Samenwerken en ruimtelijkheid
RENDEZ-VOUS PUBLICS
Samenwerken en ruimtelijkheid
de theaters die
Twee beelden van samenzijn
Wat te doen? (
We zien hier duidelijk twee beelden van twee verschillende manieren van samenzijn, twee verschillende representaties van gemeenschap ook. Als we gemeenschap zien als een begrip dat duidt op een groep mensen die iets specifieks gemeen hebben, dan lijkt wat
ze gemeen hebben in het eerste beeld eerder een bijkomstigheid van het fotografische kader, of beter nog, een toevoeging aan het toevallig gedeelde moment, aan de nachtelijke bijeenkomst. In het tweede beeld is dat wat ze gemeen hebben het enige wat afgebeeld wordt, de mensen zijn samen omwille van hun gemeenschappelijke toekomst. De gemeenschappelijkheid is hier de kern van de afbeelding, onmogelijk om er iets aan toe te voegen. De kloof tussen de twee gelijkaardige afbeeldingen heeft iets te maken met de manier waarop de gemeenschap, de gemeenschappelijkheid van hun samenwerking en samenzijn, begrepen wordt. Op het eerste beeld is de ruimte ietwat incoherent, zelfs al heeft ze dezelfde indeling als Popkovs beeld. Daarnaast speelt in het eerste beeld ook een zekere contingentie van tijd, in fel contrast met het belang van het gedeelde moment zoals Popkov het afbeeldt. Jonge kunstenaars en theoretici horen namelijk niet samen, hun gevoel van samenhorigheid zou immers onder het juk liggen van vooruitgang, teleologie, finaliteit, het gemeenschappelijke toekomstplan. Het gemeenschappelijke op het eerste beeld is meer een toevoegsel van het vormgegeven moment, het is de gemeenschap zoals de
48
900 etcetera 99
Mensen gaan voortdurend relaties en verbindingen aan, aangezien samenwerking kapitaal doet stromen en mensen continu verbonden zijn in de urgentie van hun mobiliteit.
vraagstuk van onze eigen eindigheid bijvoorbeeld), het 'heilige profane' dat ons incoherent samenplaatst op het beeld. Dit is dan de gemeenschap waar geen uitwisseling is, geen universaliteit, geen economie, geen coherentie, geen identiteit, want tegelijkertijd kan niets gedeeld worden; samenhorigheid bestaat niet, of om het anders te formuleren: de gemeenschap bestaat uit het zich terugtrekkende gemeenschappelijke. 'Het terugtrekken opent dit vreemde het-ene-zijn-met-de-ander waaraan we blootgesteld zijn, en houdt het open.'3
Dit vreemde het-ene-zijn-met-de-ander wordt in het werk Wat te doen blootgelegd door de groep jonge mensen te kaderen in een reeks stilstaande beelden, waarop ze voortdurend in andere ruimtelijke posities staan, hun lichamen altijd opgesteld in andere ruimtelijke indelingen die als enige oorzaak de contingentie van hun gesprekken lijken te hebben. We kunnen zeggen dat de stilstaande foto's elkaar opvolgen in een constante stroom van veranderende posities. Doordat die constante positionering plaatsvindt in de anonimiteit van de nacht, her-positioneren de lichamen zich op een ontspannen maar tegelijkertijd geëngageerde manier. De groep behoort tot de ruimte van de nacht door hun toevallige en onsamenhangende onderlinge relaties. Wat te doen draait niet om een gemeenschappelijk doel of programma, maar wordt een toevallig proces van 'in de ruimte plaatsen', het resultaat van het innemen van posities in taal (spreken), wat niet kan gedaan worden zonder tegelijkertijd posities in te nemen in de ruimte. Je kan het werk interpreteren als een soort ruimtelijke weergave van wat in de leegte van de nacht kan plaatsvinden: er zit immers geen vooronderstelde ruimte en tijd achter, niemand is daar om achterliggende redenen. De mensen zijn samen omdat ze in een specifieke verhouding tot tijd en ruimte staan, ze nemen actief deel aan het open proces van ruimtelijke weergave dat nauw verbonden is met hun positionering wanneer ze verbindingen aangaan en communiceren. Ze ontmoeten elkaar omdat de ruimte tegelijkertijd geconstrueerd wordt door hun handeling en geopenbaard wordt door de actieve positionering van hun subjectiviteit. Hun subjectiviteit wordt altijd geplaatst door de manier waarop ze samen spreken, onderhandelen, communiceren, aanraken, kijken, zich ontspannen, zelfs samen roken, met hun verlangens en acties plaatsen ze de leegte van de nacht in de ruimte. Deze nachtelijke leegte is een politieke plek bij uitstek, niet omdat daar iemand staat die spreekt voor iemand anders of iets anders, maar omdat we getuige zijn van de actieve re-articulatie van de ruimte. De programmatisch en historisch 'besmette' vraag wat te doen wordt een kritische openbaring, niet alleen van hoe we iets samen doen door onderhandelingen, onenigheden, discussies, statements, enzovoort, maar ook waarom we iets samen doen. De nacht,
zelfs al is het een anonieme en contingente nacht, wordt een werkelijk openbare ruimte. Het gemeenschappelijke is hier nauw verbonden met een andere manier van kijken naar ruimte, wanneer mensen die samen zijn niet georganiseerd zijn en zichzelf niet organiseren om een taak uit te voeren of om efficiënt te zijn, maar toch onophoudelijk betrokken zijn in een activiteit. Het verbond van de gemeenschappelijke activiteit is veranderd, het gemeenschappelijke wordt in een leegte geplaatst, want het in de ruimte plaatsen en het herindelen van de ruimte gaat in die leegte de hele tijd door. Simultaan verandert ook de vraag naar tijd: het gemeenschappelijke als iets contingents dat zichzelf openbaart in het heden, is niet langer een kwestie van verlies in het verleden of winst in de toekomst.
Samenwerken en veranderlijkheid
De 'Wat te doen' manier van samenzijn bevat een zekere vorm van 'niet-functioneren', wat resulteert in onderbrekingen, fragmentatie en spanning, en de gemeenschappelijkheid opent zich naar de leegte: er staan duizenden mensen achter de bouwvakkers van Bratsk, maar wie staat achter ons? Wanneer de tijd van de bijeenkomst en de ruimtelijke indelingen toegankelijk zijn voor de leegte is de tijd altijd contingent en zijn de indelingen keer op keer het resultaat van incoherentie. De relaties en connecties die de mensen bijeenhouden, zijn echter niet zwakker of minder bindend, zelfs al lijken ze maar een bijkomstig toevoeging te zijn aan de ontmoeting.
Het is echter belangrijk te benadrukken dat die vorm van niet-functioneren niets te maken heeft met de fetisj status die samenwerking vandaag de dag heeft: samenwerken is stilaan de voornaamste vorm van samenzijn geworden. Er vinden voortdurend ontmoetingen, meetings en samenwerkingsverbanden plaats, de manieren van samenzijn zijn veelvoudig, veranderlijk en dynamisch, ze veranderen constant en aan een razendsnel tempo en natuurlijk dagen ze ook steeds weer de gevestigde samenwerkingsvormen uit. Het lijkt erop dat samenwerken vandaag de dag de vooronderstelde gemeenschappelijkheid van werk is en dat de waarde van het werk gebaseerd is op de constante productie van communicatie, relaties, tekens, talen, geld, subjectiviteit en, verlangens. Mensen gaan voortdurend relaties en verbindingen aan, aangezien samenwerking kapitaal doet stromen en mensen continu verbonden zijn in de urgentie van hun mobiliteit. Samenwerking plaatst mensen in het nu (tijd) en op de kaart (ruimte), het maakt hen zichtbaar in het heden, waar ze onophoudelijk hun aandeel spelen in de hedendaagse stroom van geld, kapitaal en tekens. Vanuit dit standpunt gezien is het interessant datje de ander meestal kan ontmoeten door te behoren tot net die
etcetera 99 009
49
RENDEZ-VOUS PUBLICS
Veel van de projecten die geïnterpreteerd worden als 'relationeel esthetisch' behoren tot een institutionele werkgemeenschap die van mobiliteit, participatie en communicatie een fetisj maakt en in vele gevallen wordt het samenwerken een louter behavioristisch spelletje voor het publiek.
werkgemeenschap die hedendaagse mobiliteit mogelijk maakt, en dat hierdoor meer en meer 'nergens toe behorende' mensen of groepen van mensen zich voortbewegen in de onzichtbare en doodlopende kanalen van illegaliteit, armoede, onzichtbaarheid en vlucht. We kunnen stellen dat sociale interactie, samenwerking, communicatie en relaties vandaag tot de meest verafgoodde domeinen van onze samenleving behoren, we hebben er fetisjen van gemaakt. Wanneer we denken aan plaatsen waar onderhandeld en samengewerkt kan worden, stellen we vast dat de meest dynamische plekken van samenwerking vandaag niet langer parlementen zijn (door de crisis van de parlementaire democratie waarbij samenwerking en onderhandeling niet meer los te zien zijn van een complex netwerk van mediasimulaties). Je kan ze vinden in bedrijven en - niet verwonderlijk- artistieke instellingen: vooral musea en galerijen, soms ook theaters. Niet alleen de verdwijnende openbare ruimte draagt bij aan deze verschuiving in kunstinstellingen, maar ook de complexiteit van de hedendaagse globalisering met zijn multiculturele stromingen en bewegingen. Het zijn ruimten geworden waar je kan samenwerken met de ander (kunstenaar, publiek, cultureel andere, curator, instelling) en tegelijkertijd de ander kan tonen in zijn tegenwoordigheid, ruimten kan openen voor de zogenaamde 'esthetische' gelijktijdigheid van de ander. Het is geen toeval dat de
geïnterpreteerd worden als 'relationeel esthetisch' behoren tot een institutionele werkgemeenschap die van mobiliteit, participatie en communicatie een fetisj maakt en in vele gevallen wordt het samenwerken een louter behavioristisch spelletje voor het publiek. Het probleem ontstaat omdat hier niet kritisch wordt omgegaan met positionering: die gaat verloren in de veranderlijke veelvuldigheid van manieren waarop we samen iets doen; subjectiviteiten intera-geren dynamisch, maar doen dat evenwel als lege ronddraaiende tekens. Relaties zijn de gemeenschappelijkheid van de esthetische kunsten die toeschouwers (en kunstenaars en curatoren) samenbrengen, maar die het proces van 'in de ruimte plaatsen' niet echt veranderen, ze re-articuleren niet werkelijk de ruimte waarin de bijeenkomsten plaatsvinden. De sociabiliteit die hier geproduceerd wordt, is al vormgegeven en voorondersteld als een sociabiliteit van een transparante, artistieke ruimte, en bezit een bepaalde gemeenschappelijkheid die op een goede neoliberale manier steeds bezig is met het testen en verbeteren van de manier waarop bepaalde dingen worden gecommuniceerd en onderhandeld.
Hier komt een nog steeds valabel concept van
50
900 etcetera 99
Kunstinstellingen zouden ruimten moeten worden voor parallelle processen van samenwerking en participatie die niet meer mogelijk zijn in een geprivatiseerde openbare ruimte.
biele ruimte kan een stroom van subjectiviteiten samenwerken doorheen een stroom van opinies en werk zonder die ruimte in gevaar te brengen door oncontroleerbare en onvoorspelbare meningsverschillen. Een andere belangrijke rol die is weggelegd voor ruimtelijke stabiliteit is het scheppen van de illusie van transparantie - zulke plekken worden altijd getoond in hun volle zichtbaarheid en potentieel vermogen, ze produceren altijd de illusie van een mogelijkheid tot deelname en vrij handelen. Lefebvre waarschuwt ons precies voor die illusie van transparantie - waar ruimte zich voordoet als licht, begrijpelijk, als een plek waar actie de vrije teugels krijgt, zien we die ruimte als onschuldig, zonder hinderlagen. De institutionele ruimte voor onderhandeling is een voorbeeld bij uitstek van die illusie van transparantie.5
Hoe kunnen we dan ingaan tegen de steeds groter wordende stroom van tekens, waarbij communicatie en samenwerking symbolische waarden zijn, en participatie en constante activiteit van de hedendaagse subjectiviteit altijd maar hoger aangeschreven staan? Hoe kunnen we vermijden dat verlangens die deel uitmaken van het handelen niet het belangrijkste instrument worden om een constante stroom van vrijheden en mogelijkheden te produceren, binnen de verlichte en verlossende ruimte van artistieke instellingen? In artistieke instellingen vandaag leeft nog altijd te veel de illusie van transparantie, zelfs al lijken vele artistieke instellingen vandaag meer op een barok curiosamuseum. De stabiele ruimte moet er uiteindelijk wel zijn om niet-stabiliteit mogelijk te maken, stromen van meningsverschillen, voortdurende verandering van rollen en de gemeenschappelijkheid van handelen. Het probleem is dat met deze illusie van transparantie bepaalde samenwerkende subjectiviteiten nog zichtbaarder en toonbaarder worden, andere nog veel minder, afhankelijk van de gemeenschappelijke maatstaf van hedendaagsheid die voortdurend wordt geproduceerd in deze institutionele machine.
Om de politieke verschuiving in de idee van samenwerking als een niet-functioneren te begrijpen, moeten we dieper ingaan op de vraag van de ruimte. Het concept van samenwerking die posities inneemt in de taal sluit nauw aan bij een paar observaties van
minder de vertrouwde rol van toonruimte vervullen.'6 Esche is overtuigd van de nood aan een specifieke 'geëngageerde autonome' relatie tot het kapitalisme in de artistieke instellingen vandaag, waar gelaveerd wordt tussen de irrelevantie van kunst en de mogelijkheden die die kunst doet ontstaan. De culturele paleizen en musea vandaag moeten 'erkende ruimten voor democratische afwijkingen' worden, waarbij musea 'tolerante en fantasierijke ruimten moeten zijn waar plaats is voor het uitdrukken van individuele en collectieve verlangens die niet opgevangen of zelfs niet gedacht kunnen worden binnen het huidige politieke discours." Onenigheid, incoherentie en onvoorspelbare resultaten worden aangemoedigd, onder meer door het her-definiëren van de sociale actoren van het museum (curatoren, publiek, kunstenaars, enzovoort). Kunstinstellingen zouden ruimten moeten worden voor parallelle processen van samenwerking en participatie die niet meer mogelijk zijn in een geprivatiseerde openbare ruimte. Met in het achterhoofd de crisis van de parlementaire democratie (die met haar onderhandelingen rondtolt in een complex netwerk van simulaties), de privatisering en commercialisering van de openbare ruimte en de corporatieve verafgoding van samenwerking, zouden artistieke instellingen zich op z'n minst moeten engageren voor de idee van vrijheid. Vraagtekens plaatsen en tegelijkertijd 'nog altijd de idee van een samenleving van vrij denkende burgers suggereren als een mogelijke realiteit, zelfs al is het maar op een specifiek moment en op een welbepaalde plaats.'8 De kritische focus van samenwerking is geen institutionele kwestie van auteurschap, een idee die het modernistische concept van de autonome kunstenaar en de economie van de artistieke instellingen aanvocht. Het is ook geen esthetische vormgeving van ruimten voor relationele onderhandeling met waarnemers/ publiek/ toeschouwers, waar kunst een ontmoetingsplek wordt, zoals beschreven door Bourriaud.9 Het volstaat dus niet tevreden te zijn met de verschuiving van artistieke instellingen in het laatste decennium: van de dematerialisatie van het artistieke object naar het veranderlijke en relationele engagement van subjectiviteiten, de voornaamste strategie van de institutionele kritiek. Esche gaat verder en radicaliseert deze verschuiving. Hij plaatst de artistieke instelling in het domein van het mogelijke, de instelling die zich openstelt voor de mogelijkheid van democratische afwijkingen, de mogelijkheid om sociabiliteit te produceren, iets wat als mogelijkheid (en afwijking) onmiddellijk gevolgen heeft voor de ruimte.
etcetera 99 009
51
RENDEZ-VOUS PUBLICS
Ondanks de gangbare mythologieën die kunstervaring blijven linken aan individuele reflectie, kijken we naar kunst en bezetten we kunstruimten in verschillende vormen van collectiviteit, en al doende produceren we nieuwe vormen van wederkerigheid, van relaties tussen kijkers en ruimten, eerder dan tussen kijkers en objecten.
Maar wat is die mogelijkheid precies en hoe kan je de mogelijkheid denken met betrekking tot de ruimte? Samenwerking is nauw verbonden met pluraliteit, wederkerigheid en gemeenschappelijkheid. Als er samenwerking is, is er ook een zekere gemeenschappelijkheid. Is het dan ook mogelijk te spreken over de productie van een bepaald 'wij'? 'Ondanks de gangbare mythologieën die kunstervaring blijven linken aan individuele reflectie, kijken we naar kunst en bezetten we kunstruimten in verschillende vormen van collectiviteit, en al doende produceren we nieuwe vormen van wederkerigheid, van relaties tussen kijkers en ruimten, eerder dan tussen kijkers en objecten. Achter de gedeelde categorieën van klasse, smaak of politieke of seksuele voorkeuren ontstaat een andere vorm van '
Deze notie is cruciaal wanneer we het willen hebben over bepaalde manieren van samenzijn (collectieven, samenwerking, bewegingen, participaties) die niet langer gelinkt zijn aan vooruitgang en geschiedenis, aan een gemeenschappelijk doel, maar eerder de ruimte articuleren en opeisen door de incoherentie en contingentie van hun bijeenkomst. De verschijningsruimte kan geïnterpreteerd worden in het kader van het niet-functioneren zoals
De ruimte innemen in de leegte
In zo'n samenwerking nemen we geen plaats in een leegte voor de ander maar wel met de ander, we bevolken de ruimte, of beter, we bevinden ons in een proces van multi-bevolking van ruimten door lichamen, sociale relaties en fysieke dynamiek. Slechts dan kan de nacht van Wat te doen een politieke nacht worden, omdat het een nacht is die volledig bewoond is en tegelijk openstaat voor de leegte. We staan nog steeds in het donker, zelfs al is de ruimte gevuld met betekenis, want de ruimte is niet transparant en niet verlicht. De duisternis die gepaard gaat met de samenwerking is hier van bijzonder belang: het gemeenschappelijke is namelijk nooit zichtbaar, het verschijnt alleen als een toevallige appendix van de gepositioneerde relatie. In dit soort samenwerking ontmoeten we elkaar niet als individuele subjectiviteiten - waar de ene de ene is en de ander de an-
52
900 etcetera 99
Wanneer we ons afvragen 'wat te doen', wordt de toekomst van het gemeenschappelijke als vanzelfsprekend beschouwd omdat gevraagd wordt naar 'wat'.
dere, en de ene kan zijn voor de ander, en de andere kan zijn voor de ander - in deze ontmoeting is er nog te veel te kruisen, te passeren, te overbruggen. We leven in een wereld waar we elkaar voortdurend kruisen, maar is het mogelijk om deze kruispunten te verschuiven naar de parallelle eis voor ruimte en het nu? Is het mogelijk om parallelle kruispunten op de kaart te zetten? Als het niet de finaliteit is die ons bindt, noch de geschiedenis, religie of het einde van de mensheid, als het niet een verlies is (verlies van gemeenschappelijkheid, geschiedenis, land) dat ons samenbrengt, of ons het gevoel geeft erbij te horen - ergens bijhoren zit immers vol tegenstrijdige dubbelzinnigheden -, als het niet de gemeenschappelijkheid van het werken is, wat is het dan dat ons samenhoudt en het WIJ maakt?
Op deze vraag antwoord ik slechts kort met een voorbeeld, met het werk van
tijd van het gemeenschappelijke, worden de straten van de stad, de bewegingen, de talen van de stad en de parallelle ruimtelijke betekenissen op een heel andere manier in kaart gebracht. Wat deze beelden verbindt, is niet het gemeenschappelijke doel, zelfs niet de gemeenschappelijke betekenis, maar de alternatieve productie van taal door de ruimte in te nemen en de tijd open te trekken. De gemeenschappelijke verschijning is expliciet gemaakt, dit is 'de verschijningsvertoning', zoals
Van hieruit is het mogelijk om af te sluiten met de netelige WIJ taal, die natuurlijk al een zweem van engagement in zich draagt. Wanneer we ons afvragen 'wat te doen', wordt de toekomst van het gemeenschappelijke als vanzelfsprekend beschouwd omdat gevraagd wordt naar 'wat'. Maar het is ook niet voldoende te vragen 'hoe het gedaan kan worden', aangezien we dan snel vastlopen in een open situatie zoals het ideaal van participatieve democratie uit de jaren '60.14
en het media-activisme. Er is een bepaalde fond van visualiteit, een rangschikking van lichamen, schalen, licht en starende blikken in de massamedia, vooral op de gemeenschappelijke zenders.'
14
1 Tentoonstelling:
2
3 ibidem, p. xxxix.
4
5
6
7
8
9 Over kunst als ontmoetingsruimte schreef
10
11
12
13 'Resslers foto zonder actie(s) is tegelijk een vindplaats van precieze tekstualiteit en een mogelijk antwoord op de vragen rond het verschil tussen mainstream journalistiek, groot kapitaal, de macht-elite
etcetera 99 009
53
Auteur Bojana Kunst
Publicatie Etcetera, 2005-12, jaargang 23, nummer 99, p. 48
Trefwoorden ruimte • gemeenschappelijke • samenwerking • gemeenschappelijkheid • ruimten • ruimtelijke • samenzijn • relaties • samenwerken • leegte
Namen A Tale • Alexander Skidan • Alexei Penzin • Amerikaanse • Ana Devic • Antichambre • Art Centers Anyway • Art and Democratic Deviance • Artem Magun • Belangrijker • Berlijn • Blackwell • Bojana Kunst • Botanique • Celje • Charles Esche • Chto • Collective Creativity • Company • Contemporary Art • David Riff • Democratic Society • Dmitry Vilensky • Donna Haraway • Double Check • Franse • Geneva • Hallen van Schaarbeek • Hannah Arendt • Henri Lefebvre • Ibidem • Irit Rogoff • Irrit RogofF • Ivet Curlin • Jean-Luc • Kassei • Kasselse Fridericianium • Kirill Shu-valov • Kunsthalle Fridericianum • Lenin • Les Presses du Reel • Les Presses du Réel • London • Manon de Boer • Marina Grzinic • Met de term • Moskou • Muntschouwburg • Nancy • Natasa Ilic • New York • Nicolas Bourriaud • Nikolai Oleinikov • Nizhny Novgorod • Oliver Ressler • Oxana Timofeeva • Oxford • Paul Berman • Peter Connor • Photography • Re-Framing Space • Relational Aesthetics • Ruimte • Russische • Sabina Sabolovic • The Builders of Bratsk • The Gallery • The Other Space • The Production of the Space • The Refoundation of Petersburg • Tsaplya en Glucklya • University • Untitled • Victor Popkov • Vie Inoperative Community • WIJ'.10 Dit • Walter Seidl • groepsleden van Wat
Development and design by LETTERWERK