#TWEEPE STEM: Bart Moeyaert
Hebben en houden
Een kennis had me gezegd dat ik naar Brussel moest, naar La Moiiette van Tsjechov, in Théatre Varia. Ik zweeg in alle talen over mijn Frans, dat een soort van verbeterd schoolfrans is, en reserveerde een stoel. Daar zat ik, en ik kreeg zinnen over me heen die ik maar half begreep. Mijn hersenen werkten als een slecht vertaalbureau. Er vielen hele gaten in de dialogen, maar ik genoot. Ik werd hongerig, wat zeg ik: gulzig. Van het geheel wilde ik alles overhouden, dus keek en luisterde ik beter dan ik ooit gekeken en geluisterd had. Ik dronk belichting en sfeer en muziek en de fijnste kleinste houding van die ene acteur en die andere actrice. Ik sprong van toneelbeeld naar stemgeluid, van een pauze in een dialoog naar de klank van een woord. Alles kwam in functie te staan van het ontrafelen van dat ene mysterie dat La Mouette op dat moment voor me was, en ik kan me niet herinneren dat ik ooit nog zo vraatzuchtig naar een toneelstuk heb gekeken.
Een goede theatertekst werkt op de appetijt, dat heb ik daar in Brussel beseft. Een goede tekst maakt gulzig, doet watertanden,
legt de lat hoger dan de middelmaat. Ook in het Nederlands, toen ik De Meeuw netjes op papier las, bleek het stuk zich niet gemakkelijk prijs te geven. Dat is allang de rijkdom van dat stuk gebleken, en het verbaast niemand dat Tsjechov al een eeuw meegaat en overal gespeeld wordt. Hij laat overal en altijd plaats voor het hele hebben en houden van een lezer (lees: regisseur, acteur, toeschouwer) en als je geen zin hebt om er je hebben en houden aan toe te voegen, dan lees je het verhaal kurkdroog zoals het er staat, en dan betekent het nog meer dan genoeg. Tsjechov draagt als toneelschrijver — samen met een aantal andere klassieken — mijn voorkeur weg, maar verder vertel ik het verhaal van de Brusselse La Mouette niet om hier een punt te zetten, waarna voor mij het laatste woord over De Toneeltekst is gezegd. La Mouette van toen heeft me simpelweg doen beseffen dat honger de beste saus is, en dat er stukken zijn die de tijd doorstaan. Punt.
Maar als een regisseur door het lezen van een wetenschappelijk artikel over de zelf-
moord van lemmingen in de Noorse fjorden zin krijgt in een stuk, en zijn hele hebben en houden kwijt kon in dat artikel, of het wezen van de mens weerspiegeld ziet in het wezen van de lemming, dan is die wetenschappelijke tekst wat mij betreft evengoed een toneeltekst. Een bron, als je wil. Zelfs al wordt er maar één zin uitgelicht, dan nog is het een begin van een stuk dat door een regisseur en zijn mensen wordt uitgebouwd. Of ik zelf óók zin heb om het stuk te zien, is een tweede, en of het een stuk is dat de eeuwigheid ingaat, is weer een andere vraag, en of de taal me prikkelt, is weer iets anders, maar sinds ik Filip Vanluchene heb horen zeggen dat een toneelschrijver zijn tekst voor de deur van de keuken legt, en de kok ermee aan de slag kan, ben ik mild geworden over de ingrediënten van een stuk, of over het werk van de toneelschrijver. Stiekem ga ik allerpersoonlijkst door, dat wel. Niet in het spoor van Tsjechov of Ibsen, maar gewoon als mezelf. Met mijn hele hebben en houden.
l6
9®B etcetera 88