Oefeningen in het verdwijnen: Enkele gedachten rond acteren
Oefeningen in het verdwijnen
ENKELE GEDACHTEN ROND ACTEREN
Bon. Het is wel nogal raar. Ik bedoel, voor de voorstelling
schillen in niets van de rest van de achtergelaten slippers. De acteur is verdwenen van de scène, het begrip acteur is weggesmolten, opgegaan in de golven van hitte en afkoeling die het ritme van deze voorstelling bepalen. Het rare wordt snel gewoon. Even is er nog de spanning om iets te zullen missen en heb je de neiging om op zoek te gaan naar het theater in de rest van het gebouw, maar al snel laat je dit los. Het theatrale gebeurt rond, met je, in je. De
theatrale ervaring -pnr excellence en van oudsher gebaseerd op spanning- blaast in deze voorstelling stoom af. Hoe zou dat zijn voor de performers die hieraan deelnemen? Gieren de zenuwen door hun lijf voor de première? Zijn ze bang een cue te missen? Zijn ze in hun badjassen bezig met bevalligheid? Rest er iets van hun spreekwoordelijke ijdelheid? Uiterlijk is hen niets aan te zien. Ze lijken zich mee te laten voeren op deze rustige ambiance. Ze bekomen van eeuwenlange verantwoordelijkheid voor vermaak, lering en visueel vertier. Ze schijnen mee te genieten van deze oefening in het verdwijnen.
Uiteraard is de vrijplek die hier wordt gecreëerd evenzeer een fictie, ook dat weet je als toeschouwer. De
is evengoed een scène. De intimiteit die wordt opgezet is zonaal en kunstmatig, ze geldt enkel binnen de perken van deze scène. En uiteraard word je als toeschouwer in je doen en laten weliswaar vriendelijk, maar toch voortdurend gemanipuleerd. Al zijn de acteurs quasi afwezig, ze hebben wel hun sporen achtergelaten op het traject dat het publiek aflegt. Deze leeggeacteer-de installatie blijft een zeer expliciete vorm van theater. En toch en toch: die open opstelling, de hitte op de huid, de intieme setting, de zeer ambiënte sfeer, het initiatiefrecht van de toeschouwer, maken dat je dit gebeuren totaal anders ervaart. Theater op je bloot vel.
Live, liver, livest
Intussen aan de andere kant van de scène. De telefoon staat roodgloeiend. De voorstelling is al weken uitverkocht. Zelfs op de meest afgelegen plekken van de speellijst. Het publiek staat te drummen aan de ingang van de zaal. Achteraf wordt er zeer luid geapplaudisseerd. Iedereen tevreden. Je hoort dingen als, 'ja, in het echt is ze toch kleiner.' Of'haar stem is nog schoner dan in het feuilleton.' Voor de voorstellingen van 4 zusters van
lawrence malstaf/les bains:: connective kaaitheater foto
etcetera 91 ()!) O
5
verzekerd van de interesse van de meer dan anderhalf miljoen kijkers van
Tegenover de verdwijnende acteur in het ambiënte theater, staat de brandpuntacteur in het feuilletontijdperk. Hij ontleent zijn plek aan een ander medium, althans voor de ogen van het ruime publiek. Zijn scenische verschijning bestaat enkel in het verlengde van zijn televisieoptreden. Al doet hij nog zo zijn best om aandacht te trekken op de rol waar hij vorm aan geeft, het publiek is enkel geïnteresseerd in wat ze herkennen van het feuilletonpersonage. Je zou dus kunnen stellen dat deze acteurs paradoxaal genoeg eigenlijk nog meer afwezig zijn dan hun 'verdwijnende' collega's, ze zijn dubbel afwezig, als acteur én als rol. Mensen komen af op hun schaduw, hun aura. Op een ideële en totaal fantomatische constructie als bijproduct van de mediamachinerie. In al de rest is men niet geïnteresseerd. Deze vedettes vervoeren de blik van het publiek. Er ontstaat een soort vernauwd objectief op die ene acteur of actrice. Men wil zijn of haar aura kunnen voelen en nog het liefst aanraken. Het gaat in dit geval ook om intimiteit, maar dan eerder van een obscene aard. De acteur wordt gebruikt als een wa-renproduct, hij wordt ingezet in een tegelijk consumerende en compenserende handel. Dit publiek koopt dus een kaartje voor een spookgestalte.
Waar zijn de acteurs dan nog aanwezig? Niet in hun smeltende substantie (ambiënt) noch in hun gesublimeerde vorm (aura). Maar wel als spelers van ontleende rollen. Je vindt ze vooral op de grote podia, de evenementenzalen en in een toenemend aantal cultuurcentra. In deze centrale plekken van de cultuurindustrie speelt de acteur zijn aloude rol. Personages worden er met verve opgetrokken uit spel, kostumering en grime. Stem en lichaam staan in functie van een rolontwerp. Met grote
zin voor techniciteit wordt het personage in een verhaaltraject losgelaten. Heeft het zin om hier te spreken van traditie? Van ambacht? Van gedegen scholing binnen een gefundeerde en uitgewerkte benaderingswijze van een rol? Een toenadering van de rol volgens zeer minutieuze en gedetailleerde inslibbingstechnieken? Waar je een rol laat inzakken in het eigen emotiegeheugen en hem vervolgens kenbaar maakt in een atomistisch maar tegelijk zeer doelgericht repertoire aan gebaren en steinmodulaties? Ik denk het eigenlijk niet. De spelmethodes die in dit soort even-
Poquelin TG
ementtheater worden gebruikt zijn het resultaat van een vreemde enting. De onderstam bestaat uit de overlevering van acteercodes die uitgezuiverd werden in een negentiende-eeuwse spelopvatting en daarop wordt een definitie van realisme gemonteerd zoals die zich voornamelijk in het televisiefeuilleton heeft ontwikkeld. Het is theater dat neigt naar overdrijving en dat impulsen van de lachband nodig heeft. Theater is een geoliede machine, glimmend en vriendelijk, zelfs
al kan de inhoud grimmig zijn of grauw. En dat geldt ook voor de acteur. Hij drijft op verschijning, op uiterlijkheid, op onmiddellijk effect. Hij is dan ook volledig reproduceerbaar.
Als de tendens tot commercialisering van de cultuur, zoals die zich bijvoorbeeld in
Acteurs als arbeiders van een tekstmachine
De acteur is natuurlijk niet alleen daar aanwezig waar de cultuurindustrie zich breed maakt. Al dient wel gezegd dat het beeld van de acteur op die plek voor het grote publiek wel het meest wordt bepaald en genormeerd, wat uiteindelijk de algemene perceptie van het acteren ook wel degelijk sterk beïnvloedt.
In het veel kleinere circuit van smaak-bepalers van het
6
9 9 9 etcetera 91
onverschrokken. Ook in de eigen theatergeschiedenis zijn de wortels van dit type acteren terug te vinden, maar voor de actuele situatie kan volstaan met een verwijzing naar Jan Joris Lamers die met
Dit spelen mét de rol kan op zeer verschillende manieren worden ingezet. Het is een containerbegrip dat elementaire beweeglijkheid toelaat. Maar essentieel daarin is de autonomie van de speler. Die beslist voortdurend en elke avond opnieuw over de spelstrategie die hij hanteert. Hij kan emoties oppompen tot de boel lijkt te ontploffen, of hij kan veel lucht laten. Hij kan voor zijn personage gaan staan, maar er ook helemaal in verdwijnen. Eigenlijk gedraagt hij zich als een dj, voortdurend zoekend hoe hij meer of minder drive moet geven, impulsen aftasten, volume openzetten, afremmen. Hij zorgt voor het gepaste geluid zodat de teksten kunnen beginnen bewegen in het hoofd van de toeschouwer. Alertheid voor het moment is dus een absolute voorwaarde. Dood
deling'. Je speelt altijd in het hier en nu, je spreekt tegen het aanwezige publiek. Theater als momentkunst. De kunst om teksten te fileren. Teksten waarvan het vel wordt afgestroopt zodat de inhoud terug kan resoneren. Voor nu en vandaag.
Het belang van deze school is moeilijk te onderschatten. Het besef van de verantwoordelijkheid van de speler zit ingebakken in een hele generatie theatermakers. Ze hebben iets te vertellen over wat mensen of de wereld drijft en schrikken niet terug voor de inherente complexiteit van dat onderwerp of de onmogelijkheid tot een eensluidende lezing te komen. Ze laten veel standpunten toe, ook in de manier waarop ze acteren. De optelsom aan keuzes die ze maken tijdens het repetitieproces is nooit afgewerkt, maar loopt door tot de laatste voorstelling. Als publiek assisteer je bij deze keuzes, je ziet hoe ze gemaakt worden, zodat er altijd ook een moment van openheid is, een afweging, een kritische mogelijkheid. En dat geeft veel vrijheid. Het is een moeilijke vrijheid, want je dient zelf tot conclusies te komen. Maar het is ook een uitzinnige vrijheid, want ze wordt gedragen door het pure plezier van het spel.
Deze manier van spelen (een stijl is het moeilijk te noemen, daarvoor schiet liet te veel alle kanten uit) is niet alleen in het
Rommelen aan het metacontract
Dit soort spelen richt zich vooral op het bewustzijn van de voorwaarden die in het geding zijn bij het theater. Er is een scène en er is publiek. Er geldt een afspraak over wie kijkt en wie speelt. Maar die afspraak wordt voortdurend méégespeeld. Het contract tussen publiek en acteurs wordt continu onderhandeld. En daaruit ontstaat die stroom van dubbelzinnigheid, de knipogen, de ironie, de gelaagdheid van de theatrale enscenering.
teksten, maar dat geldt evengoed voor een theatermaker als Jan Lauwers. Ook hij laat het metacontract van het theater meespelen in een meer visuele variant van deze theateropvatting. En er zijn nog veel meer theatermakers te noemen: de Roovers,
Rommelen aan dat contract is niet aan de orde in het werk van Jan
De meest essentiële subtekst is bij
8
©OO etcetera 91
en sociale complex van de mens vandaan om verder door te dringen in het meest nabije, zijn eigen lichaam. Dat heeft ook gevolgen voor zijn visie op acteren. Het betekent namelijk dat hij zich niet bedient van de meest uitgewerkte tradities in de toneelgeschiedenis -het realisme en het epische theater- om die veel dunnere en moeizamere lijn van de extase te volgen. Net zoals bij de
Nogmaals de verdwijntruc
Laten we in dit summier overzicht van acteervarianten nog even verder ingaan op de verdwijntruc, zoals in het hierboven beschreven
send genoeg weinig weerstand tegen. Het publiek kleurt met genoegen de vrijgekomen plek van de acteur in. De toeschouwer treedt op als stand-in. Hij kijkt naar zichzelf, net zoals in de productie Too shy to stare van
Maar de acteur kan ook nog op andere manieren verdwijnen in het theater. Dat is bijvoorbeeld het geval in de vele producties die de grenzen met nieuwe media aftasten. In Philoctetes/
wordt 'opgevoerd' met allerhande technologie die als een geperfectioneerde prothese zijn lichaamsfuncties overneemt. De robotica haalt het hier van de acteur die zich beperkt tot bediening en pulsatie. Hij verdwijnt uit het zicht als mediator van de theatrale verbeelding, en ziet zijn plaats ingenomen worden door een multimediaal environment. Zijn verlamde lichaam lost bijna op tot een metafoor van de technologische conditie waarin wij allen vandaag leven. Antipoff acteert dus niet, hij voert enkel minimale acties uit. De mens verdwijnt daarmee uit beeld. Zijn lichaam, zijn biografie vormen niet langer de inzet van
deze 'performance'. In die zin is dit type acteren ook niet te vergelijken met het pure handelend of uitvoerend vermogen van het performancetheater uit de zeventiger jaren. Je zou dit zelfs geen performatieve actie meer kunnen noemen, tenzij in de ontlening van dit begrip aan de wereld van de technologie. De technologie in dit soort producties is inderdaad zeer performatief en de acteur treedt daarbij louter op als interface. Eric Joris radicaliseert met dit soort acteeropvatting het werk van Guy Cassiers waarin de speler ondanks alle technologie nog altijd vrij centraal staat.
Ook in de producties van
etcetera 91 ()!) O
9
Philoctetes/ManoWar
op de bühne. Daar opteert hij voor een sterk gecodeerde acteertaal. Er wordt retorisch gesproken en in poses geacteerd die herinneren aan lang vervlogen theaterconventies. Een zeker bombast is dit acteren niet vreemd. De spelers schrijden met lange kapmantels over de scène. Hun gebaren zijn plechtig. Het Frans dat ze spreken echoot de tremolo's die decennialang aan het conservatoire werden aangeleerd. Met deze vormentaal wil Traub de belangrijkste registers van zijn voorstelling opentrekken: het sacrale, het animale en het diabolische. Hij gebruikt de scène in een rituele traditie en dat is in de context van het hedendaagse theater alleszins verrassend. De acteurs kopiëren in hun spel oeroude iconografische poses. Ze vullen die zelf niet in. Het ritueel wordt niet beleefd. Er is, anders dan bijvoorbeeld bij
strenge codex is die symbolentaal (anders dan bij bijvoorbeeld
De supermarché
Met die enkele voorbeelden is het alfabet van de acteur in het hedendaagse theater zeker niet volledig uitgespeld. Enkele clusters zijn aangegeven. Maar er zijn natuurlijk nog andere praktijken te noemen. Het theater van
hun materiaal zowel uit de voddenmarkt van het theater als uit de supermarkt van de cultuurindustrie. Of nog: de filosoferende stukken van
10
9 9 9 etcetera 91
Auteur Luk Van den Dries
Publicatie Etcetera, 2004-04, jaargang 22, nummer 91, p. 5
Trefwoorden acteur • acteren • sauna • traub • lichaam • hitte
Namen Antje De Boeck • Antonin Artaud • Brecht • Buelens Paulina • CREW • Davis Freeman • De Tijd • Els De-ceukelier • Eric De Volder • Etant • Exile • Fabre • Frankrijk • Franse • Grotowski • Hubert Damen • Jérôme Bel • Licht • Lilia Mestre • Lucas Vandervost • Maatschappij Discordia • Man-o-War • Manah Depauw • Marijs Boulogne • Martin Eilertsen • Meyerhold • Molière • Nederland • Noorden • Noorse • Noorwegen • Onderneming • Paard • Paul Antipoff • Pieter De Buysser • Poolse • Poqiielin • Romeo Castellucci • SKaGeN • STAN • Sauna • Sophocles • Stille • Traub Opéra-Cinéma • Vlaamse • Wayn Traub • Witse
Development and design by LETTERWERK