Archief Etcetera


Ways of Seeing: 4 boekjes over hedendaagse dans



Ways of Seeing: 4 boekjes over hedendaagse dans

Ways of Seeing

VIER BOEKJES OVER HEDENDAAGSE DANS

Het CC Maasmechelen trekt al een decennium de kaart van hedendaagse dans en bouwde gestaag artistieke banden uit met choreografen als Vincent Dunoyer, Alexander Baer-voets, Tom Plischke, Emio Greco en Annamirl van der Pluijm. Het getuigt van moed en geslaagde inspanningen dat het - nu binnen het grotere samenwerkingsverband Dans in Limburg - prioriteit heeft gegeven aan fundamenteel onderzoekende choreografen en dansers. Een van die inspanningen bestaat uit vier essaybundels over hedendaagse dans.

Danssolo/Solodans

In 1999 verscheen Danssolo/Solodans. Het toenmalige werk van Alexander Baervoets, Emio Greco en Annamirl van der Pluijm wordt er uitgediept door Myriam van I mschoot, Rudi Laermans, Pascal Gielen en Tuur Devens. Het zijn essayisten waar je kwaliteit van verwacht, en dat bieden ze ook. Van Imschoot werkt, aan de hand van een repetitie die later de bron zou blijken van Baervoets' solo-improvisatie Das Wohltemperierte Klavier, feilloos de wetten en axioma's af van de hedendaagse danssolo. Ze fluctueert tussen vergelijkingen met de solodanser in het klassieke ballet, en bouwt geleidelijk een pleidooi op dat de solodans herdefinieert tot een microscopisch geconcentreerde state ol being bij toeschouwer en bij danser. Van Merce Cun-ningham over Steve Paxton tot Trisha Brown geeft ze aan hoe de principes van de 'alleendanser' verschuiven en verhelderd worden. Ook Rudi Laermans vertrekt vanuit de 'pure' dans van Alexander Baervoets, en wel vanuit de afwijzende perceptie van Baervoets' werk. Die afwijzing wijt Laermans aan het ontbreken van een zelfreflexieve traditie in onze kunsten, behalve in de beeldende kunst. Alexander

Baervoets vormt daar dan de uitzondering op: 'Muziek, decor, verhalen of boodschappen: dans hoeft alleen maar bewegingen te laten gebeuren om dans te zijn.' Waar Myriam van Im-schoots essay een algemene inleiding brengt, bouwt Laermans verder en onderzoekt hij binnen de reeks het gegeven 'tijd' in combinatie met ruimte en beweging. Pascal Gielens essay kan mij minder bekoren, ook al vertrekt Gielen van het fascinerende werk van Emio Greco. Maar het essay Out of text vertrekt te duidelijk vanuit de literatuurtheorie en schiet zijn doel voorbij. Vrij gratuit wordt gestrooid met de symbolische orde, de idiosyncratische taal, het disfunctionele lijf, om een hoogtepunt te bereiken in een wending als de 'anti-discursiviteit van het burleske lichaam' en 'het lichaam als een subversieve en chaotische obstructie'. Gelukkig wordt de publicatie afgerond met een bevattelijk en geïnspireerd essay van Tuur Devens, waarin hij de dieptestructuren van zowel het oeuvre als de figuur van Annamirl van der Pluijm blootlegt. Devens' essay portretteert en onderzoekt de beweging van de danser binnen een context van snel veranderende verhoudingen tussen ruimte, tijd, beweging en betekenis in de podiumkunsten van de twintigste eeuw.

Danssolo/Solodans is een Nederlandstalige publicatie. De drie andere publicaties zijn tweetalig (Nederlands/Engels).

Het geheugen van de blik

Zo is er Het gehengeti van de blik/The memory of the look, met essays over en portretfoto's van Vincent Dunoyer, Tom Plischke en Alexander Baervoets. In Het verklonterde beeld gaat Pieter T'Jonck dieper in op de performances Vanity en Etude #31 van Dunoyer, waarbij hij naadloos de focus verlegt van de danser

naar de toeschouwer en aantoont hoe de blik zelf wordt beïnvloed door de voorstelling die hij waarneemt, de tijd die hij doormaakt, en het geheugen dat hem narratieve betekenissen inprent. T'Jonck weet helder de bronnen van Dunoyer te synthetiseren, maar stipt tegelijkertijd de meerwaarde van deze danser aan ten opzichte van de choreografen waarmee hij reeds werkte en wiens solo's hij als basis nam voor de voorstelling Three solo's for Vincent (Steve Paxton, Anne Teresa De Keersmaeker, Liz LeCompte). In de weg die de essayreeks aflegt, wordt hier de dwang van de oorspronkelijkheid van de dans weerlegd. Het werk van Dunoyer toont immers aan dat de herhaling van een reeds bestaande 'choreografie' via haar onzuiverheden op zich even constituerend kan zijn als de uitvinding van een nieuwe'serie' van bewegingen. Zoals in Danssolo/Solodans is er ook nu een anticlimax in de essays. Voor mij ligt die in het essay Tussen blik en herinnering van Hugo Haeghens. Waar het essay van T'Jonck niet ophoudt om je blik te laten verschuiven en voldoende voorstellingsvermogen oproept om reikhalzend uit te kijken naar de volgende keer dat Vincent Dunoyer in de buurt is, leest Haeghens' werkstuk als een inleiding of een nagesprek bij de voorstelling. Na het heldere discours van Pieter T'Jonck leidt het lezen van het essay van Haeghens tot een betutteld gevoel bij de lezer. Waar T'Jonck meandert, trekt Haeghens een te rechte lijn. Theoretisch is het interessant om bij het oeuvre als dat van Dunoyer twee verschillende zienswijzen te plaatsen, ware het niet dat één kwalitatief hoogstaand essay al honderden blikken in zich kan dragen. Die blikken opnieuw reduceren voelt aan als verlies.

Heel anders van toon is het essay Mind the gap, waarin de Duitse publicist Gerald Siegmund vertrekt van de sofistische paradox van de pijl (Zeno) om de verbinding tussen ruimte en tijd in het waarnemen van beweging te onderzoeken. Hij beargumenteert dat herhaling - een 'structureel element' van tijd -al door de Griekse sofisten werd aangevoeld als een gevaar voor het individu, voor de 'identiteit'. Tom Plischkes Fleur, een afstudeerproject dat hij maakte bij P.A.R.T.S., wordt vervolgens ontleed als een toonbeeld van dat verlies aan 'identiteit'. Het latere werk van Plischke wordt gebruikt om opnieuw het kader te verbreden, waardoor Siegmund probleemloos het Theater van de Wreedheid van Antonin Artaud, het deconstructivisme van Derrida en de denkkaders van de moderne

16

O O O etcetera 87



dans in zijn polemiek kan meenemen. Het geheugen van de blik wordt afgerond met een essay van Jeroen Peeters over het werk van Baervoets, waarin hij de 'hardnekkige behoefte om dans te "lezen" onder de microscoop legt. Peeters laat de spanningsboog van zijn betoog lopen van Blauw (1994) tot The mapping of Canada (2000), waarbij hij centraal stelt hoe Baervoets evolueert tot een beweger die de complexe verhoudingen rond kijken naar dans omarmt. Van syntaxis naar parataxis, van de traditionele esthetica van het beeld naar absoluut mediumbewustzijn en zelfreflexiviteit. Peeters eindigt dan ook op een punt waar de laatste publicatie uit de reeks terug aanknoping zal vinden.

Tussen beeld en beweging. Hedendaagse dans en actuele kunst

In Tussen beeld en beweging. Hedendaagse dans en actuele kunst (2002) worden eerst een aantal elementen uit Het geheugen van de blik opnieuw opgediept en uitgespit vanuit een ander perspectief. Pieter T'Jonck toont overtuigend aan wat de parallellen en verschillen zijn tussen dans en beeldende kunst na Duchamp, in een schitterend essay dat de grenzen van zowel beeldende kunst als dans overschrijdt en op een vlot leesbare manier komt tot een onderzoek van betekenis en mo-gelijkheidsvoorwaarden van 'kunst in het algemeen'. T'Jonck creëert een helder perspectief om het meer op dans en performance toegespitste essay van Elke Van Campenhout aan te vatten. Als recensente kijkt zij niet alleen naar haar referentiekader binnen de podiumkunsten, maar ook naar haar persoonlijke ervaringen en kennis van de beeldende kunst. Daarbinnen gaat ze op zoek naar momenten waarop 'een beeld tot beweging komt' en hoe 'een beweging stolt tot beeld'. Kunstkenner Luk Lambrecht maakt eenzelfde beweging in zijn essay Het dansante dat stolt in nabeelden, maar dan door vanuit een aan de beeldende kunst ontleend referentiekader naar performance en podiumkunsten te kijken. In wezen onderzoekt hij de 'bizarre driehoeksverhouding dans, theater en beeldende kunst die (...) de potenties hooghoudt de complexe wereld op een beklijvende manier te (her)bekijken'. Meteen de inzet van deze essaybundel, die wordt besloten met een case study rond Sand Table (Magali Desbazeille, Meg Stuart & Da-maged Goods). Het is een ontmoeting tussen een kunstenares en een choreografe (en vice

versa), verbaal geregistreerd. Wat opvalt na herlezing van Tussen beeld en beweging is de constituerende kracht die ontstaat wanneer je referentiekaders afvuurt op disciplines die niet onmiddellijk voor dat referentiekader zijn bedoeld. Het is de dubbele paradox van beelden die bewegingen inhouden, en een bewegen dat stokt in een singulier beeld.

Mediale bemiddelingen. Over Vincent Dunoyer en anderen

In Mediale bemiddelingen. Over Vincent Dunoyer en anderen (2003) wordt verder ingegaan op de communicatiemodellen die van toepassing zijn binnen actuele kunst en hedendaagse dans. Rudi Laermans stelt de begripskaders helder in Mediale magie. Daarin vertrekt hij van het verschil tussen analoog functionerende media en digitaal functionerende 'bemiddelaars'. Leven en cultuur functioneren analoog, waarbij de menselijke locus van dat analoge functioneren het lichaam is. Dat stelt hij tegenover het technische medium dat digitaliseert: de microfoon, de camera, de televisie, de video. Laermans komt uiteindelijk terecht bij het theoretisch kader van McLuhan, die met Understanding media en The Media is the message het denken over hedendaagse media in een nieuwe richting heeft geduwd. Media als televisie en pc worden door McLuhan 'autonomie' toegedicht, omwille van het feit dat ze een totaal en willoos opgaan eisen van de toeschouwer. 'It will not work as a background. It engages you.' McLuhan wijst tevens op het feit dat nieuwe media oudere media 'hermediëren', en daarmee is Laermans opnieuw bij de podiumkunsten beland. Meer bepaald bij het werk van één van de eenzame essayschrijvers uit ons taalgebied, Arjen Mulder, die in zijn schitterende boek Het twintigste Eeuwse lichaam het concept van het 'buitenmediale' formuleerde: 'de aanwezigheid in een medium van wat je met dat medium zelf onmogelijk kunt bevatten.' Het leidt Laermans tot de volgende definitie, tevens het besluit van zijn essay: 'Hedendaags is die kunst die de niet-kunst opzoekt om in het buitenmediale tot ruis van zichzelf te worden.' Mediale magie is de explicitering van het denkkader voor de drie andere stukken opgenomen in Mediale bemiddelingen. Het eerste is Rudi Laermans' essay Het ruimtelijke vlucht-punt van het dansende lichaam over Vanity van Vincent Dunoyer (zie Etcetera 75). Het tweede is het heldere essay van Hugo Haeghens over The Princess Project van Dunoyer (zie Etcetera 77), tot slot tevens tot onderwerp gemaakt

door de eerder genoemde Gerald Siegmund. De praxis van Dunoyer maakte het 'buitenmediale' tot onderwerp, met indrukwekkende momenten tot gevolg.

Als reeks vormen de vier publicaties een belangrijk geheel dat hedendaagse dans en beeldende kunst sinds de revolutionaire jaren zestig in overschouw neemt en verder durft kijken dan de grenzen van het genre. Het laat je als lezer achter met zovele aanknopingspunten dat het rustig een vergelijking met John Bergers Ways oj seeing weerstaat. Door de opbouw van de reeks kan zowel de geïnteresseerde toeschouwer als de expert in de reeks een parcours volgen dat haar/hem op haar/zijn wenken bedient. De essayreeks trekt de lezer mee van paradox naar paradox, binnen denkkaders die ontstonden in de taalfilosofie, de beeldende kunsten, de actuele kunstgeschiedenis. Paradoxen die zichzelf telkens ontdubbelen, die niet om een sluitend antwoord smeken, maar doen verlangen naar een nieuwe vraag.

Danssolo/Solodans. Concept, samenstelling en redactie: Hugo Haeghens. Een uitgave van het Cultuurcentrum Maasmechelen naar aanleiding van het danssolofestival in 1999.

• Het geheugen van de blik/The memory of the look. Concept en eindredactie: Hugo Haeghens. Een uitgave van het Cultuurcentrum Maasmechelen naar aanleiding van het dansfestival 'Verwantschappen' in 2000.

• Tussen beeld en beweging. Hedendaagse dans en actuele kunst/Between image and move-ment. Contemporary dance and present-day art. Concept Dans in Limburg. Een uitgave van de bestendige deputatie van de provincieraad van Limburg naar aanleiding van 'Tussen Beeld en Beweging' in het Provinciaal Centrum voor Beeldende Kunsten-Be-gijnhof (Hasselt) in 2002.

Mediale bemiddelingen. Over Vincent Dunoyer en anderen/Media mediations. On Vincent Dunoyer and others. Concept: Hugo Haeghens en Eef Proesmans. Een uitgave van het Cultuurcentrum Maasmechelen naar aanleiding van een eenmalige try-out van Vincent Dunoyers Solos for Others in 2003.

Voor meer informatie: Cultuurcentrum Maasmechelen wwv.ccmaasmechelen.be 089/76 97 97

17


Development and design by LETTERWERK