niet enkel de artiest verrijkt zich in zijn onderzoek, ook de werkplaats en andere artiesten of wetenschappers ontwikkelen zich.
‘Vanaf volgend jaar gaan we met thema's werken, in de plaats van zonder meer artiesten uitnodigen. Wel kunstenaars uit verschillende disciplines met gemeenschappelijke interesses, om rond een thema onderzoek te doen, zodat er connecties ontstaan. Dat gaat terug naar het oorspronkelijke uitgangspunt van deze plek: een “connective”, een plek creëren waar mensen mekaars werken kunnen zien, geïnspireerd worden door elkaar.' (Luea Ritter en Lilia Mestre – Bains::Connective)
3. De ruimte als rode draad
Binnen een aantal organisaties, zoals nadine en Bains:: Connective fungeert de ruimte, de infrastructuur expliciet als rode draad: als continuüm binnen een jarenlang modulerende werking.
‘Een rode draad is de ruimte, de architectuur van plateau. Dat is voor veel projecten reeds een drempel. De functie van plateau is altijd al research geweest. De architectuur nodigt daar ook toe uit. Het is een grote ruimte die zich leent tot residenties waar mensen een paar maanden kunnen werken. We hebben een voorkeur voor artiesten die hier als het ware komen leven. Hoe langer mensen hier komen leven, hoe sterker het project in de ruimte ingebed wordt. Het wordt hier dan voor een tijd het eigen huis van die kunstenaars. En wij voelen ons dan veeleer een indringer. tani daarentegen is eerder een soort ready-made die je kan gebruiken. We zijn van plan om van tani een ruimte te maken waar nieuwe media of aan nieuwe media gerelateerde performances georganiseerd kunnen worden, of waar artiesten voor een bepaald project high tech materiaal kunnen gebruiken. plateau is echter het tegenovergestelde van een ready-made. De ruimte ligt steeds opnieuw braak en is voortdurend moduleerbaar.' (nadine) In meer pragmatische zin is de infrastructuur ook in andere werkplaatsen een bepalende factor voor de werking. Door de verbouwingswerken in de Pianofabriek zijn er momenteel weinig studio's ter beschikking. De klemtoon ligt er dus voorlopig op productiewerk en technisch afmonteren. Danscentrum Jette, dat slechts één grote ruimte heeft, maakte van die nood een deugd: de dagindeling be-staat uit workshops en werkplaatswerking. 's Morgens worden er workshops georgani-
seerd voor professionele dansers, 's middags staat de studio ter beschikking van artiesten om te repeteren of te onderzoeken, 's avonds zijn er lessen voor amateurs. In enkele gevallen, zoals bij
‘We hebben geen letterlijke infrastructuur om fysiek mensen in huis te halen, maar we hebben een online infrastructuur: de vele weblogs waar mensen publiekelijk denken. Het online gegeven is onze eerste werkplaats. Je zou de logs kunnen bestempelen als residenties. Die mensen zijn fysiek niet hier, maar overal ter wereld. Het huis waarbinnen iedereen werkt, wordt gevormd door de context van de onderwerpen die we onderzoeken.'
(Laurence Rassel –
4. Maatschappelijk engagement versus autonomie
De voorbije jaren werden we om de oren geslagen met begrippen als maatschappelijk engagement, diversiteit en cultuurparticipatie. Vanuit het beleid werd een sterke klemtoon gelegd op deze aspecten. Bij een aantal kunstencentra en werkplaatsen is een maatschappelijke betrokkenheid sinds jaren ingebed in hun werking. Dit vertaalt zich op verschillende manieren. Expliciet: door sociaalartistieke praktijken zoals bij Bains::
‘Dit soort sociaal artistiek denken is begin jaren negentig op de kaart gezet. Wat je nu ziet, is dat het echt zijn belang heeft gekregen in het brede culturele veld. In die mate zelfs dat ik bijna in een positie kom waarin ik denk: blijft er eigenlijk nog wel ruimte voor artiesten die zich niet geroepen voelen om zich over maatschappelijke thema's te buigen? Je voelt soms zo'n grote druk op de kunstenaar om met maatschappelijk engagement bezig te zijn. Artiesten zijn daar niet noodzakelijk uitdrukkelijk mee bezig, toch niet op deze letterlijke manier. Vaak zijn hun vragen ook heel abstract en hebben ze niet direct te maken met een concrete omgeving. Hun werk zal er altijd wel door gekleurd worden, maar dan op een eerder impliciete wijze. Ik krijg het gevoel dat de ruimte voor de kunstenaar die voor autonomie gaat, soms heel klein dreigt te worden.' (
Uit alle gesprekken blijkt een duidelijk pleidooi voor artistieke autonomie: het ligt voor de hand dat kunst per definitie maatschappelijk is en niet los staat van socio-culturele contexten. Als er al een expliciet maat-
schappelijk engagement is, dan gebeurt dat vanuit een bewuste artistieke keuze. ‘Een duidelijke maatschappelijke inbedding is onze hoofdzaak. De maatschappij, of wat er misgaat in de maatschappij, is onze grootste inspiratiebron en werkveld. Firefly wil in zijn creatie de communicatie en dialoog met de straat aangaan. Daarbij gaan we in de creatieplatformen aan de slag met gekozen “sites” die we ontdekken, ontleden en artistiek verwerken. Meestal zijn deze sites “non-places”: plaatsen die bestaan en tot iedereen en niemand toebehoren, breuklijnen waar een groot “collectief onderbewustzijn” heerst.' (
Nogal wat werkplaatsen situeren zich in een zeer specifieke context, zoals bijvoorbeeld stedelijke migrantenbuurten (wp
‘Voor ons draait het rond de vraag wat dat creatiegegeven vanuit de beeldende kunsten anno 2006 betekent. Wat betekent een werkplaats in
‘Werken met de buurt of het stedelijk weefsel is geen artistieke voorwaarde om hier te komen werken. Het is natuurlijk iets dat wel organisch kan groeien, maar het is geen premisse.' (Linda Suy – de Pianofabriek)
Door enkele werkplaatsen wordt maatschappelijk engagement vertaald naar sociaalartistieke praktijken, zoals de
‘Kunst is sowieso maatschappelijk. We zijn hier nieuw in de buurt. Maar we gaan ons niet speciaal richten op een sociaalar-
U ITWISSELING
tistieke werking en buurtbarbecues organiseren. We willen wel onze deuren zo open mogelijk houden. De grote vitrine in onze nieuwe ruimte biedt wat dat betreft mogelijkheden. Mensen uit de buurt zijn nieuwsgierig en stappen binnen. We hebben een verhouding van goede buren.' (
1.
Werkplaatsen vormen dikwijls een zeer kleine kern van waaruit een enorm netwerk groeit. Ze fungeren als een satelliet. De kunstenaars die er werken staan in contact met andere kunstenaars, die mogelijk meewerken aan het onderzoek en nadien in residentie komen. Op hun beurt staan zij in contact met weer andere wetenschappers, organisaties, een publiek... Bij bepaalde organisaties gaat dit online nog verder. Het gaat vaak om schier eindeloze vertakkingen.
‘De kern van
te werken, maar zij kiezen ons ook uit.' (
In het
Ook nationaal en lokaal zijn de netwerken eerder informeel. Werkplaatsen gaan meestal allianties aan met andere organisaties omdat ze met elkaar een artiest gemeen hebben, of omdat ze voor een artiest of een project een publiek moment willen organiseren.
2. Context
Vertakkingen beginnen natuurlijk binnen de dagelijkse werking van een werkplaats. Uit onze gesprekken blijkt dat er op veel plaatsen bewust gestreefd wordt naar het creëren van een een ontmoetingsplek.
‘We willen in dcj graag een kader, een context creëren. Dit gebeurt onder meer door de lessen: mensen komen lessen volgen, blijven hangen tijdens repetities, artiesten leren elkaar kennen... Er wordt ook elke middag voor iedereen gekookt. Op die manier ontstaat er een netwerk.' (
‘De deur is iedere dag open voor mensen om langs te komen, artiesten die op de computers willen komen werken, vergaderen... Het is een ontmoetingsplaats die tegelijk losstaat van wat de artist-in-residence aan het doen is, maar er kan interactie ontstaan tussen iedereen die hier is.' (nadine) Het bieden van een context heeft dus alles te maken met het impliciet creëren van interactie, en met het uitwisselen van ervaring en kennis. Bij een aantal werkplaatsen, zoals f0AM, air Antwerpen of Bains::Connective, worden daartoe bibliotheken of kennisruimtes ingericht. ‘In de kelder zijn we nu aan het verbouwen: we willen er een documentatieruimte, een “feedspace” inrichten, waar mensen boeken en dvd's kunnen consulteren. Daardoor is er een connectie met andere mensen, die hier ook werken of gewerkt hebben. Het is geen bibliotheek die louter wij stofferen. We vragen expliciet aan de artiesten die hier werken welke boeken zij interessant vinden om hier te kunnen consulteren.' (Luea Ritter – Bains:: Connective) Daarnaast worden, binnen sommige kunstenaarscollectieven die werken rond nieuwe media, modellen zoals ‘open source' of ‘creative commons' gehanteerd, die expliciet kenniscirculatie moeten stimuleren. ‘De werking is toegespitst op het delen van kennis, ervaring en faciliteiten: een uitwisseling die gebaseerd is op open source/copyleft principes. Dit is evenwel slechts de manier van werken, niet de focus van ons onderzoek.' (
het internet met kennis wordt omgegaan:
‘Wat ons allemaal bezighoudt, is open source. We interpreteren dat vrij breed. Zowel als een manier om software uit te wisselen en te produceren maar we proberen dat ook toe te passen op sociale situaties. Hoe zou je de grenzen van een bestaande sociale situatie kunnen verleggen, zodat iedereen er toegang tot heeft? Dat is een heel andere benadering dan het louter toepassen van bestaande technologische middelen binnen je eigen
leefen werkcontext, waardoor de technologie kritisch wordt bevraagd.' (
3. Transparantie
Naast het bevorderen van een uitwisseling tussen artiesten, geven alle werkplaatsen aan dat een publiekswerking voor hen om verschillende redenen belangrijk is. Nochtans ligt in de publieke functie een van de grote verschillen tussen werkplaatsen en kunstencentra. De laatste moeten, volgens decreet, een brug slaan naar het publiek. Bij de werkplaatsen is het gegeven publiek voornamelijk belangrijk in functie van het werkproces van de kunstenaars.
‘Publiekswerking is voor ons interessant in de zin van uitwisseling. Het is interessant als mensen komen kijken en feedback geven op het werkproces zodat er een discussie ontstaat. Daar gaat het meer om, dan om een publiek op te bouwen in de klassieke zin. Ons publiek is in die optiek erg onvoorspelbaar, omdat alle projecten erg verschillend zijn.' (Lilia Mestre – Bains:: Connective)
Voor de werkplaatsen is de publiekswerking met andere woorden een evolutief gegeven. Ze hebben geen vast publiek. Hun werving gebeurt ‘à la tête du client'. Wanneer een artiest zijn onderzoek of creatie wil toetsen aan een publiek, worden daartoe de best mogelijke omstandigheden gecreëerd, in de eigen ruimte, of in relatie met (internationale) partnerorganisaties, al naargelang de faciliteiten of de aard van het project.
‘Publiekswerking is geen decretale opdracht voor een werkplaats; toch zijn wij net heel erg bezig met na te denken over publiek. We zoeken steeds naar de juiste presentatieplek en het juiste publiek voor een voorstelling en voor een kunstenaar. Wij hebben dus een indirecte werking naar een publiek: het is niet zozeer belangrijk dat een publiek weet wie wp
9
De
de kunstenaars zoeken naar een open en flexibele structuur, die de interne vraagstelling koppelt aan een ruime externe communicatie. nadine werd van 2001 tot 2005 door de
als kunstencentrum. Sinds januari 2006 wordt de organisatie gesubsidieerd als werkplaats. www.nadine.be
10
wp
www.wpzimmer.be
11
Danscentrum Jette werd in 1996 opgericht door
De klemtoon ligt op dans en onderzoek naar het ontwikkelen van een danstaal. Danscentrum Jette wordt sinds januari 2006 door de
12
De Pianofabriek is het
is een openbare
www.depianofabriek.vgc.be
13
die zich door middel van radio, elektronische muziek en databaseprojecten bewegen tussen culturele activiteit en de cultuur van werk.
Het nicc (of
te werken aan een professionalisering van het kunstenaarsstatuut. Het nicc biedt een gevarieerd programma (studies, publicaties, tentoonstellingen, lezingen en debatten). nicc werkt samen met zowel beginnende als gevestigde kunstenaars. De organisatie bestaat momenteel uit verschillende afdelingen: belangenbehartiging en advies, creatie met een flankerend artistiek programma, de ontwikkeling van een voorwaardenscheppend beleid, en de ontwikkeling van een atelierbeleid. nicc wordt sinds januari 2006 als werkplaats structureel gesubsidieerd door de
www.nicc.be
9. nadine : beeld: nadine 10. wp
‘Presentatie brengt natuurlijk vragen met zich mee: hoe kun je projecten die nooit echt ‘af' zijn presenteren aan een publiek?' (
‘We doen met
EINDNOOT
Het veld van de werkplaatsen is een landschap dat zich nog volop aan het ontwikkelen en professionaliseren is. Het is dan ook onmogelijk een sluitende definitie te formuleren. Dit zou trouwens in schril contrast staan met de procesmatige opzet van de werkplaatsen. Hun kracht bestaat er immers in dat ze, door hun flexibiliteit en diversiteit, kort op de bal kunnen spelen van de artistieke praktijk en de tendensen die zich daarbinnen voordoen. Ze vormen de noodzakelijke tussenruimte voor artiesten om hun onderzoek of creatie te ontwikkelen. Afhankelijk van de kunstenaar of het project stellen ze hun methodologie en werkmodellen voortdurend bij. Dit landschap verdient dus een definition-inprogress die met de praktijk mee evolueert. Vooral in de context van de tweejarige subsidieregeling, waardoor de meeste werkplaatsen in een soort ‘testfase' van hun werking terecht komen, is het belangrijk dit flexibele werkkader te benadrukken. Het is immers op dit punt nog niet duidelijk of deze subsidiepolitiek een aantal ‘instappers' wil ondersteunen, of enkel het oordeel over de noodzaak en de werking van de werkplaatsen wil opschorten. Bovendien maakt de flexibele invulling van methodes, werkmodellen en activiteiten, waarin elke werkplaats verschilt van de andere, een welomschreven pakket van criteria voor een eventuele beoordeling bijzonder moeilijk. Het is op dit punt eveneens moeilijk
in te schatten of één van de belangrijke criteria van de overheid de ‘doorstroomkwaliteit' van de werking zal zijn: in welke mate de organisaties een doorstroom van ‘jonge' artiesten naar de kunstencentra en de culturele sector garanderen. Zijn de werkplaatsen geconcipieerd als een soort ‘tussenstations' in de evolutie van een artiest naar de reguliere toonen productieplekken? Of kan er ook zoiets bestaan als een interne werkplaatswerking, die zich onafhankelijk van de rest van de sector ontwikkelt?In dit geval komen we bij een laatste punt terecht, dat door elk van de organisaties op een andere manier wordt aangepakt: communicatie. Hoe ga je om met artistiek onderzoek binnen de muren van je laboratorium, studio, of internetatelier? Hoe vind
je een publiek voor dit soort processen, en hoe hou je dat publiek op de hoogte van wat er gebeurt binnen je werkplaats? Ondanks het actieve beleid van vele organisaties, die gebruik maken van internetmogelijkheden, publicaties, toonmomenten, debatten, enz..., blijkt precies dit aspect nog steeds de grootste uitdaging te zijn, waardoor de werking van heel wat organisaties niet of nauwelijks wordt gepercipieerd, of onjuist wordt ingevuld.
Auteur Anne Dekerk, Sally De Kunst
Publicatie Etcetera, 2006-12, jaargang 24, nummer 104, p. 04-15
Trefwoorden werkplaatsen • werkplaats • flacc • artiesten • organisaties • zimmer • nadine • cargo • werking
Namen Air Antwerpen 2 • Ann Clicteur • Antwerpse • Antwer • Barbara Van Lindt • België • Beoordelingscommissie • Beweeging • Brusselse • Buda • Carine Meulders • Carla Zaccagnini • Cineclub voor kinderen in Bains • Claire O'Neal • Connective of de Pianofabriek • Constant • Cultureel Centrum • David Hernandez • De Pianofabriek 13 • Els Dietvorst • Els Van Riel • Firefly en • Gemeenschapscentrum • Gemeen • Genk • Groot Brittannië • Head • Herfstfestival in Danscentrum Jette • Jan Mast • John Cage • Kindercargo • Krul • Kunstonline • Lieve Laporte • Linda Suy – De Pianofabriek • Maja Kuzmanovic • Maquette • Media Space • Nederlandstalige • Netwerken • Nieuw Internatio • Noord-West Europa • OnLine • Oostende • Open Air • Orla Barly • PARTS • Patrick Sterckx • Paul Casaer • Peter Westenberg • Plankton Bar • Q-O2 • QO2 • Roxane Huilmand • Roxane Huil • Starlab • Stefaan DeCostere • Steven Op De Beeck • TANI • Tussenruimte • VDAB • Vlaamse • Vlaanderen • Vorst • Zelfs de Pianofabriek • Zimmer • f0AM en Firefly
Development and design by LETTERWERK