Wordt er te veel theater gemaakt in
Wordt er te veel theater gemaakt in
Op 20 januari jongstleden vond in het
Op 20/1/'03 nam ik, voor het muziektheatergezelschap
Hiertegenover staat een anekdote uit de onmiddellijke praktijk, met name de onze.
38 OOO etcetera 86
OPEN KOLOMMEN
Ondertussen ving ik enkele verontrustende berichten op waaruit blijkt dat
Eén en ander begrijp ik niet. De overheid steunt de podiumkunsten. Dat is goed. De
Ik ben geen theaterwetenschapper of markt-analist, maar toch wil ik bij dit 'overaanbod' enkele kanttekeningen plaatsen. Om te beginnen mogen we niet vergeten dat minister Anciaux met zijn nieuwe decreet aangaande de cultuurcentra ervoor zorgde dat ongeveer een derde van die cultuurcentra nu gemeenschapscentra zijn geworden. Terecht misschien, maar daardoor werd de afzetmarkt wel grondig verkleind.
En de programmatoren van de resterende cultuurcentra? Lijden die misschien niet eerder aan een gebrek aan nieuwsgierigheid dan wel onder het 'overaanbod'? Is het ook niet zo dat het merendeel van de cultuurfunctionarissen zich bezighoudt met het aankruisen van seizoensaanbiedingen in de brochures van verkoopbureaus in plaats van zelf de baan op te gaan, op zoek naar de producties die hen bevallen? Dergelijke gesubsidieerde luiheid en desinteresse vertalen zich hoe dan ook in een uniformisering van de programmaties. Bepaalde voorstellingen vind je overal op de
affiche, terwijl andere geen voet aan wal krijgen, ondanks hun kwaliteit en talloze promotionele inspanningen. )e hoeft slechts even door alle seizoensbrochures te bladeren en te tellen: ze beginnen allemaal verdacht veel op elkaar te lijken, inhoudelijk én vormelijk.
Of is die uniformisering nog anders te verklaren? Is dit een sociaal/cultureel gegeven dat we ook terugvinden op andere vlakken van de maatschappij? Is dit het zoveelste gevolg van politieke verrechtsing? Is er misschien te veel inmenging vanwege lokale overheden in de uitbouw van een programmatie, waardoor programmatoren hun nek niet meer kunnen of durven uitsteken? En wat programmatie betreft: als die voor de lokale cultuurschepen, terecht of onterecht, moet leiden tot beter gevulde schouwburgen, blijft er allicht geen andere mogelijkheid over dan beroep te doen op vedettenspektakels of 'lichtvoetig' theater. Worden begrippen als publieksverbreding en publieksparticipatie niet al te gemakkelijk verward met populisme? Of zijn het de theatermakers zelf die zich schuldig maken aan het produceren van een eenheidsworst? Een gebrek aan verscheidenheid die misschien wel eens het succes van die niet-gesubsidieerden zou kunnen verklaren?
En wat met het publiek - lees de belastingbetaler - in dit alles? Het publiek moet kwaliteit en professionalisme voorgeschoteld krijgen, aldus de overheid. Goed. Er moet veel volk in de zaal zitten, aldus de plaatselijke overheden en de organiserende instanties. De gezelschappen zullen daar ook niet om klagen. Maar wat als die twee redeneringen elkaar tegenspreken, want zoals iedereen ondertussen wel weet, is kwaliteit niet per definitie synoniem voor publieksopkomst. Programmatoren menen vaak de smaak en wensen van hun publiek te kennen en willen op basis hiervan hun programmering invullen. Is dit wel zo? Wordt er soms ook met het publiek niet te betuttelend omgegaan? Misschien is het nieuwsgieriger en talrijker dan zijn sluiswachters wel denken, of misschien wil het simpelweg geen gesubsidieerde podiumkunsten meer? Moet er misschien meer beslissingsrecht naar het publiek gaan? Of is dit te gevaarlijk? In ieder geval kunnen we één zaak met zekerheid stellen. De federale overheid steunt podiumkunsten die schipbreuk lijden op de rotsen van lokale overheden, om vervolgens te verhongeren of zich te vergrijpen aan broedermoord. Een situatie die op zijn minst paradoxaal genoemd kan worden.
In het licht van de aanmaak van het nieuwe kunstendecreet en de komende structurele subsidieronde dringt zich een grondige en veelzijdige analyse van het podiumkunstenlandschap op. Allereerst moet de afzetmarkt onderzocht worden. Ook theater is een product en aangezien er duidelijk wat schort aan vraag en aanbod moeten er cijfers komen. Het publiek is een veelkoppig, maar tot nog toe onbekend 'monster'. Wie 'publieksparticipatie' en 'publieksverbreding' zegt, moet de aard, de omvang en de wensen van het publiek kennen. Niet om er zomaar op in te spelen, maar om er creatief mee om te springen, om te verrassen, om te interpelleren, zelfs om het te verwarren, zonder het daarom te verjagen.
Anderzijds wordt het stilaan tijd dat de cultuurfunctionarissen nieuwsgieriger worden én een grotere voeling opbouwen met hun lokale realiteit (en niet met hun lokale overheid). Waarom hiervoor niet enkele decreten in het leven roepen? Of waarom niet het huidige systeem grondiger in vraag stellen? Indien cultuurcentra toch verveeld zitten met het eenmalig programmeren van rondreizende producties, waarom ze niet gewoonweg ontlasten van die taak? In plaats hiervan zouden er 'gespecialiseerde' cultuurhuizen kunnen komen die voor langere speelperioden welbepaalde podiumkunsten en/of gezelschappen zouden herbergen. Het publiek legt probleemloos onbepaalde afstanden af voor een opera, een concert, een voetbalmatch of een tentoonstelling. Waarom zou het dat niet doen voor theatervoorstellingen, die in die omstandigheden trouwens aan kwaliteit zouden winnen? De verantwoordelijkheid van de pers en de gesubsidieerde media in het bijzonder hoeft in deze discussie niet buiten schot te blijven. Ook hier zouden de vedettencultus, het goedkope vermaak, de sensatiezucht, de betutteling plaats moeten ruimen voor het aanwakkeren van nieuwsgierigheid en verbeelding.
Ten slotte, voor er koppen gaan rollen, zou ik willen pleiten voor een breed overleg. Geen debatten met kruideniers die, ondanks de beste bedoelingen, toch voor hun eigen belangen opkomen, geen opinies van specialisten, geen monologen van wetenschappers, geen state of the iinions, maar een grondig open overleg. Een overleg tussen overheden, verantwoordelijken en theatermakers... én publiek. Want gesubsidieerd theater dat, om welke reden ook, geen toegang krijgt tot een publiek valt niet te legitimeren en moet dus verdwijnen!
etcetera 86 39
Publicatie Etcetera, 2003-04, jaargang 21, nummer 86, p. 38
Trefwoorden tirasila • cultuurcentra • gesubsidieerde • gezelschappen • programmatoren • lokale • overheden • afzetmarkt • schraenen • klagen
Namen Bert Anciaux • Brussel • Cultuur • De Morgen • Etcetera • Garifuna • Gent • KRSK • Mechelen • Nederland • Salon • Tirasila • Vital Schraenen • Vlaams Theaterinstituut • Vlaamse • Vlaanderen
Development and design by LETTERWERK