Archief Etcetera


Landschapsschets werkplaatsen



Landschapsschets werk­ plaatsen

LANDSCHAPSSCHETS

Wat is een werkplaats? Over deze nieuwe categorie binnen het kunstendecreet heerst nogal wat verwarring. Etcetera sprak met dertien gesubsidieerde werkplaatsen over hun werking, onderzoek, artistieke keuzes en uitwisseling, en verwerkte het materiaal tot de volgende mapping.



Door de categorie ‘werkplaatsen' naast die van kunstencentra te introduceren binnen het nieuwe ‘schottenloze' kunstendecreet van april 2004, werd het kunstenlandschap in Vlaanderen en Brussel formeel herschikt: veertien werkplaatsen werden voor de periode 2006-2007 erkend en structureel gesubsidieerd. Met deze nieuwe subsidiecategorie wilde de Vlaamse overheid ook de meer procesgerichte organisaties subsidiëren: structuren waarbinnen kunstenaars kunnen onderzoeken, zonder de druk om een afgewerkt product te leveren en waarbinnen ze – al naargelang het profiel van de werkplaats – inhoudelijke, zakelijke of productionele ondersteuning kunnen krijgen.

Rond het begrip werkplaatsen heerst verwarring, zoveel is duidelijk. Tijdens ons veldonderzoek bleek een precieze invulling van de term een tentatieve evenwichtsoefening in een wel zeer divers landschap. Enerzijds heeft een aantal werkplaatsen een profiel dat aanleunt bij dat van een kunstencentrum. Anderzijds zijn er dan weer kunstencentra zoals Vooruit, Wiels, of Buda die een expliciete werkplaatsfunctie binnen hun werking hebben opgenomen. De praktijk van werkplaatsen zoals we die zien bij wp Zimmer, heeft dan weer meer weg van een alternatief managementbureau. Sommige werkplaatsen zijn organisaties ‘op maat van de artiest' terwijl andere laboratoria zich vormen rond een collectief van makers of onderzoekers. Sommigen richten zich op één discipline, anderen werken transdisciplinair, enzovoort.

De beoordelingscommissie kunstencentra en werkplaatsen formuleert de volgende definitie: ‘Een werkplaats is een organisatievorm die zich toespitst op de ondersteuning van het gehele artistieke maakproces en op de dienstverlening aan kunstenaars. Een werkplaats biedt aan de kunstenaar een ruimte om te werken en begeleidt het artistieke onderzoeksen/of creatieproces via inhoudelijke feedback of omkadering en via productionele ondersteuning. Sommige werkplaatsen geven naast artistieke en productionele ook zakelijke ondersteuning. Werkplaatsen zijn artistieke laboratoria en als dusdanig in eerste instantie procesgericht, eerder dan resultaatgericht. Presentatie en de link met het publiek zijn hier van ondergeschikt belang, maar kunnen als onderdeel van het productieproces wel aan bod komen.'

Voor de afbakening van de door ons bevraagde organisaties vertrokken we van deze ‘grootste gemene deler',

en keken we naar het overzicht van de structureel gesubsidieerde organisaties. In de vorige structurele subsidie-periode werden twee werkplaatsen erkend en structureel gesubsidieerd. Bij de laatste ronde, na de invoering van het schottenloze kunstendecreet, werd dat aantal opgetrokken tot veertien. De overheid besliste om al deze werkplaatsen ongeveer voor hetzelfde bedrag te betoelagen (op wp Zimmer en nadine na, die respectievelijk 300.000 en 250.000 euro kregen). Men kreeg een som die varieerde tussen 100.000 en 120.000 euro, los van het aangevraagde bedrag. De minister koos enerzijds voor consolidering: door het toekennen van de gevraagde subsidies aan de grote kunstencentra. Binnen de nieuwe categorie werkplaatsen viste hij anderzijds een aantal organisaties op, die door de commissie negatief waren geadviseerd. En de koek werd, op ‘oudgedienden' wp Zimmer en nadine na, verdeeld onder twaalf nieuwkomers.

Opvallend binnen het decreet is ook de tweejarige structurele subsidiemogelijkheid. Enerzijds biedt ze een soort instapmogelijkheid voor jonge organisaties, en anderzijds een ‘uitstap'-periode voor organisaties die niet meer voldoen. De werkplaatsen werden allemaal resoluut voor twee jaar gesubsidieerd (2006-2007), ook al konden enkele werkplaatsen met een langere historiek, zoals wp Zimmer of nadine, in het verleden op een vierjarige subsidie rekenen.

Gebaseerd op de lijst van organisaties die door de Vlaamse overheid als ‘werkplaats' werden erkend en gesubsidieerd, stelden we een lijst van veertien werkplaatsen samen. We knoopten een gesprek aan met air Antwer­ pen, wp Zimmer, nadine, Q­O2, de Pianofabriek, Bains::Connective, cargo, kunstonline, Constant, flacc, Danscentrum Jette, f0AM en Firefly. Nummer veertien, nicc, ging niet op onze uitnodiging tot een gesprek in. De tekst die uit deze interviews resulteert, wil geen sluitende definitie poneren voor de werking van de werkplaatsen. De organische praktijk van deze organisaties vraagt immers om evenveel definities als er werkplaatsen zijn. Bovendien is het veld van werkplaatsen en organisaties met werkplaatsfunctie veel breder dan de structureel gesubsidieerde organisaties die we hebben aangesproken. Deze tekst is dus een objectieve mapping van een veld in voortdurende evolutie.



1. Air Antwerpen: beeld: Carla Zaccagnini, Air Antwerpen 2. Q-O2: beeld: Q-O2 3. Firefly: beeld: Firefly 4. Bains::connective: beeld: Bains::connective

1234

AIR Antwerpen is een plek voor reflectie en artistieke research, met een klemtoon op beeldende kunst. Samenwerking met kunstenaars uit andere disciplines of met wetenschappers is daarbinnen mogelijk. Binnen zijn werking biedt air Antwerpen de mogelijkheid tot een werkverblijf aan buitenlandse kunstenaars of in Vlaanderen wonende en werkende kunstenaars, die een samenwerking met een buitenlandse kunstenaar ambië- ren. air Antwerpen ondersteunt de residenten inhoudelijk en, in de mate van het mogelijke, technisch. Bovendien wordt ernaar gestreefd verschillende vormen van samenwerking aan te gaan met curatoren en partners binnen het artistieke veld, in het kader van coproducties en daaraan verbonden toonmomenten. Sinds januari 2006 wordt air Antwerpen structureel gesubsidieerd als werkplaats door de Vlaamse overheid. www.airantwerpen.be

Q­O2 werd midden jaren negen­ tig opgericht als ensemble voor hedendaagse muziek, met als uitgangspunt het gedachtegoed van John Cage en Fluxus. Sinds januari 2006 is Q-O2 een erkende werkplaats voor muziek en beeldende kunst in Brussel. Q-02 wil in die hoedanigheid blijven uitzoeken hoe en waar zogenoemde minimale en conceptuele kunst een realiteit uitpuurt of abstraheert tot een compositie, een klank, een beeld, een vorm, een idee. Dit in directe, spontane confrontatie met de kunstenaar en de toeschouwer.

De werking van Q-O2 vertrekt vanuit een collectief van artiesten die projecten initiëren en is onderverdeeld in het opzetten van projecten, het aanbieden van residenties en het openstellen van de eigen ruimte voor tentoonstellingen en concerten. www.q-o2.be

Firefly is een Brusselse werk­ plaats voor onderzoek, ontwik­ keling en productie van projec­ ten die het proces en de commu­ nicatie centraal stellen. Firefly wil zich als ‘vrijplaats' profileren voor projecten met antropologische en maatschappelijke inslag, die de grens verkennen tussen documentaire en fictie. De artistieke leiding is in handen van Els Dietvorst,

Orla Barly en Wim Cuyvers, die in verschillende projecten met artiesten, academici of andere interessante partners aan de slag gaan. Firefly beweegt zich op twee velden: via mentale creatieplatforms worden ideeën, maatschappelijke fenomenen en utopieën ontleed; in de creatieplatformen worden deze ideeën via verschillende werkprocessen uitgewerkt. Sinds januari 2006 wordt Firefly structureel gesubsidieerd als werkplaats door de Vlaamse overheid.

www.fireflyfilms.be

Bains::Connective is een artis­ tiek laboratorium dat acht jaar geleden door de vzw Krul werd opgericht in het voormalige stedelijk zwembad van Vorst in Brussel. Bains::Connective is een werkplaats voor residenties in de beeldende kunsten, muziek, dans en andere disciplines. Ook projecten en voorstellen van kortere duur kunnen terecht in Bains::Connective. De activiteiten, workshops, work-in-progress en voorstellingen die er plaatsvinden, vertrekken

van experiment, ontwikkeling en uitwisseling binnen het interdisciplinaire veld. Het vroegere badhuis van Vorst kan daarnaast ook gezien worden als een architecturaal experiment van geleidelijke renovatie en herbestemming. Bains::Connective profileert zich als een sociale en culturele ontmoetingsplaats waar bezoekers, leden, buurtbewoners en het grotere publiek aangemoedigd worden om op een actieve manier deel te nemen of te ‘connecteren'. Sinds januari 2006 wordt Bains:: Connective als werkplaats structureel gesubsidieerd door de Vlaamse overheid.

www.bains.be



WERKING

1. Flexibiliteit

De werkplaatsen hebben een uitgesproken experimentele praktijk, die vraagt om een flexibele afbakening. Aangezien het hun rol is nieuwe openingen te creëren, functioneren zij in een vooralsnog onbepaalde schaduwzone. Het is een positie die in een moeilijke spanningsverhouding staat tot de regulerende functie van het beleid. De beoordelingscommissie is zich bewust van dit gevaar:

‘Je moet werken met het kader van de regelgeving om subsidies toe te kennen. Maar het zou contraproductief zijn om de definiering van de werkplaatsen vast te betonneren. De definitie moet flexibel genoeg blijven om organisaties met een andersoortig maar kwalitatief profiel een kans te geven.' (Hilde Teuchies, Beoordelingscommissie kunstencentra en werkplaatsen) Dit kwalitatieve criterium is door de heterogeniteit van de werkplaatsen echter moeilijk te vatten, en staat in schril contrast met de steeds sterker wordende vraag naar transparantie, controle en efficiëntie op andere terreinen in de kunstensector. Aangezien duidelijke criteria voor een kwaliteitsoordeel ontbreken, is het formuleren van een flexibele definitie een moeilijke evenwichtsoefening. Zeker op het moment dat het discours rond de werkplaatsen nog in volle ontwikkeling is.

De flexibele aanpak van de werkplaatsen hangt uiteraard ook samen met de transdisciplinaire aspiraties van het schottenloze kunstendecreet, dat vraagt om een open en ruimdenkende omkadering van de kunstenaar en zijn praktijk. De werkplaatsen moeten tegelijk de continuïteit tussen de voormalige disciplinaire schotten mogelijk maken, en de tussenliggende kruisverhoudingen een kans tot overleven bieden.

‘De hedendaagse transdisciplinaire kunstpraktijk (die zich niet enkel beperkt tot het muteren van artistieke disciplines, maar zich situeert op het kruispunt van kunst, politiek, biologie, sociologie, filosofie, ...) vraagt om een flexibele opstelling. Deze vraag richt zich niet zozeer tot de praktijk en het denken van de kunstenaar en het collectief (die daar uiteraard zijn eigen keuzes blijft in maken), maar veel meer naar de organisatiestructuren van de theaters, huizen, kunstencentra en instituten, waar een constante herdefiniëring van werkmethodes, productieregels, presentatiestructuren en ondersteuningsmodaliteiten vereist is, om tegemoet te komen aan de eisen van het veld. (www.nadine.be)

Algemeen kunnen we dus stellen dat de werkplaatsen evolutieve projecten zijn, die zich voortdurend definiëren en herdefiniëren. Ze zoeken aansluiting bij de noodzaken en vragen van het veld, en stellen hun methodologie en werkmodellen voortdurend bij. Die ontwikkelingen worden in de meeste gevallen gestuurd van onderuit, en niet opgelegd van bovenaf.

Het zijn de artiesten zelf die ons een richting insturen. Dat verschuift ook. Er zijn steeds artiesten die richtingen ingaan die we niet verwachtten en we willen onze openheid daarvoor bewaren. (nadine)

2. Tussenruimte De grootste gemene deler van alle werkplaatsen is het feit dat ze procesgericht werken en niet resultaatgericht. Het zijn plaatsen waar in eerste instantie aan onderzoek wordt gedaan en dit op de meest uiteenlopende wijzen. De werkplaatsen zijn dus letterlijk transitruimtes: ze zijn een tussenveld voor het creatieen maakproces of voor onderzoek.

‘Een kunstenbeleid draait vooral rond de verhouding tussen een kunstwerk en het publiek, terwijl wij hier in de tussenruimte zitten tussen kunstenaar en creatie.' (Steven Op de Beeck – flacc) Algemeen bekeken tekenen zich binnen de werkplaatsen twee tussenruimten af die gecreëerd worden om aan onderzoek te doen. Deze hangen samen met het onderscheid dat gemaakt kan worden tussen de kunstenaarscollectieven aan de ene kant en de organisaties, die zich meer definiëren op maat van de artiesten, aan de andere kant. De laatste zorgen voor een inhoudelijke, artistieke, zakelijke en/of productionele omkadering, zodat de ruimte voor het onderzoek van de kunstenaar gevrijwaard wordt, afhankelijk van de middelen die de organisatie aanbiedt. Het onderzoek wordt in meer en mindere mate door de organisatie gestuwd. Voorbeelden zijn wp Zimmer, nadine, air Antwerpen, flacc, de Pianofabriek, Danscentrum Jette, en Bains::Connective. In andere werkplaatsen fungeert onderzoek dan weer als creatievorm op zich. Het gaat hier over de kunstenaarscollectieven f0am, Constant, cargo en Firefly die voornamelijk een evolutieve inhoudelijk artistieke context creëren waarop andere artiesten of wetenschappers kunnen inhaken. Kunst wordt binnen deze praktijken gezien als een continu gedeeld creatieproces. Het begrip ‘onderzoek' heeft de laatste tijd vaste voet aan wal gekregen in het denken over kunst en kunstproductie. De term refereert vaak aan de vraag van organisaties en kunstenaars naar de mogelijkheid om een ruimte te creëren waarin kan nagedacht worden over de verhouding tussen kunst en samenleving, of over de context waarbinnen kunst, en het denken over kunst, wordt geproduceerd. In het nieuwe kunstendecreet werd, in navolging van deze ontwikkelingen, zelfs een beleidsoptie research & development opgenomen.

‘Een residentie is een mogelijkheid voor een kunstenaar om over zijn werk te reflecteren zonder de druk van een afgewerkt product of een tentoonstelling. Het moet geen productie zijn die door ons gestuurd wordt. Wij geven een kader waarbinnen de kunstenaar zich kan bewegen. Maar verder staat er niets vast.



We zijn flexibel, en dat is nodig voor een werkplaats.' (Alan Quireyns – air Antwerpen) Een aantal werkplaatsen verwees in hun interviews expliciet naar de praktijk van het wetenschappelijk onderzoek, waarbij onderzoek wordt begrepen als ‘de ruimte om te falen'. Falen wordt in deze context niet gelijkgesteld aan mislukken, maar aan het openen van nieuwe mogelijkheden in het genereren van materiaal. Woorden als falen, risico, breekbaarheid, weakness... dringen bijgevolg het discours rond de werkplaatsen binnen. Het zijn vage bewoordingen die ook een valkuil kunnen inhouden. Werkplaatsen zijn immers geen plaatsen waar ‘om het even wat' kan gebeuren.

‘Een belangrijk gegeven in de werking is de zoektocht naar verschillende methodes van “research” in de kunsten. Terwijl kunstproductie gefocust is op het eindresultaat – de creatie van een uniek kunstwerk – zet “onderzoek” zich in voor de doorlopende productie van kennis. Een essentieel verschil tussen een productie en een onderzoeksexperiment is de betekenis van het falen. Een kunstproduct wordt als gefaald beschouwd, wanneer het eindresultaat niet aan de verwachtingen voldoet. In onderzoeksprojecten gaat het meer over het proces; als een experiment faalt om de oorspronkelijke hypothese te bevestigen, is dit al een belangrijk resultaat, dat in een volgende fase weer als uitgangspunt kan dienen.' (Maja Kuzmanovic - f0am)

3. Werkmodellen

‘Eigenlijk zijn we een soort van interface waarop heel veel wordt ingeplugd. Afhankelijk van wat een artiest op een bepaald moment nodig heeft, maken we koppelingen met verschillende mensen, plekken, publieken, organisaties...' (Carine Meulders – wp Zimmer) Om het onderzoeksen werkproces van artiesten te ondersteunen en mogelijk te maken, ontwikkelde de Antwerpse werkplaats wp Zimmer een aantal werkmodellen, vanuit het motto ‘geen artistieke praktijk zonder zakelijke onderbouw'. Het zijn zakelijk-productionele tools die op korte en lange termijn ingezet kunnen worden om de artistieke praktijk van de kunstenaar zo goed mogelijk te ondersteunen. Ook andere werkplaatsen met een kunstenaarsbeleid hebben hun eigen werkmodellen ontwikkeld en beschikken over middelen die ingezet kunnen worden. Dit houdt, afhankelijk van het profiel, een aanbod in van studiotijd voor research, productie, inhoudelijke onder-

steuning, zakelijke begeleiding, technische ondersteuning enzovoort. In de meeste werkplaatsen blijkt dat ook de organisatoren zelf vaak ingezet worden in het onderzoeksproces.

‘Wij zijn de tools van het huis en trachten op die manier aanwezig te zijn. De kunstenaars kunnen ons steeds gebruiken om vragen te stellen, een website te maken... Op die manier willen wij verbonden blijven met de projecten.' (nadine) Uit onze verschillende gesprekken bleek deze voeling met de werkpraktijk van de aanwezige artiesten vaak erg belangrijk. De meeste organisatoren volgen de werkprocessen op de voet. Op die manier is er sprake van een uitwisseling. Bij werkplaatsen rond kunstenaarscollectieven – zoals Firefly, Q-O2, f0am, Constant of cargo – gaat deze interpretatie vaak nog verder. Hier pluggen andere artiesten en onderzoekers al dan niet letterlijk in op de inhoudelijk artistieke interface. De kernleden van deze werkplaatsen stellen een onderzoek, een creatieplatform of een technologische context voor, waar anderen kunnen op inhaken. Dat kan gebeuren in de vorm van researchof werkgroepen, maar ook via blogs of een forum op het internet. ‘We ondersteunen artistieke praktijken. We doen dat inhoudelijk-artistiek, door een context te creëren en door een opstelling van technologische basistools, die door anderen gehanteerd kunnen worden. Je creëert op die manier een context van mensen waarbinnen een wisselwerking ontstaat. Iedereen brengt iets binnen.' (Stefaan DeCostere – cargo) OnLine speelt hierin een aparte rol. Het ontwikkelde een archiverend en documenterend internetplatform om het veld van de beeldende kunsten in kaart te brengen. Deze kostenloze databank staat kunstenaars en organisaties toe om zelf materiaal te posten en te beheren. ‘OnLine beschikt op dit moment over acht tools voor het ganse veld van de beeldende kunst. In het centrum van deze tools staat de steeds groeiende kunst databank die dankzij een zeer transparante en uitgekiende structuur zo flexibel en evolutief mogelijk tracht te zijn. Elk van deze tools ontstaat vanuit een langetermijnvisie en een commitment ten opzichte van de reële noden van de sector.' (Jan Mast en Lieve Laporte, OnLine)



578

CARGO is een werkplaats in Oostende voor onderzoek naar nieuwe vormen van creatieont­ wikkeling met media. Kunstenaars, filosofen, architecten en critici worden uitgenodigd om met hun eigen projecten in te haken op de inhoudelijk artistieke context van cargo. De vraag ‘wat zou er moeten gebeuren opdat de wereldmet-media zich kan openen in

een betekenisvolle ervaring' staat centraal in de werking. De website fungeert als een platform voor de creatie-processen. De vzw cargo werd in 1999 opgericht, naar aanleiding van Kindercargo tijdens Brussel 2000. Nadien spitste cargo zich toe op het geven van workshops, die dichtbij hun onderzoeksproject lagen. Sinds januari 2006 wordt cargo als werkplaats structureel gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. www.cargoweb.org

f0AM is in 2000 ontstaan van­ uit Starlab, een departement van een onderzoeksinstituut in Brussel waar de link tussen wetenschappelijk onderzoek en het culturele leven werd onderzocht. In 2001 werd de vzw f0AM opgericht. Sinds januari 2006 wordt f0AM structureel gesubsidieerd als werkplaats door de Vlaamse overheid.

f0AM is een onafhankelijk laboratorium dat zich toelegt op mixed reality en in zijn werking de klemtoon legt op onderzoek en productie gebaseerd op onderzoek. In samenwerking met een netwerk van internationale partnerorganisaties wordt gewerkt aan een symbiose van cultuur en wetenschap, technologie en natuur. De vier kernleden van f0AM initiëren de projecten. In hun onderzoek of producties worden andere artiesten, wetenschappers, technologen enzovoort betrokken.

FLACC in Genk profileert zich als werkplaats voor beeldende kunstenaars en richt zich in de eerste plaats op een ‘kunstenaarsbeleid': programma, profiel, ruimtelijke inrichting en communicatie worden afgestemd op maat van de kunstenaar. flacc wil de organisatorische, inhoudelijke en technische voorwaarden scheppen om kunstenaarsprojecten te realiseren. De organisatie selecteert jaarlijks maximaal vijftien kunstenaars

(uit binnenen buitenland, jong en ervaren) om een nieuw project op te zetten. Daarnaast heeft flacc ook een receptieve werking. Als werkplaats voor beeldend kunstenaars wil de organisatie bovendien met zo veel mogelijk partners flexibele samenwerkingsverbanden opzetten, onder meer om een breder publiek te bereiken. flacc wordt structureel gesubsidieerd door de Vlaamse overheid als werkplaats sinds januari 2006.

www.flacc.info

www.kunstonline.info is een Gents hedendaags kunstplatform dat sinds januari 2006 door de Vlaamse overheid gesubsidieerd wordt als werkplaats. Het documenteert het snel evoluerende kunstveld, met een focus op België. Kunstonline is een kosteloos internetplatform dat individuen en organisaties toestaat om zelf materiaal te posten en te beheren. Door zijn openheid staat het toe om te communiceren met andere informatiebronnen en zo de stroom van fragmentarische data zonder context, samen te brengen. Dit alles is geënt op de realiteit:

de praktijk van het veld. Kunstonline biedt aan kunstenaars, curatoren, studenten, docenten en onderzoekers haar ontwikkelingsen productieplatforms aan, voor onderzoek omtrent kunst, archivering, kunstgeschiedenis, sociologie... Voorts biedt het productieondersteuning aan kunstenaarsprojecten die ingaan op of aansluiten bij nieuwe omgangsvormen van kunst en vormen van expressie.

www.kunstonline.info

Cargo: beeld: Cargo f0AM: beeld: f0AM FLACC: beeld: Paul Casaer; Maquette: Ann Clicteur en Paul Casaer, Head & Shoulders, 2006.

Kunstonline: beeld: Kunstonline



ARTISTIEKE KEUZES

‘Onze grootste ambitie is en blijft om kunstenaars te helpen. Een andere ‘secret agenda' is er niet en is er nooit geweest.' (nadine) Algemeen kunnen we stellen dat, ondanks de verschillende identiteiten, werkingen en klemtonen, de meeste werkplaatsen met mekaar gemeen hebben dat ze in de eerste plaats kiezen voor de artiest, en niet zozeer voor een project of creatie. Die keuze is in een aantal gevallen impliciet, vanuit het onderzoek van de werkplaats waarbij een interactie wordt aangegaan met bepaalde kunstenaars. Of omdat ze bepaald wordt door gegevens als ruimte of thematiek.

1. Een keuze voor de kunstenaar

Een aantal werkplaatsen, zoals wp Zimmer, flacc, air Antwerpen of de Pianofabriek identificeert zich expliciet met de artiesten waar men voor kiest. Dit bepaalt hun vorm en werking.

‘ flacc is een werkplaats voor beeldende kunsten, maar we spreken zelf liever over een werkplaats voor beeldend kunstenaars. We zijn immers vooral bezig met een kunstenaarsbeleid waarin de kunstenaar centraal staat. Het gaat over een subtiele invulling, maar ik denk dat het zich zo op de juiste manier weet te verhouden tegenover de decretale term. Een kunstenbeleid draait vooral rond de verhouding tussen een kunstwerk en het publiek, terwijl wij ons hier veeleer in de tussenruimte tus-

sen kunstenaar en creatie bevinden.' (Steven op de Beeck – flacc) Deze organisaties werden meestal opgericht met de intentie een kader te bieden waarbinnen de meest aangewezen ondersteuning voor elke individuele artiest geboden wordt. Samen met de kunstenaar in kwestie wordt beslist welke condities de beste zijn voor zijn onderzoek of creatieproces. Elke organisatie biedt een interface waarbinnen een aantal werkmodellen op maat worden ingezet.

‘Toen Barbara Van Lindt en ik hier toekwamen zijn we vertrokken vanuit een partnership met de artiest, en zijn we gaan kijken hoe we hem kunnen helpen. Zo zijn we op het begrip “maatwerk” gekomen. We bekijken wat de kunstenaar zijn parcours is en gaan specifiek assisteren daar waar het nodig is. En de meeste aandacht moet dan gaan naar beginnende kunstenaars.' (Patrick Sterckx, WP Zimmer). ¶ ‘Enerzijds wil ik me richten op de jong afgestudeerden theater en dans. Anderzijds is er de groep artiesten die bij de structurele subsidieronde uit de boot zijn gevallen omdat ze een structuur rond één kunstenaar hadden. Daarnaast is er een uitstroom uit PARTS, jonge mensen die alleen al door onze geografische ligging de weg vinden. Het is in de keuze tussen al die artiesten moeilijk om strikte criteria te handhaven. In principe gebeurt die keuze eigenlijk à la tête du client. We vertrekken natuurlijk

vanuit de artistieke kwaliteit van het project. Ik ga samen zitten met de kunstenaars, en we beslissen aan de hand van het project welke vorm van ondersteuning de beste is.' (Linda Suy – De Pianofabriek)

In een aantal gevallen gaat het in de werkplaatsen dus om de ondersteuning van jonge of net afgestudeerde makers, of om de tussengeneratie die al enkele jaren ervaring heeft in het veld. Toch stellen een paar ondervraagde werkplaatsen, zoals flacc of Danscentrum Jette, dat het voor hen, niet noodzakelijk om dezelfde redenen, ook belangrijk is om niet enkel in te zetten op het segment van de jonge, mobiele kunstenaars of ‘residentiehoppers'. Ze willen hun werking ook openhouden voor een breder spectrum aan artiesten. Voor sommige organisaties lijkt de uitnodiging aan een artiest dan weer minder gebonden aan leeftijd of andere criteria. Zij omschrijven hun keuze als subjectief, en afhankelijk van de vraag die een kunstenaar wil onderzoeken. nadine en Bains::Connective verwijzen in die zin ook naar het evolutief zijn. Een parcours van een artiest wordt niet per definitie gevolgd: er is geen engagement voor meerdere jaren. Wp Zimmer kiest dan weer wel resoluut voor een engagement op lange termijn, wat vrij uniek is binnen het veld van de werkplaatsen.

2. Clusterwerking

Naast de organisaties die werden opgericht vanuit de gedachte van een kunstenaarsbeleid, werkt een aantal werkplaatsen rond een collectief van kunstenaars en/of onderzoekers, zoals f0AM, cargo, Q-O2, Firefly en Constant. De kernleden van deze werkplaatsen gaan voor elk project, onderzoek of productie een interactie aan met andere kunstenaars of wetenschappers. In de meeste gevallen zijn de processen en het bevragen van de processen zeer belangrijk binnen deze werkwijze.

Q-O2 bestaat uit een kleine groep artiesten, verwante zielen die andere artiesten bij hun projecten betrekken. De kerngroep nodigt afhankelijk van elk project artiesten uit voor een onderzoek. Dat haakt in op de muziekwereld, die op zich al erg sociaal is. Hij is gebaseerd op een heel simpel principe: mensen spelen samen. De artistieke keuzes die we maken leunen aan bij het minimalisme. Projecten worden vaak geïnitieerd door artiesten die op zoek zijn naar de mogelijkheden van hun instrument. Het gaat om materiaalstudie. Dat kan in verhouding gebeuren met anderen, met een ruimte, met beelden... Het gaat steeds om een uitwisseling: een inhoudelijke dialoog tussen Q-O2 en de artiesten, die voor beiden verrijkend is.' (Els Van RielQ-O2)



Het valt op dat deze clusterwerking ook binnen een aantal andere ‘klassiekere' werkplaatsen zijn ingang vindt als werkmodel. Deze organisaties stellen duidelijk dat ze werken ‘op maat van de artiest en zijn vraagstelling'. Binnen die werking leggen ze echter de klemtoon op een collectief verhaal waarin uitwisseling centraal staat, en dat de methodologie van de werkplaats mee bepaalt. Niet enkel de artiest verrijkt zich in zijn onderzoek, ook de werkplaats en andere artiesten of wetenschappers ontwikkelen zich.

‘Vanaf volgend jaar gaan we met thema's werken, in de plaats van zonder meer artiesten uitnodigen. Wel kunstenaars uit verschillende disciplines met gemeenschappelijke interesses, om rond een thema onderzoek te doen, zodat er connecties ontstaan. Dat gaat terug naar het oorspronkelijke uitgangspunt van deze plek: een “connective”, een plek creëren waar mensen mekaars werken kunnen zien, geïnspireerd worden door elkaar.' (Luea Ritter en Lilia Mestre – Bains::Connective)

3. De ruimte als rode draad

Binnen een aantal organisaties, zoals nadine en Bains:: Connective fungeert de ruimte, de infrastructuur expliciet als rode draad: als continuüm binnen een jarenlang modulerende werking.

‘Een rode draad is de ruimte, de architectuur van plateau. Dat is voor veel projecten reeds een drempel. De functie van plateau is altijd al research geweest. De architectuur nodigt daar ook toe uit. Het is een grote ruimte die zich leent tot residenties waar mensen een paar maanden kunnen werken. We hebben een voorkeur voor artiesten die hier als het ware komen leven. Hoe langer mensen hier komen leven, hoe sterker het project in de ruimte ingebed wordt. Het wordt hier dan voor een tijd het eigen huis van die kunstenaars. En wij voelen ons dan veeleer een indringer. tani daarentegen is eerder een soort ready-made die je kan gebruiken. We zijn van plan om van tani een ruimte te maken waar nieuwe media of aan nieuwe media gerelateerde performances georganiseerd kunnen worden, of waar artiesten voor een bepaald project high tech materiaal kunnen gebruiken. plateau is echter het tegenovergestelde van een ready-made. De ruimte ligt steeds opnieuw braak en is voortdurend moduleerbaar.' (nadine) In meer pragmatische zin is de infrastructuur ook in andere werkplaatsen een bepalende factor voor de werking. Door de verbouwingswerken in de Pianofabriek zijn er momenteel weinig studio's ter beschikking. De klemtoon ligt er dus voorlopig op productiewerk en technisch afmonteren. Danscentrum Jette, dat slechts één grote ruimte heeft, maakte van die nood een deugd: de dagindeling be-staat uit workshops en werkplaatswerking. 's Morgens worden er workshops georgani-

seerd voor professionele dansers, 's middags staat de studio ter beschikking van artiesten om te repeteren of te onderzoeken, 's avonds zijn er lessen voor amateurs. In enkele gevallen, zoals bij Constant of kunstonline, beschikken werkplaatsen niet over een fysieke infrastructuur, maar beweegt hun werking zich vooral binnen een virtuele ruimte:

‘We hebben geen letterlijke infrastructuur om fysiek mensen in huis te halen, maar we hebben een online infrastructuur: de vele weblogs waar mensen publiekelijk denken. Het online gegeven is onze eerste werkplaats. Je zou de logs kunnen bestempelen als residenties. Die mensen zijn fysiek niet hier, maar overal ter wereld. Het huis waarbinnen iedereen werkt, wordt gevormd door de context van de onderwerpen die we onderzoeken.'

(Laurence Rassel – Constant) cargo heeft naast de virtuele ruimte die als platform dient, tevens een fysieke Media Space gecreëerd, die voortdurend verder uitgebouwd wordt voor realisaties en presentaties.

4. Maatschappelijk engagement versus autonomie

De voorbije jaren werden we om de oren geslagen met begrippen als maatschappelijk engagement, diversiteit en cultuurparticipatie. Vanuit het beleid werd een sterke klemtoon gelegd op deze aspecten. Bij een aantal kunstencentra en werkplaatsen is een maatschappelijke betrokkenheid sinds jaren ingebed in hun werking. Dit vertaalt zich op verschillende manieren. Expliciet: door sociaalartistieke praktijken zoals bij Bains::Connective of de Pianofabriek, of door artistiek onderzoek naar het stedelijke of het interculturele zoals bij Firefly. Meer impliciet: in het artistieke proces of onderzoek.

‘Dit soort sociaal artistiek denken is begin jaren negentig op de kaart gezet. Wat je nu ziet, is dat het echt zijn belang heeft gekregen in het brede culturele veld. In die mate zelfs dat ik bijna in een positie kom waarin ik denk: blijft er eigenlijk nog wel ruimte voor artiesten die zich niet geroepen voelen om zich over maatschappelijke thema's te buigen? Je voelt soms zo'n grote druk op de kunstenaar om met maatschappelijk engagement bezig te zijn. Artiesten zijn daar niet noodzakelijk uitdrukkelijk mee bezig, toch niet op deze letterlijke manier. Vaak zijn hun vragen ook heel abstract en hebben ze niet direct te maken met een concrete omgeving. Hun werk zal er altijd wel door gekleurd worden, maar dan op een eerder impliciete wijze. Ik krijg het gevoel dat de ruimte voor de kunstenaar die voor autonomie gaat, soms heel klein dreigt te worden.' (Carine Meulders – wp Zimmer)

Uit alle gesprekken blijkt een duidelijk pleidooi voor artistieke autonomie: het ligt voor de hand dat kunst per definitie maatschappelijk is en niet los staat van socio-culturele contexten. Als er al een expliciet maat-



schappelijk engagement is, dan gebeurt dat vanuit een bewuste artistieke keuze. ‘Een duidelijke maatschappelijke inbedding is onze hoofdzaak. De maatschappij, of wat er misgaat in de maatschappij, is onze grootste inspiratiebron en werkveld. Firefly wil in zijn creatie de communicatie en dialoog met de straat aangaan. Daarbij gaan we in de creatieplatformen aan de slag met gekozen “sites” die we ontdekken, ontleden en artistiek verwerken. Meestal zijn deze sites “non-places”: plaatsen die bestaan en tot iedereen en niemand toebehoren, breuklijnen waar een groot “collectief onderbewustzijn” heerst.' (Els Dietvorst – Firefly)

Nogal wat werkplaatsen situeren zich in een zeer specifieke context, zoals bijvoorbeeld stedelijke migrantenbuurten (wp Zimmer, Bains::Connective...) of een voormalige mijnsite ( flacc). Voor geen enkele van deze organisaties is het echter een voorwaarde dat de artiesten vertrekken vanuit dit maatschappelijke gegeven in hun werk.

‘Voor ons draait het rond de vraag wat dat creatiegegeven vanuit de beeldende kunsten anno 2006 betekent. Wat betekent een werkplaats in Genk, in zijn specifieke context, maar ook in Noord-West Europa? Hoe verhoudt de werkplaats zich tegenover het creatiebeleid van een museum of galerij? Het is een kernvraag die door de kunstenaars wel of niet meegenomen wordt. Het is niet zo dat we kunstenaars op voorhand vragen om aan de slag te gaan met historische, sociale of andere achtergronden hier. Uiteindelijk vertelt elk werk dat hier gemaakt wordt wel iets over de plek waar het is ontstaan en dat kan ook in kleine details verschijnen.' (Steven Op De Beeck – flacc) Zelfs de Pianofabriek, dat door zijn identiteit – het is de enige werkplaats die zich situeert binnen een overkoepelend Gemeenschapscentrum dat een sterk interculturele werking heeft – een unieke positie inneemt in het veld van de werkplaatsen, trekt duidelijk de kaart van de artistieke autonomie.

‘Werken met de buurt of het stedelijk weefsel is geen artistieke voorwaarde om hier te komen werken. Het is natuurlijk iets dat wel organisch kan groeien, maar het is geen premisse.' (Linda Suy – de Pianofabriek)

Door enkele werkplaatsen wordt maatschappelijk engagement vertaald naar sociaalartistieke praktijken, zoals de Cineclub voor kinderen in Bains::Connective of de internationale, interactieve projecten voor groepen met sociale problemen van f0AM. Zij maakten onder meer een project met tienermoeders in het dorp met de meeste tienerzwangerschappen in Groot Brittannië. De meeste werkplaatsen die zich situeren in een stedelijke context geven echter aan dat hun relatie tot de buurt veeleer die van een goede buurman is.

‘Kunst is sowieso maatschappelijk. We zijn hier nieuw in de buurt. Maar we gaan ons niet speciaal richten op een sociaalar-

U ITWISSELING

tistieke werking en buurtbarbecues organiseren. We willen wel onze deuren zo open mogelijk houden. De grote vitrine in onze nieuwe ruimte biedt wat dat betreft mogelijkheden. Mensen uit de buurt zijn nieuwsgierig en stappen binnen. We hebben een verhouding van goede buren.' (Els Van RielQ-O2)

1. Netwerken

Werkplaatsen vormen dikwijls een zeer kleine kern van waaruit een enorm netwerk groeit. Ze fungeren als een satelliet. De kunstenaars die er werken staan in contact met andere kunstenaars, die mogelijk meewerken aan het onderzoek en nadien in residentie komen. Op hun beurt staan zij in contact met weer andere wetenschappers, organisaties, een publiek... Bij bepaalde organisaties gaat dit online nog verder. Het gaat vaak om schier eindeloze vertakkingen.

‘De kern van Constant wordt gevormd door vijf mensen. Per thema zijn er werkgroepen aan de gang, een soort fysieke researchgroepen, die door een van ons getrokken worden. Online ligt het anders. Daar gaat het om mensen die we nog nooit gezien hebben, maar die dan een stuk van dit werk kennen. Dat breidt zich internationaal ook heel fel uit. Hierdoor gebeurt het dat je snel met zo'n project kan gaan reizen. En in die zin zijn we ook een netwerk. We kiezen niet enkel zelf mensen om mee samen

te werken, maar zij kiezen ons ook uit.' (Peter WestenbergConstant) Het valt ook op dat de meeste werkplaatsen een internationaal netwerk hebben. Organisaties met een focus op beeldende kunst, zoals flacc of air Antwerpen, werven heel gericht internationale artiesten. Q-O2 geeft aan dat het in de eerste plaats met internationale muzikanten werkt als gevolg van hun artistieke keuze voor minimalisme: in België is de hedendaagse muziekscène immers (nog) niet conceptueel. Ook een aantal andere werkplaatsen rond kunstenaarscollectieven zoals Constant of f0AM zijn erg internationaal gericht, omwille van de specificiteit van hun onderzoek.

In het Brusselse heeft dit gegeven ook te maken met een lokale artistieke scène die erg internationaal is. Alle Brusselse werkplaatsen die meer gericht zijn op een kunstenaarsbeleid geven aan dat hun werking in die optiek internationaal is. In de meeste gevallen zijn er echter niet genoeg middelen om daadwerkelijk artiesten uit het buitenland in residentie te laten komen. Maar via de artiesten en hun connecties ontstaat er toch zoiets als een informeel internationaal netwerk.

Ook nationaal en lokaal zijn de netwerken eerder informeel. Werkplaatsen gaan meestal allianties aan met andere organisaties omdat ze met elkaar een artiest gemeen hebben, of omdat ze voor een artiest of een project een publiek moment willen organiseren.



2. Context

Vertakkingen beginnen natuurlijk binnen de dagelijkse werking van een werkplaats. Uit onze gesprekken blijkt dat er op veel plaatsen bewust gestreefd wordt naar het creëren van een een ontmoetingsplek.

‘We willen in dcj graag een kader, een context creëren. Dit gebeurt onder meer door de lessen: mensen komen lessen volgen, blijven hangen tijdens repetities, artiesten leren elkaar kennen... Er wordt ook elke middag voor iedereen gekookt. Op die manier ontstaat er een netwerk.' (Roxane Huilmand – Danscentrum Jette)

‘De deur is iedere dag open voor mensen om langs te komen, artiesten die op de computers willen komen werken, vergaderen... Het is een ontmoetingsplaats die tegelijk losstaat van wat de artist-in-residence aan het doen is, maar er kan interactie ontstaan tussen iedereen die hier is.' (nadine) Het bieden van een context heeft dus alles te maken met het impliciet creëren van interactie, en met het uitwisselen van ervaring en kennis. Bij een aantal werkplaatsen, zoals f0AM, air Antwerpen of Bains::Connective, worden daartoe bibliotheken of kennisruimtes ingericht. ‘In de kelder zijn we nu aan het verbouwen: we willen er een documentatieruimte, een “feedspace” inrichten, waar mensen boeken en dvd's kunnen consulteren. Daardoor is er een connectie met andere mensen, die hier ook werken of gewerkt hebben. Het is geen bibliotheek die louter wij stofferen. We vragen expliciet aan de artiesten die hier werken welke boeken zij interessant vinden om hier te kunnen consulteren.' (Luea Ritter – Bains:: Connective) Daarnaast worden, binnen sommige kunstenaarscollectieven die werken rond nieuwe media, modellen zoals ‘open source' of ‘creative commons' gehanteerd, die expliciet kenniscirculatie moeten stimuleren. ‘De werking is toegespitst op het delen van kennis, ervaring en faciliteiten: een uitwisseling die gebaseerd is op open source/copyleft principes. Dit is evenwel slechts de manier van werken, niet de focus van ons onderzoek.' (Maja Kuzmanovic - f0AM) Voor andere organisaties fungeert open source ook als object van kritisch onderzoek. Op de website van cargo is een integrale boekpublicatie te vinden die tevens in tastbare vorm werd uitgegeven. Het is een groeiend boek, een doorgeefboek. Het construeert in open source een kritisch discours omtrent nieuwe media en het in gebruik ervan. ‘Het boek geeft intern zijn delen door en spoort de lezer aan om eigen schakelingen aan te leggen. De URL's verwijzen naar aanvullingen op het Web waarop sommige teksten worden aangevuld en andere verbeterd, en waarop lezers eigen commentaren en updates kunnen doorvoeren.' (cargo-website: ‘Dit is als of dat') Constant is open source een tool voor een kritisch discours over de wijze waarop er in de maatschappij en op

het internet met kennis wordt omgegaan:

‘Wat ons allemaal bezighoudt, is open source. We interpreteren dat vrij breed. Zowel als een manier om software uit te wisselen en te produceren maar we proberen dat ook toe te passen op sociale situaties. Hoe zou je de grenzen van een bestaande sociale situatie kunnen verleggen, zodat iedereen er toegang tot heeft? Dat is een heel andere benadering dan het louter toepassen van bestaande technologische middelen binnen je eigen

leefen werkcontext, waardoor de technologie kritisch wordt bevraagd.' (Peter WestenbergConstant)

3. Transparantie

Naast het bevorderen van een uitwisseling tussen artiesten, geven alle werkplaatsen aan dat een publiekswerking voor hen om verschillende redenen belangrijk is. Nochtans ligt in de publieke functie een van de grote verschillen tussen werkplaatsen en kunstencentra. De laatste moeten, volgens decreet, een brug slaan naar het publiek. Bij de werkplaatsen is het gegeven publiek voornamelijk belangrijk in functie van het werkproces van de kunstenaars.

‘Publiekswerking is voor ons interessant in de zin van uitwisseling. Het is interessant als mensen komen kijken en feedback geven op het werkproces zodat er een discussie ontstaat. Daar gaat het meer om, dan om een publiek op te bouwen in de klassieke zin. Ons publiek is in die optiek erg onvoorspelbaar, omdat alle projecten erg verschillend zijn.' (Lilia Mestre – Bains:: Connective)

Voor de werkplaatsen is de publiekswerking met andere woorden een evolutief gegeven. Ze hebben geen vast publiek. Hun werving gebeurt ‘à la tête du client'. Wanneer een artiest zijn onderzoek of creatie wil toetsen aan een publiek, worden daartoe de best mogelijke omstandigheden gecreëerd, in de eigen ruimte, of in relatie met (internationale) partnerorganisaties, al naargelang de faciliteiten of de aard van het project.

‘Publiekswerking is geen decretale opdracht voor een werkplaats; toch zijn wij net heel erg bezig met na te denken over publiek. We zoeken steeds naar de juiste presentatieplek en het juiste publiek voor een voorstelling en voor een kunstenaar. Wij hebben dus een indirecte werking naar een publiek: het is niet zozeer belangrijk dat een publiek weet wie wp Zimmer is maar wel wie die kunstenaars zijn.' (Patrick Sterckx – wp Zimmer) Naast het organiseren van publieke momenten en festivals, zoals het Herfstfestival in Danscentrum Jette, het Open Air festival van air Antwerpen of het nieuwe mediafestival van Constant, zijn nogal wat werkplaatsen bezig met alternatieve vormen van publiekswerking. Dat heeft onder meer te maken met het zoeken naar de juiste presentatievormen voor procesmatig onderzoek.



9

De Brusselse werkplaats nadine werd in 1999 opgericht om de werkplaats PLATEAU, die in 1997 ter ziele ging, nieuw leven in te blazen. nadine is de organisatie die de ruimtes PLATEAU en TANI beheert. Het is een transdisciplinair laboratorium voor hedendaagse kunstenaars: een ruimte waar vernieuwend podiumwerk gecreeerd, ondersteund en getoond kan worden. nadine wil op continue wijze vernieuwende en dus ook vaak experimentele en risicovolle projecten, die een degelijke omkadering nodig hebben, ondersteunen. Door de ontwikkeling van een eigen methodologie voor artistiek onderzoek, en de uitdrukkelijke aandacht voor het artistieke proces, wil nadine de hedendaagse productiepraktijk van de artistieke sector in vraag stellen, en samen met

de kunstenaars zoeken naar een open en flexibele structuur, die de interne vraagstelling koppelt aan een ruime externe communicatie. nadine werd van 2001 tot 2005 door de Vlaamse overheid betoelaagd

als kunstencentrum. Sinds januari 2006 wordt de organisatie gesubsidieerd als werkplaats. www.nadine.be

10

wp Zimmer is een Antwerpse werkplaats die ontstaan is uit de Beweeging, dat in 2000 ter ziele ging. In 2001 werd wp Zimmer opgericht en werd de receptieve werking van de Beweeging stopgezet. Er werd resoluut gekozen voor de artiest. Wp Zimmer is een werkplaats met internationale inslag voor aankomende makers op het gebied van dans, performance, fysiek en beeldend theater. Onder het motto ‘geen artistieke ontwikkeling zonder zakelijke onderbouw' besteedt wp Zimmer zorg aan alle aspecten van het artistieke bestaan op lange termijn. Artiesten krijgen niet alleen ruimte voor onderzoek en creatie, maar ook de nodige (post)productionele en zakelijke ondersteuning. Wp Zimmer wordt sinds 2001 door de Vlaamse overheid gesubsidieerd als werkplaats.

www.wpzimmer.be

11

Danscentrum Jette werd in 1996 opgericht door Roxane Huil­ mand. Aanvankelijk was er geen eigen infra-structuur, maar werden er workshops en lessen op andere plekken georganiseerd. In 2000 werd een ruimte gevonden en werd, in samenwerking met Claire O'Neal en David Hernandez, de werkplaats ontwikkeld met als achterliggende idee een ontmoetingsplek te creë- ren voor mensen die van dans houden. Danscentrum Jette legt zich toe op workshops en trainingen voor professionelen en amateurs, en op het ondersteunen van projecten in de eerste fase van de research.

De klemtoon ligt op dans en onderzoek naar het ontwikkelen van een danstaal. Danscentrum Jette wordt sinds januari 2006 door de Vlaamse overheid structureel gesubsidieerd als werkplaats.

12

De Pianofabriek is het Gemeen­ schapscentrum van Sint­ Gillis, dat zich toelegt op een specifieke jeugdwerking en een intercul­ turele werking. Daarnaast is het centrum erkend als culturele en muziekeducatieve instelling en als lokaal steunpunt voor de etnischculturele minderheden. Samen met de VDAB worden ook beroepsopleidingen voor geluidsen lichttechnieken georganiseerd, en er

is een openbare Nederlandstalige bibliotheek. De werkplaats binnen De Pianofabriek wordt sinds januari 2006 structureel gesubsidieerd. De werking spitst zich in hoofdzaak toe op choreografen en theatermakers met een specifieke productievraag. Artiesten krijgen, naargelang de aard van hun project, studiotijd en inhoudelijke, productionele en technische ondersteuning.

www.depianofabriek.vgc.be

13

Constant is een non­profit orga­ nisatie die sinds 1997 gevestigd is in Brussel en werkzaam is op het gebied van feminisme, kunst, copyright alternatieven en wer­ ken via netwerken. Aanvankelijk werd de organisatie opgericht als mediafestival en -laboratorium. Intussen evolueerde Constant naar een werkplaats, geleid door een collectief uit de artistieke praktijk. Constant ontwikkelt projecten

die zich door middel van radio, elektronische muziek en databaseprojecten bewegen tussen culturele activiteit en de cultuur van werk. Constant is sinds januari 2006 als werkplaats structureel gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. www.Constantvzw.com

Het nicc (of Nieuw Internatio­ naal Cultureel Centrum) is een overleg­ en belangenplatform voor hedendaagse kunst. Als infoen steunpunt voor kunstenaars streeft het nicc naar meer aandacht voor de concrete realiteit en de noden van de kunstenaars, en naar meer inspraak voor hen in de kunstsector. In deze hoedanigheid profileert het nicc zich als gesprekspartner van de verschillende overheden waarmee ze probeert

te werken aan een professionalisering van het kunstenaarsstatuut. Het nicc biedt een gevarieerd programma (studies, publicaties, tentoonstellingen, lezingen en debatten). nicc werkt samen met zowel beginnende als gevestigde kunstenaars. De organisatie bestaat momenteel uit verschillende afdelingen: belangenbehartiging en advies, creatie met een flankerend artistiek programma, de ontwikkeling van een voorwaardenscheppend beleid, en de ontwikkeling van een atelierbeleid. nicc wordt sinds januari 2006 als werkplaats structureel gesubsidieerd door de Vlaamse overheid.

www.nicc.be

9. nadine : beeld: nadine 10. wp Zimmer: beeld: wp Zimmer 11. Danscentrum Jette: beeld: Danscentrum Jette 12. De Pianofabriek : beeld: De Pianofabriek 13. Constant: beeld: Peter Westenberg



‘Presentatie brengt natuurlijk vragen met zich mee: hoe kun je projecten die nooit echt ‘af' zijn presenteren aan een publiek?' (Maja Kuzmanovic - f0AM) air Antwerpen en flacc houden regelmatig Artist's Talks. Constant, f0am, nadine en Danscentrum Jette organiseren workshops. Bains::Connective heeft zijn maandelijkse Plankton Bar en Q-O2 organiseert discussiemomenten... Uit al deze initiatieven blijkt een zin voor transparantie. ‘Het is belangrijk dat het publiek een deur aangeboden krijgt, dat we de drempel niet te hoog te houden.' (Els Van RielQ-O2) Een aantal werkplaatsen die zich situeren in het veld van de beeldende kunst of de nieuwe media, zoals cargo, Firefly, nadine, f0am of flacc, vertaalt zijn publiekswerking naar publicaties of cahiers. Deze zijn enerzijds een manier om hun werking en projecten naar buiten toe te communiceren. Anderzijds zijn het creatieve documentatievormen, die het onderzoek en de methodologie van de werkplaatsen ontsluiten. Bij enkele organisaties, zoals f0am, cargo, nadine of Constant, vervult de website deze functie. De meeste werkplaatsen geven aan ook op alternatieve manieren hun methodologie in kaart te willen brengen of hun werking te willen het archiveren: ‘Via de documentatieruimte willen we het landschap aan artiesten dat hier passeert in kaart brengen: door hun processen of hun context te presenteren in de bibliotheek. Door de verschillen in methodologie van de artiesten willen we onze eigen methodologie proberen te onderzoeken.' (Lilia Mestre - Bains::Connective) Voor flacc ontwierpen interieurarchitect Ann Clicteur en kunstenaar Paul Casaer een tentoonstellingruimte met een moduleerbare archiefwand. ‘In die zaal gaan we een soort archieffunctie creëren, die een overzicht geeft van alle werken die hier zijn gemaakt aan de hand van “sporen” (ontwerpen, schetsen, foto's, edities...) die worden achtergelaten. De ruimte krijgt op die manier ook een geheugen. Het heeft een documentaire waarde. Kunstenaars laten hier ook werken achter. De stad verzekert die, en ze worden vervolgens als een collectie van de stad bekeken. Je krijgt een mooi overzicht van de werken die hier zijn gerealiseerd. De moduleerbare wand bestaat uit banden die opengeschoven kunnen worden en waar je dan de werken (of sporen) kunt bekijken. Er is ook een statische module voorzien waarin alle audiovisuele creaties kunnen worden geraadpleegd.' (Steven Op de Beeck – flacc) Het meest expliciet is evenwel de werking van OnLine, wier methodologie gericht is op digitale archivering. De kennisdatabank van OnLine bestaat uit acht tools of lagen. Het systeem is zelfregulerend, waarbij de verschillende lagen met elkaar in verband staan.

‘We doen met OnLine steeds aan onderzoek rond archivering, documentatie en levende archieven. Het beste archief is de levende kunstenaar zelf, van wie we analoog materiaal verwerven, dat we digitaal omzetten. We trachten het systeem continu te verbeteren. We brengen de knowhow naar buiten als een kennisbank.' (Lieve Laporte en Jan MastOnLine)

EINDNOOT

Het veld van de werkplaatsen is een landschap dat zich nog volop aan het ontwikkelen en professionaliseren is. Het is dan ook onmogelijk een sluitende definitie te formuleren. Dit zou trouwens in schril contrast staan met de procesmatige opzet van de werkplaatsen. Hun kracht bestaat er immers in dat ze, door hun flexibiliteit en diversiteit, kort op de bal kunnen spelen van de artistieke praktijk en de tendensen die zich daarbinnen voordoen. Ze vormen de noodzakelijke tussenruimte voor artiesten om hun onderzoek of creatie te ontwikkelen. Afhankelijk van de kunstenaar of het project stellen ze hun methodologie en werkmodellen voortdurend bij. Dit landschap verdient dus een definition-inprogress die met de praktijk mee evolueert. Vooral in de context van de tweejarige subsidieregeling, waardoor de meeste werkplaatsen in een soort ‘testfase' van hun werking terecht komen, is het belangrijk dit flexibele werkkader te benadrukken. Het is immers op dit punt nog niet duidelijk of deze subsidiepolitiek een aantal ‘instappers' wil ondersteunen, of enkel het oordeel over de noodzaak en de werking van de werkplaatsen wil opschorten. Bovendien maakt de flexibele invulling van methodes, werkmodellen en activiteiten, waarin elke werkplaats verschilt van de andere, een welomschreven pakket van criteria voor een eventuele beoordeling bijzonder moeilijk. Het is op dit punt eveneens moeilijk

in te schatten of één van de belangrijke criteria van de overheid de ‘doorstroomkwaliteit' van de werking zal zijn: in welke mate de organisaties een doorstroom van ‘jonge' artiesten naar de kunstencentra en de culturele sector garanderen. Zijn de werkplaatsen geconcipieerd als een soort ‘tussenstations' in de evolutie van een artiest naar de reguliere toonen productieplekken? Of kan er ook zoiets bestaan als een interne werkplaatswerking, die zich onafhankelijk van de rest van de sector ontwikkelt?In dit geval komen we bij een laatste punt terecht, dat door elk van de organisaties op een andere manier wordt aangepakt: communicatie. Hoe ga je om met artistiek onderzoek binnen de muren van je laboratorium, studio, of internetatelier? Hoe vind

je een publiek voor dit soort processen, en hoe hou je dat publiek op de hoogte van wat er gebeurt binnen je werkplaats? Ondanks het actieve beleid van vele organisaties, die gebruik maken van internetmogelijkheden, publicaties, toonmomenten, debatten, enz..., blijkt precies dit aspect nog steeds de grootste uitdaging te zijn, waardoor de werking van heel wat organisaties niet of nauwelijks wordt gepercipieerd, of onjuist wordt ingevuld.


Development and design by LETTERWERK