Marleen Baeten
IS THEATEREDUCATIE TE HEET?
In elk nummer van deze jaargang werd ingezoomd op een bepaald segment van kunsteducatie. De laatste bijdrage in de reeks is een denkoefening over kunsteducatie voor kinderen en jongeren, aan de hand van een aantal initiatieven en praktijken in het theaterveld. Met ook de vorige afleveringen van de artikelenreeks in het achterhoofd worden tot slot enkele bedenkingen geformuleerd. Geen eindconclusies, maar een tussenstand. Er valt immers nog veel meer te vertellen over kunsteducatie en er liggen nog heel wat uitdagingen in het verschiet.
Onder de titel 'Is theatereducatie te heet' schetst Leen Thielemans, coördinator van Kunst in
Theaterstorm
Gedurende dit schooljaar zullen 1406 klassen 10-tot 15-jarigen kunnen genieten van een introductie op een theatervoorstelling in schoolverband. In totaal zullen 19 producties in 26 cultuurcentra 'professioneel' omkaderd worden door dramadocenten in samenspraak met de betrokken theatermakers. Theaterstorm is mogelijk dankzij de samenwerking tussen actoren uit diverse domeinen: Kunst in
Leen Thielemans verwoordt haar tevredenheid over het feit dat kunsteducatie eindelijk niet meer het broertje-dood van de kunsten is, en
stelt tot slot een aantal vragen: hoe het nu verder moet, wie welke verantwoordelijkheden zal opnemen, wie daartoe met wie zal samenwerken en hoe we alle kinderen en jongeren - niet alleen de stedelijke - kunnen 'besmetten met de theatermicrobe'. Kern van het betoog vormt de educatieve omkadering van voorstellingen, waarvoor de vraag vanuit onderwijs en cultuurcentra groter is dan het aanbod. De cijfers zijn inderdaad indrukwekkend: na één jaar proefdraaien lagen er al circa 2150 aanvragen voor 44 voorstellingen op tafel, en wie weet is dat nog maar het topje van de ijsberg. Helemaal te gek wordt het echter wanneer je je begint voor te stellen wat Leen Thielemans beschrijft: hoe dramadocenten het land rondhossen om 'van klas tot klas telkens dezelfde omkadering van één lesuur te geven'. Bovendien, schrijft ze, is het 'niet evident om een introducerende workshop te maken op maat van een voorstelling die nog in première moet gaan'.1
Is dit een grap of om te huilen?
Je moet geen sterk vergrotende bril opzetten om de
Theater is moeilijk
'We gaan er pertinent vanuit dat het
kunstwerk (hier de voorstelling) voor zich spreekt, dat uitleg en educatie eigenlijk overbodig zijn en zoniet, zich op gedifferentieerd niveau dienen aan te bieden', schrijft Leen Thielemans. Toch moeten in één seizoen tijd negentien theater- en dansproducties voor 10-tot 15-jarigen professioneel omkaderd worden! Als het van de cultuurcentra afhing, zouden er zelfs vierenveertig voorstellingen door een dramadocent omkaderd moeten worden, maar dat zegt dan misschien meer over de competentie of achtergrond van een aantal cultuurfunctionarissen.2 Of over de effecten die zij verwachten van een goede omkadering. Eén van de expliciete doelstellingen van Theaterstorm is immers 'de schoolvoorstelling in de betrokken cultuurcentra vlotter en aangenamer te laten verlopen', in het verlengde van de eerste doelstelling: 'jongeren een optimale theaterervaring bezorgen'. Uit de evaluatie van het pilootproject vorig schooljaar bleek dat de
Leerkrachten zijn sukkels
Zo staat het er natuurlijk niet, maar toch. 'De leraren (die vorig schooljaar betrokken waren bij het pilootproject van Theaterstorm, nvdr) lieten weten dat ze het bezoek van een dramadocent in de klas apprecieerden omdat op die manier een meer toegepaste voorbereiding kon gebeuren, omdat ze er zelf ook iets uit leerden, omdat er eens iemand anders voor de klas stond (wat blijkbaar vanzelf enthousiasmerend werkt).' Lovende woorden dus voor het initiatief en de kwaliteit van de externe omkadering. Je zou hieruit kunnen concluderen dat leerkrachten bescheiden, collegiale mensen zijn die een frisse wind waarderen, maar uit de verwijzing naar het 'vlotter verloop' van de voorstellingen met 'professionele' omkadering en uit het spectaculair hoge aantal aanvragen voor de tweede Theaterstorm moet je wel besluiten dat leerkrachten hulpeloze wezens zijn, niet in staat of bereid om hun leerlingen adequaat voor te bereiden.
Gelukkig is er de kunsteducatie door professionelen.
De mensen die in dit landje al een tiental jaar bezig zijn met theatereducatie, zijn bijna op één hand te tellen. Al die tijd hebben ze niet stilgezeten. Met vallen en opstaan hebben ze
38 OOO etcetera 89
hun werkvormen, contacten, samenwerkingsverbanden, imago en organisatie verbeterd en uitgebreid. Het werk van deze ijverige mieren is lange tijd zo goed als onopgemerkt gebleven voor de buitenwacht, maar intussen hebben ze zich vermenigvuldigd en kan je niet meer om hun bouwsels heen. De dankbaarheid voor de zo lang uitgebleven erkenning en het vooruitzicht op een eventuele structurele erkenning via het nieuwe kunstendecreet', maakt de verleiding blijkbaar groot om het kunsteducatiebouwsel te blijven uitbreiden volgens goed onthaalde recepten. U vraagt, wij draaien. Al betekent het dat massa's dramadocenten het hele land rondreizen voor dat ene uurtje omkadering in massa's klassen. Maar: zal deze ijverige mierenaanpak zichzelf wel overleven? Is het uitgerekend nu niet het goede moment om onderwijssystemen die haaks staan op een artistieke benadering te ondergraven in plaats van een kunsteducatie-offensief op te bouwen volgens de logica van die systemen? Mieren zijn niet alleen ijverig en goed georganiseerd, maar ook subversief.
Pleisters op een houten been?
Tot hier de karikatuur, die uiteraard een deel van de werkelijkheid onderbelicht laat. Zo richten zowel Kunst in
ons hetzelfde gevoel dat onze initiatieven los bleven staan van de eigenlijke opleiding. Waarschijnlijk botsten we op de beperkingen van onze positie: als buitenstaander kan je niet langdurig doorwerken in de school.'5
Voor de pedagogische werking van BRONKS waren de ervaringen in het
Infiltreren tussen de schoolbanken
'De investeringen in het pedagogisch hoger onderwijs bleken, gezien de beperkte middelen ivaar BRONKS over beschikt, een gevecht tegen de bierkaai te zijn. Hel was voor de theaterpedagogen vaak schrijnend om te zien hoe nogal wat jonge mensen én hun docenten een zeer enge opvatting hebben van wat kinderen zijn, welk theater 'goed' is voor kinderen en hoe je met kinderen zelf theater kan maken. Van heel de school waren slechts enkele docenten werkelijk overtuigd van het nut van de theaterprojecten.(...) Voor
Uit het jaarverslag 1998 van BRONKS, geciteerd in Blijf slatin, ik neem een foto. Een portret van tl) jaar BRONKS, 2002, p. 92
Klaartje
ken. In scholen waar deze attitude niet aanwezig is, (...) heb je al heel wat werk vooraleer je aan de theatertaal toe kan komen. Waarschijnlijk bereik je niet veel meer dan even een zotte wind te laten waaien. Het is dan wel heel belangrijk dat je zelf in het theater aanwezig bent wanneer de kinderen naar de voorstelling komen kijken. Kinderen identificeren codes waarmee ze minder vertrouwd zijn met concrete personen. Wanneer ze mij zien, weten ze dat in het theater dezelfde open codes gehanteerd worden als tijdens de voorbereiding in de klas.''
Theatereducatie op school is dus allerminst vanzelfsprekend. Meteen alle hens aan dek roepen om gigantische Theaterstormen te ontketenen, is misschien wel voorbarig. De vraag is immers niet zozeer '
Klimaat
Exploratie en communicatie
'
Communicatie en exploratie staan centraal in alle kunsteducatieve initiatieven en materialen die ABC ontwikkelt. ABC heeft echter geen patent op die uitgangspunten. Exploratie en communicatie zijn sleutelken-merken van de meeste vormen van 'professionele' kunsteducatie voor kinderen/jongeren en leerkrachten (in spe): actieve kunsteducatieve sessies en cursussen, artistieke projecten, voor-stellingsomkaderende introducties en ldeine projecten. De aanpak van dramapedagogen en andere creatieve docenten, in dienst van kunsteducatieve of artistieke organisaties, staat dikwijls haaks op de schoolse aanpak. De meeste scholen blinken niet uit in creativiteit en het
etcetera 89 ® ® ® 39
weinig flexibele vakkensysteem laat weinig ruimte voor een ervaringsgerichte of onderzoekende aanpak. Het onderwijs is een resultaatgericht systeem, waarin meetbare vakkennis meer aandacht krijgt dan zoekende communicatie.
Het is op zijn minst opmerkelijk dat de kloof tussen de onderwijscultuur en de artistieke cultuur tot uiteenlopende reacties leidt langs artistieke en kunsteducatieve zijde: van 'Het onderwijs is geen interessante werkplek, laten we onze energie dus maar elders investeren' tot 'De leraren bakken er niets van.We doen het best in hun plaats, en misschien nemen ze ons voorbeeld ooit wel over'. De eerste reactie komt vooral voor bij artistieke organisaties, die ervoor kiezen om de artistieke aanpak veilig te stellen en de kerntaak dus buiten de schoolmuren te realiseren, zelfs als men met kinderen of jongeren werkt. Voor kunsteducatieve organisaties of educatieve werkingen van o.a. theatergezelschappen is de school echter het gedroomde terrein om hun kerntaak te realiseren. Waar anders bereik je immers zo gemakkelijk zoveel kinderen en jongeren? Opvallend is dat je in deze hoek minder hoort morren over het schoolsysteem. Men legt er zich in zekere mate bij neer. Waarom hoor je bijvoorbeeld zo weinig vragen stellen over de zin van omkaderingen die beperkt zijn tot één lesuur? Omdat men anders niet alle leerlingen kan 'bedienen'? Omdat men vreest dat de school dan wel de concurrentie zal uitnodigen om de klus te klaren? Ook met de aanmaak van lesmappen bij schoolvoorstellingen speelt men in op de vraag van scholen. Maar waarom zijn die dikwijls zo betuttelend? Waarom nemen ze vaak de leerkracht van begin tot eind bij het handje?
En alsof dat allemaal nog niet genoeg is, heeft Kunst in
De wonderlijke theatert(r)ip van
Leuke tekeningetjes, woorden als 'schouwburg' en 'liet podium' netjes onderlijnd, een verhaaltje met ridder Ton en prinses Thea (heeft u 'm?) in de hoofdrollen, waarbij ridder Ton heel veel uitleg geeft aan de onwetende prinses Thea, die onder meer vraagt welke spelletjes de toneelspelers spelen, waarop Ton 'lachend' antwoordt: 'Ze spelen geen spelletjes. Ze doen alsofl Ze vieren
een verjaardag, zonder dat er iemand echt jarig is! Of ze spelen dat een man dood gaat. Maar ook dat is niet echt. En Thea, als je een prins ziet met een harnas op het podium... weet dan, dat hij verkleed is als een prins!'(p.6) Een beetje verder leert Thea nog van Ton dat je in het theater stil moet zitten en niet mag snoepen.
De wonderlijke theatert(r)ip van Ton cn Thea, Kunst in
Gesteld dat De wonderlijke theatert(r)ip van
De wonderlijke theatert(r)ip is een vorm van theatereducatie die alle kwalen van het onderwijs assimileert: het boekje is belerend, betuttelend, clichématig, fantasieloos... kortom, alles wat kunsteducatie niet zou mogen zijn. Waarom heeft men niet gewoon de belangrijkste theaterwoordenschat en -codes op een rijtje gezet als geheugensteuntje voor de leraar, eventueel aangevuld met enkele methodieken? Waarom al die nutteloze verpakking? Waarom wordt er in het algemeen niet meer gewoon degelijke informatie gegeven aan de leerkrachten: enkele hoofdlijnen of aandachtspunten, bijkomende informatie en materiaal dat zijwegen aanbiedt (literair, beeldend, filosofisch, maatschappijkritisch...), en eventueel enkele didactische tips? Waarom vertrouwt men er niet op dat de leerkracht daar wel zélf een goede les mee kan opbouwen? Achtergrondinformatie bij een voorstelling hoeft dikwijls niet méér te zijn dan de informatie die nogal wat gezelschappen voor hun publiek bij de vrije voorstellingen op een blaadje afdrukken, eventueel aangevuld met een interview met de makers. Of waarom niet gewoon de persmap doorgeven aan geïnteresseerde leerkrachten?
Naast informatie bij de voorstelling is er minstens evenveel nood aan meer algemene, systematisch opgebouwde achtergrondinformatie over allerlei aspecten en vormen van theater.
Theater. Handboek
voor toneelmakers en toeschouwers
Het boek dient zich aan als 'een informerende
handleiding bij theater maken' (p. 15). Het is opgebouwd uit zes hoofdstukken: de auteur, de dramaturg, de regisseur, de acteurs, de techniek, de voorstelling. Elk hoofdstuk is onderverdeeld in paragrafen en eindeloos veel korte subparagrafen. Het resultaat is een soort woordenboek van het klassieke theater, met tamelijk wat aandacht voor historiek. De fragmentaire opbouw laat geen ruimte voor de ontwikkeling van ideeën en de inhoud sluit nauwelijks aan bij het hedendaagse theater in al zijn mogelijke gedaanten.
Eugeen van
Figuur[en]Theater
Dan getuigt dit bescheiden boekje met bijhorende video in opdracht van CANON Cultuurcel van meer visie. Tuur Devens, figurentheaterkenner en leraar, start zijn voorwoord als volgt: 'Deze uitgave gaat over figurentheater. Maar niet over figurentheater in de klas. Dus geen kant-en-klare lessen, geen lesmodellen, geen poppenkaststukken om in de klas op te voeren, geen kopiestukken of strategieën om zelf te schrijven en te spelen, zelfs (bijna) geen didactische en pedagogische adviezen.' (p.l) De uitgave wil achtergrondinformatie geven en de lezer warm maken voor het genre. Dat gebeurt aan de hand van algemeen informatieve hoofdstukjes (met veel aandacht voor geschiedenis en visies), enkele 'kaders' waarin het werk van enkele belangrijke kunstenaars wordt voorgesteld, videofragmenten uit figurentheater-prodneties van de voorbije tien jaar, een uitgebreide adressenlijst en dito bibliografie.
Tuur Devens,
Al te dikwijls vertrekken kunsteducatieve organisaties van het beeld van de onbekwame, hulpeloze leerkracht. Misschien klopt dat beeld wel grotendeels indien men de invulling van 'kunsteducatie' beperkt tot 'actieve muzische vorming'. Maar dat is dan even eenzijdig als een uitsluitend kennismatige invulling. Bovendien zijn er heel wat zinvolle vormen van exploratie en communicatie mogelijk zonder dat er 'muzische activiteiten' bij te pas komen, ook als het over kunst gaat: de waarneming aanscherpen, vragen stellen, hypotheses formuleren, informatie opzoeken, overleggen, resultaten ordenen en presenteren, een oordeel motiveren en toetsen aan dat van iemand anders... Waarom wordt het onderwijs zo weinig aangesproken op de zaken waarvoor het wél de
4O ® ® ® etcetera 89
gepaste structuren en de nodige knowhow heeft, namelijk voor het aanreiken en helpen opbouwen van een referentiekader? En een referentiekader versta ik heel breed: woordenschat, begrippen en namen, historische en thematische verbanden, diverse visies, een rijk palet aan ervaringen. Kortom, een kapstok waarmee men later verder kan. Dat ervaringen ook deel uitmaken van je referentiekader heeft men te lang over het hoofd gezien, maar dat is nog geen reden om nu haast uitsluitend op de ervaring te focussen. Net zo min maakt ervaringsgericht onderwijs instructie, analyse, reflectie en studie overbodig. En die dingen zijn niet zo eendimensionaal als ze dikwijls worden voorgesteld. Er kan heel wat dialoog en zelfwerkzaamheid bij te pas komen.
Informele kunsteducatie
Niet de werkvormen op zich, maar de machtsposities bepalen of de communicatie in één of meerdere richtingen verloopt. Leerkrachten en scholen stimuleren tot tweerichtingscommunicatie doe je echter niet aan de hand van een discours dat 'de leraar' voortdurend onderschat. Een (her)waardering van de deskundigheid en het engagement van de leerkracht zou misschien al bijdragen tot een gunstiger onderwijsklimaat. Een leerkracht met zelfvertrouwen zal zich immers gemakkelijker opstellen als 'samen lerend' met zijn leerlingen en collega's. Een leraar met 'goesting' zal die goesting ook doorgeven aan zijn leerlingen.
In die zin zou het wel eens kunnen dat enkele jaren 'lerarenkaart' meer kunsteducatief effect hebben dan een jaarlijkse 'voorbeeldles' door een 'vliegende' dramadocent.
De lerarenkaart
De lerarenkaart geeft niet alleen korting op de activiteiten van een heleboel culturele, wetenschappelijke en educatieve instellingen, maar biedt de houders geregeld ook gratis rondleidingen of studiedagen aan. Aan deelname zijn geen condities verbonden en het geheel wordt ook eerder gepromoot in termen van vorming en vrije tijd dan in termen van bijscholing. De leerkracht wordt uitgenodigd en beloond om zijn ervaring en kennis uit te breiden. Hij wordt gewaardeerd als leerkracht (want de kaart is exclusief voor leraren), maar aangesproken als persoon. Een blik op de website leert dat veel leerkrachten dankbaar gebruik maken van dit aanbod.
Het effect van de lerarenkaart op het klasgebeu-ren zal nooit helemaal meetbaar zijn. Misschien zullen leerkrachten gemakkelijker de stap zetten om met een klas naar een museum of theater te gaan. Waarschijnlijk zullen onderwijzers en vakleerkrachten rijker gestoffeerd en met meer kennis van zaken les kunnen geven. Maar een erg belangrijke vorm van kunsteducatie, zeker in het secundair ondenvijs, ontsnapt aan objectieve metingen: de informele kunsteducatie. Een leraar die vertelt hoe hij genoten heeft van een dansvoorstelling, een leraar die leerlingen uitnodigt om 's avonds mee te gaan naar het theater en nadien nog tijd maakt om bij pot en pint na te praten, een leraar die al eens informeert naar wat de leerlingen gezien of meegemaakt hebben en wat ze ervan vonden, een leraar die een deel van de lestijd gebruikt om na te praten over een schoolvoorstelling, een leraar die tijdens de middagpauze crea-ateliers begeleidt of samen met de leerlingenraad danssessies organiseert, enkele leraren die een voorstelling maken met leerlingen...
Leerlingen weten heel snel welke leerkrachten ze kunnen aanspreken voor de begeleiding van middag- of buitenschoolse activiteiten. Ze hebben ook een goede neus voor de onderwerpen die ze moeten aansnijden om wat 'les te verliezen'. Een leraar die die 'les-verlies'momen-ten geregeld gebruikt om met de leerlingen over kunst te praten, kan veel invloed hebben op de perceptie van - en participatie aan kunst. Door zijn regelmatig contact met de leerlingen kan de leraar als geen ander een relatie met opbouwen met de jongeren. En alleen al de ervaring dat kunstbeleving geen monopolie is van de leraren Nederlands,
Identificatie
persoonlijke ontmoeting
Een school die zijn leerkrachten de ruimte geeft om zich individueel te ontplooien en te profileren, ook naar de leerlingen toe, schept heel wat mogelijkheden voor informele vormen van communicatie en exploratie, met betrekking tot kunst en andere interessante dingen des levens. Meer ruimte voor de leerkracht als individu heeft nog andere voordelen: leerlingen percipiëren de school minder als een monolitisch machtsblok en voelen zich dan ook minder geroepen om de rangen te sluiten in een (meestal passief) verzet tegen 'het systeem'. Dit schept ook voor de leerlingen meer ruimte om zich te ontwikkelen als indi-
vidu, omdat het groepsgedrag minder gestimuleerd wordt en omdat er meer mogelijkheden zijn tot positieve identificatie. Maar het moet gezegd: op dit vlak is er in de meeste scholen nog veel werk aan de winkel.
Het aspect 'identificatie' wordt zelden genoemd in discours over kunsteducatie. Toch lijkt het mij een cruciaal begrip, zeker met betrekking tot jonge tieners. Op een bepaald moment stellen die tot hun eigen verbazing vast dat het spel waar ze tot voor kort zo in konden opgaan hen niets meer zegt. Theater is plots zijn vanzelfsprekende band met het eigen spel kwijt. Vormen van cultuur die door de ouders of de school worden aangereikt zijn dikwijls a priori verdacht. De school is een noodzakelijk kwaad, vooral interessant omwille van de contacten met leeftijdsgenoten. Na school zetten jongeren hun eindeloze conversaties verder op msn, meteen ook een geschikt kanaal om muziek of filmtips door te geven. Soms slagen leraars of ouders erin om jongeren te enthousiasmeren voor iets wat ze nog niet kenden, of beter gezegd, om hun nieuwsgierigheid te wekken, want ze hebben uiteraard liefst het gevoel dat alles hun eigen vondst of keuze is. Waarom wordt er desondanks zoveel moeite gedaan om zoveel mogelijk scholieren tussen 12 tot 15 jaar naar het theater te laten gaan? Uit schrik dat ze het theater anders voor altijd loslaten? Waarom niet meer vertrouwen op de fond die tijdens de kinderjaren gelegd is? Op voorwaarde dat de lagere school zijn werk goed gedaan heeft natuurlijk. Waarom niet meer inspelen op de kunst- en cultuurvormen die hen op die leeftijd wél interesseren, zoals muziek en film? In elk geval is de kans dat jongeren tijdens die verplichte theaterbezoeken een levenslange tegenzin oplopen minstens even groot, zeker indien het schoolklimaat gesloten en monolitisch was en ze 'theater' met 'school' associëren. Nog vóór een schoolvoorstelling begint, kan je het schoolklimaat aflezen aan het gedrag van de wachtende leerlingen en leerkrachten. Sommige groepen staan gezellig te kletsen en alleen uit de leeftijd kan je afleiden wie de leraren zijn. Andere groepen worden angstvallig in bedwang gehouden door gestres-seerde leraren, maar nog meer leraren en leerlingen vertonen een opvallend apathisch of gelaten gedrag.
Wat vermag een geslaagde omkadering door een externe persoon tegen een gesloten schoolklimaat? In combinatie met een zeer goede voorstelling lukt het misschien nog wel om openingen te creëren, maar laat ons eerlijk
etcetera 89 ® ® ® 41
zijn: niet alle voorstellingen zijn even geslaagd. En voor genuanceerde, verrijkende kritiek is er weinig ruimte wanneer de weerstand te groot is. Trouwens, waar zijn die leuke dramadocenten na een tegenvallende voorstelling?
Zullen we de schoolvoorstellingen dan maar meteen afschaffen? Voor de lagere schoolleeftijd zeker niet, maar voor de +12-jarigen zou het verplichte en collectieve karakter sterk moeten verminderen. Waarom de leerlingen niet laten kiezen tussen enkele voorstellingen? Waarom altijd met de hele klas - en meestal zelfs met alle klassen van een jaar -naar dezelfde voorstelling? Het onderwijs heeft nog een lange weg te gaan naar een meer individugerichte benadering. Maar niet alleen het onderwijs. Weinig theaterhuizen en cultuurcentra ontvangen de scholieren als individuele theaterbezoekers (met tickets, vestiaire, programmablaadje, drankgelegenheid) of voeren een scholenbeleid dat ingaat tegen bezoeken door grote groepen. Men verwacht blijkbaar alle heil van de educatieve omkadering, terwijl een volledige omkadering ook organisatorische aspecten omvat. En die heeft de kunstensector zelf in handen.
Formele en informele netwerken
even groot.
Sinds 2002 subsidieert de
Dankzij een uitgebreid netwerk slaagt
chen, maar ze hebben vooral regelmatig contact met de provincies en de lokale '
Een kleiner initiatief dat vertrouwt op de creativiteit, de interesse - of minstens nieuwsgierigheid - en het engagement van jongeren is
Licht gekanteld
Dit festival voor, door en met jongeren vanaf 15 jaar uitstond uit de samenwerking van enkele
Conclusies/tussenstand
Samenwerking over de decreten heen
Deze tekst startte met een aantal kanttekeningen bij (het discours over) de omkadering van schoolvoorstellingen en eindigde met enkele voorbeelden van netwerkaanpak met betrekking tot kunst voor, door en met jongeren. Tussenin raakten we elementen aan van de lerarenopleiding en -navorming, het schoolklimaat, kunsteducatieve publicaties en materialen, muzische vorming en opbouw van een referentiekader, vormen van informele kunste-
42 OOO etcetera 89
ducatie binnen en buiten de school, het belang van een productie-ervaring, exploratie en communicatie, identificatie, individuele ontplooiing en persoonlijke ontmoeting, formele en informele netwerken en communicatiekanalen. Kunsteducatie bestrijkt een enorm ruim terrein en heeft ontelbaar veel raakpunten, zelfs als je de doelgroep beperkt tot kinderen en jongeren. Kunsteducatie is dan ook veel meer dan de omkadering van voorstellingen, en die omkadering houdt op zijn beurt veel meer in dan een didactisch verantwoorde inleiding.
Indien het beleid werkelijk streeft naar kwalitatieve cultuurparticipatie en permanente ontwikkeling van de kunsten, moet kunsteducatie deel uitmaken van een maatschappelijk project, met kunst en cultuur, onderwijs, sociaal-cultureel werk, jeugdwerk en media als bevoorrechte partners. Op elk van die terreinen is er nog veel werk aan de winkel qua visie- en praktijkontwikkeling. Tegelijk moet men samenwerken met partners uit andere maatschappelijke domeinen en sectoren, waarmee men doorgaans weinig vertrouwd is en waarvoor bovendien andere decretale spelregels gelden. Kunsteducatie werd immers ingeschreven in het op handen zijnde kunstendecreet, maar men zal moeten samenwerken met partners die vallen onder decreten inzake onderwijs, cultuurcentra, jeugdwerk, sociaal-cultureel volwassenenwerk, erfgoed, media... Leen Thielemans stelt terecht de vraag wie welke verantwoordelijkheden zal opnemen inzake theatereducatie.
Kwaliteitsoordeel
Gedurende de voorbije jaren heeft zich een massa praktijken en praktijkjes ontwikkeld binnen en over de diverse genoemde sectoren heen. Een eerste probleem dat zich stelt is het gebrek aan indicaties voor kwaliteitsbeoordeling. Dat probleem stelt zich uiteraard voor gebruikers en subsidieverstrekkers, maar blijkbaar soms ook voor de betrokken organisaties. De kwaliteitsnormen van het onderwijs verschillen immers grondig van die van de artistieke sector, of van die van bijvoorbeeld de media. Typische kwaliteitsnormen voor de kunsteducatie zijn nog onvoldoende geformuleerd, waardoor kunsteducatieve organisaties en initiatieven schipperen tussen de kwaliteitsnormen van hun partners en zich soms te gemakkelijk conformeren aan de normen van hun belangrijkste partner of opdrachtgever. In een goede samenwerking zou men moeten kunnen vertrekken van een gedeelde visie op
kunsteducatie en van een sterkte-zwakte analyse van elke partner met betrekking tot inhoud, methodiek en voorwaardenscheppend kader.
Meer trajecten, minder projecten
Een tweede probleem situeert zich op het niveau van de reikwijdte van de gangbare praktijken. De meeste initiatieven hebben hoogstens projectmatige ambities of vertalen reikwijdte in geografische of kwantitatieve termen. Zelfs het onderwijs, dat in het algemeen trajectmatig denkt, laat deze benadering vallen als het over kunsteducatie en andere vakoverschrijdende eindtermen gaat. Ik treed
organisatie een volledig traject in handen neemt, maar het is wel zinvol om na te gaan hoe diverse kunsteducatieve initiatieven eventueel op elkaar kunnen aansluiten en waar er nog 'gaten' zijn. Trajecten kunnen en mogen uiteraard ook niet dwingend zijn voor de gebruikers/deelnemers. De uittekening van een aantal mogelijke trajecten voor diverse doelgroepen en individuen - en het situeren van de eigen werking in dat geheel - zie ik op de eerste plaats als een denkoefening in functie van visieontwikkeling, die het huidige accent op methodieken, inleidingen en projecten overstijgt.
1 Leen Thielemans, Is theatereducatie te heet?, in: Courant nr. 64 (sept.-okt. 2003), p. 4-6
2 Zie het rondetafelgesprek over kunsteducatie in de opleiding SCW in
3 Meer informatie over kunsteducatie als nieuw item in het vernieuwde kunstendecreet vind je in
4 HoBo staat voor: Hedendaagse Onderneming ter Bevordering en Ondersteuning van ontwikkelingsdoelen en eindtermen muzische vorming in het leerplichtonderwijs, via de
5 Blijf staan, ik neem een foto. Een portret van 10 jaar BRONKS, 2002, p.91-92
6 Blijf staan, ik neem een foto. Een portret van 10 jaar BRONKS, 2002, p.96
7 Blijf staan, ik neem een foto. Een portret van 10 jaar BRONKS, 2002, p.98
8 Een interview met
9 De ambtsverrichtingen van leerkrachten moeten uitgedrukt worden in lesuren per vak of in uren voor
10 Els Van Steenberghe (red.),
etcetera 89 ® ® ®
43
Auteur Marleen Baeten
Publicatie Etcetera, 2003-12, jaargang 21, nummer 89, p. 38
Trefwoorden kunsteducatie • onderwijs • leerlingen • jongeren • omkadering • leerkrachten • kunstbende • muzische • theaterstorm • kunsteducatieve
Namen ABC-studio • Aerschnt • Antwerpen-Apeldoorn • Antwerpse • Art Basics for • Artforum • Ascoop • BPT-uren • BRONKS-festival • BRONKS-pedagoge • BTP-uren • Bevlogen van Courant • Bevlogen-tekst • Bijzondere Pedagogische Taken • CANON Cultuurcel Departement Onderwijs • CC Leuven • Children • Cultuur Lokaal • Departementen Lerarenopleiding • Etcetera • Eéndagjestheater • FiguiirleujTheater • Garant • Gemeenschapscommissie • Gerhard Jäger • Gerhard Verfaillie • Groot Toneel • Hngo Meert • HoBo-project • Hoe • Individuele • Kunstbende • Leuvense • Licht Gekanteld • Mieja Hollevoet • Mooss • Muziek • Oda van Neygen • Plastische Opvoeding • Theaterstorm-voorsteWingen • Ton en Thea • Van Theaterstorm • Villanella • Vlaamse • Vlaanderen • XwistfreHr • Zicht
Development and design by LETTERWERK