Wetenschap als metafoor voor de danspraktijk
Wetenschap als metafoor voor de danspraktijk
Wat hebben wetenschappelijk en artistiek werk met elkaar gemeen? Meestal enkel een claim tot autonomie, verder worden ze strikt gescheiden gehouden. Die autonomie wordt steeds vaker gezien als een historisch ideaal dat in de 19e eeuw gemeengoed werd en de 20e eeuw ternauwernood zal overleven. Autonomie en objectieve waarheid blijken immers sterk ideologische constructies, de wetenschapper gebruikt evenzeer zijn creatieve verbeelding als dat de kunstenaar gefascineerd is door chaostheorie, kwantumfysica of biologie. In de wetenschapswereld leidt dit nog regelmatig tot heftige controverses, maar kunstenaars blijven onuitputtelijk gefascineerd door de wetenschap. Zo organiseerde de
Waarom dat nu nog oprakelen? Afgelopen zomer verscheen eindelijk de bijzonder interessante en mooi vormgegeven catalogus van het project. In het project zaten bovendien twee choreografische laboratoria met actuele resonantie.
FESTIVALdesArts. De tiendaagse van BDC/
De kwetsbaarheid en transporteerbaarheid van het laboratorium:
Volgens de traditie is het laboratorium een vrijplaats, een beschermend omhulsel waarbinnen experiment kan gedijen tot het klaar is om in specifieke toepassingen naar de buitenwereld terug te keren. Zoveel mogelijk variabelen van het onderzochte proces worden in het laboratorium gemanipuleerd of juist buitengesloten. Ongewenste of oncontroleerbare fenomenen kunnen het onderzoek immers in gevaar brengen, omdat het net uit het chaotische evenwicht van zijn normale milieu weggehaald is. Het laboratorium lijkt dus sterk op de studio van de choreograaf: dat is de plek waar de artiest voor zichzelf de optimale voorwaarden schept om nieuw werk te laten rijpen tot het maximaal zijn essentie kan behouden in de variabele omstandigheden van de theaters waar het te gast is. Naar aanleiding van
38
® ® ® etcetera 79
ook ais dansstudio, zij het in een onconventionele omgeving: niet meer dan een kleine kantoorruimte zonder rechtstreeks daglicht.
Maar Stuart ging dieper in op de relatie tussen kunst en wetenschap. De onderzoeksvraag draaide rond de verhouding tussen het dansende lichaam en de technologie, in haar gedaantes van o.a. genetische manipulatie, dataverwerking, digitale beeldmanipulatie en vertaalmodules. Eerder dan 'het werken met' die technologieën stond het 'verwerken van' centraal: hoe kan het lichaam zelf antwoorden, voorbij simplistische en ontoereikende imitaties van andere media? Het laboratorium was dus niet enkel een plek, maar eveneens een methode - de term 'onderzoek' in de context van choreografie verkreeg een zelden geziene letterlijkheid. Hoe consequenter Stuart met 'onderzoek' omgaat, steeds met het oog op de choreografische en theatrale realisatie ervan, hoe meer geloofwaardigheid ze aan deze cross-over verleent. De precisie van de arbeid reduceert het gevaar dat het laboratorium en de wetenschappelijke activiteit louter geësthetiseerd worden tot een retorische operatie.
Een centrale vraag in
Het transport van het laboratorium kan ook creatief aangewend worden. In de zes
nes, thema's en motieven, die tot op het niveau van de individuele beweging hergebruikt werden, met totaal uiteenlopende resultaten. Stuart heeft haar lab op transport gezet en is de basisopzet van haar onderzoek systematisch in andere contexten gaan variëren, met soms verbluffend resultaat. Zo wordt het gesloten laboratorium een netwerk. Het hedendaagse wetenschapslab beperkt zich ook steeds minder tot fysiek unieke locaties, maar wordt een uitdijende architectuur met het internet als ruggengraat, waarbij onderzoekers op verschillende plaatsen en in uiteenlopende onderzoekscontexten met een centrale verzameling data aan de slag gaan.
Het laboratorium is dan wel niet langer een unieke fysieke plek, dit maakt het nog niet tot een open ruimte. Binnen het dansveld is het laboratorium populair omdat het tijd vrijmaakt om ideeën te ontwikkelen, vrij van productiedwang. De organisaties die dit mogelijk maken voelen zich meestal toch verplicht om daar een openbaar staartje (een 'toonmo-ment') aan te breien, om hun publiek te bewijzen dat er wel degelijk en op een interessante manier gewerkt wordt. De status van dit staartje is echter erg onzeker, want het lab is juist gesloten om zijn kwetsbaarheid te beschermen. Binnen een traditioneel op een productie gericht repetitieproces is zo een toonmoment duidelijk intermediair. )e krijgt één en ander te zien, vergezeld van commentaar als 'we moeten er nog veel aan werken'. Een zeker ongemak en een vorm van bescheidenheid zijn in dit format ingebouwd: dit is slechts een tussenstap, het uiteindelijke resultaat is op komst.
De toonmomenten van het
eigenlijk nog niet. De aanwezigheid van de toeschouwers bleek een te grote druk uit te oefenen op het kwetsbare werkproces.
De opening van het lab voor het publiek was nochtans een centrale vraag in het project
Choreografie als werk,
het lab als proces:
Vandaag zijn vele wetenschappelijke labs verbonden aan de industrie, waarvan het heel wat structuren overneemt: serieproductie, productiviteit, marktgerichtheid. Het lab behoudt zijn materiële en methodologische autonomie voor zover die nodig zijn om aan onderzoek te doen, maar wordt afhankelijk van andere belangen dan zuivere kennisverwerving. Men kan zich afvragen of de wetenschapspraktijk ooit aan dit ideaal heeft kunnen beantwoorden, maar het bepaalt wel nog sterk de figuur en de resonantie van het laboratorium: onafhankelijk onderzoek dat zijn eigen limieten en productievoorwaarden stelt en autonoom beslist wanneer en hoe de onderzoeksresultaten de beschermde ruimte verlaten.
etcetera 79 O O O
39
Net als de wetenschapper is de kunstenaar in de eerste plaats geïnteresseerd in het proces van het opbouwen en verwerven van een bepaalde praktijk, om pas daarna de communicatie met het publiek (dat natuurlijk ook als een grootheid in het onderzoek zelf verwerkt zit) aan te gaan. Maar hoe geïnteresseerd een organisator ook is in experiment en vernieuwing, de danswereld eist dat men met een product voor de dag komt, dat los van zijn ont-staansomstandigheden beschouwd kan worden, hoe vaag en onstabiel dat onderscheid ook moge zijn. Dit voorstellingsframe heeft de vorm van een product, dat verkoopbaar is en daarom ook een auteursnaam draagt. Het problematiseren van deze toestand is een courante praktijk in het theater geworden.
Men kan bijvoorbeeld het begrip 'product' uitbreiden door meer aandacht te schenken aan het voorbereidende proces en de 'consumptieve houding' van het publiek (wat dat ook precies moge betekenen) in een grotere betrokkenheid om te zetten. Dat kan door middel van een lange en gevarieerde residentie in de aard van de
Het laboratorium legitimeert een omgekeerde strategie: het stelt het product als dusdanig in vraag, en meteen ook de hele organisatiemachinerie errond. De eerste reeksen van e.x.t.e.n.s.i.o.n.s. vonden plaats in turnzalen, bewust niet-theatrale ruimtes. De experimenten liepen tijdens de kantooruren en waren doorlopend vrij toegankelijk voor het publiek, inclusief opwarming, discussie of lunchpauze. Door de aanwezigheid van het publiek zo over de tijd te spreiden en het publiek zo min mogelijk het tijdruimtelijke frame van een voorstelling aan te bieden kon de impact ervan beperkt blijven of desgewenst als nieuwe extensie onderwerp van onderzoek worden. Voor wie een min of meer traditionele voorstelling verwachtte was er bijgevolg bijzonder weinig te zien en te begrijpen, hetgeen op zijn beurt de grootte van het publiek beperkt hield. Niet dat er dan helemaal geen sprake meer was van 'theater', 'dans' of'performance': deze grootheden zaten in het hart van het werk, en konden mits wat geduld en analyse ook als dusdanig waargenomen worden.
Le Roy is er dus op zijn minst gedeeltelijk in geslaagd om de condities en hedendaagse opvattingen van het laboratorium in de choreografische praktijk om te zetten. Het ging duidelijk om een arbeidsproces, dat als een vrije en autonome creativiteit opgevat werd, en niet als een object. Toch is hij zich bewust van de tekortkomingen en inconsequenties. In
vaak tot stuurloosheid en reduceerde de onderzoeksenergie.
In Le Roy's werk staan de kwesties van het auteurschap, het daarmee verbonden statuut van de artistieke arbeid en de structuur van de choreografische markt, centraal. De solo
Ook in
40
® © © etceteta 79
Grote paradox is natuurlijk dat Le Roy, net zoals Bel, steeds meer bekendheid gaat genieten. Meer dan zijn choreografieën is zijn naam een product geworden waarmee festivals, organisatoren en scribenten kunnen uitpakken, als een garantie voor succes, controverse of interesse. Het geeft hem vanzelfsprekend meer mogelijkheden om zijn werk te doen, minder productiedwang en meer 'laboratoriumtijd' zelfs, maar dat gaat gepaard met het icoon-worden van zijn gezicht en naam. Terwijl Bel steeds verder gaat in de enscenering van het verdwijnen van zijn persoon ten voordele van zijn naam/merk, blijft Le Roy zijn lichaam in het spel brengen, koppig proberend om aan laboratoriumwerk te blijven
doen en over zijn positie als auteur en arbeider te blijven onderhandelen. Hij doet dat ook door andere kunstenaars kansen te geven door connectie met zijn naam en gezelschap. Zo bestond de tweede fase van e.x.t.e.n.s.i.o.n.s. uit avonden waarin een hele reeks verwante projecten konden worden voorgesteld. Ook in die zin blijft Le Roy zoeken naar een alternatieve economie van het theater.
Het laboratorium van bet alledaagse: BDC/
Parallel aan de inschakeling van het laboratorium in het industriële productieproces werden industriële methodes geënt op de artistieke praktijk van o.a. de popart, aldus wetenschapshistorici
van medewerkers aan een niet langer disciplinair productieproces, waarbij het resultaat openlijk tot een massaverkoopproduct werd (Warhol) of enkel bestond uit de reproduceerbare documentatie van het scheppingsproces (conceptuele kunst).
BDC/
voorzien van een toegangsticket. Dat was gezien de stedelijke en organisatorische context van de
Volgens Isabelle Stengels is de voornaamste activiteit in het laboratorium de dis-
cussie tussen wetenschappers, meer dan de eigenlijke onderzoekshandelingen. Die hebben immers geen betekenis wanneer ze niet ter discussie gesteld, verdedigd en collectief bevestigd of afgewezen worden. Die discussie, waarvan de vorm in het choreografisch lab vanzelfsprekend schommelt tussen het discursieve en performatieve, was de kerngedachte in het
etcetera 79 O O O
41
performers, choreografen en theoretici, en moest de omgeving voor die gemeenschap artificieel geschapen worden. Om het levend en vruchtbaar te houden mocht het ook niet te sterk geformaliseerd worden. Daarom werd de
De alledaagsheid was dus artificieel en gesimuleerd (het leek soms een scoutskamp of een
ming. Het evenement is erin geslaagd om het onderzoek en het debat binnen de plek van het laboratorium te verenigen, meer dan Stengers kan claimen voor de wetenschapspraktijk. Immers, de kantine van het lab en de receptieruimte van het congres, waar de kern van dat debat ligt (en dus niet in de plaatsen van zijn formalisering zoals het congres en de vergaderruimte), liggen meestal naast het materiële lab. In de
Utopisch gesproken: binnen de figuur van dit laboratorium van het alledaagse kwamen het wetenschappelijke en het artistieke weer bij elkaar: de plek waar ze beide uiteindelijk thuishoren. Natuurlijk gold dit enkel voor een exclusieve minderheid die zich de tijd kon permitteren en die door de organisatie in de watten gelegd werd - die zich met andere woorden tijdelijk aan haar gewone alledaagsheid kon onttrekken. Natuurlijk was het maar voor een beperkte tijd. Natuurlijk was het nooit volledig en conflictloos. Maar de effectiviteit ervan toont zich buiten de grenzen van die zelfgenoegzame cirkel. Nieuwe evenementen, nieuwe voorstellingen, nieuwe
samenwerkingen en nieuwe configuraties tussen theorie en praktijk komen voort uit dit tijdelijk knooppunt. Dezelfde vruchtbaarheid kenmerkte de labs van Stuart en Le Roy. Omdat er geen afgewerkte resultaten afgeleverd moesten worden, kon men zich concentreren op de arbeid, eerder dan op de productie. Vandaar dat het er voor sommige bezoekers soms saai en wellicht ook pretentieus aan toeging: er viel inderdaad weinig te zien.
Het laboratorium kan dienen als legitimatie voor artistiek freewheelen en het ontlopen van zijn verantwoordelijkheid tot communicatie (omdat men er nu eenmaal overheidsgeld voor nodig heeft). Aan de andere kant kan het bijdragen tot de verdieping van het artistiek en wetenschappelijk werk en de creatie van een bredere visie op het begrip 'artistieke arbeid'. Binnen de wetenschappelijke wereld staat dit soort privileges onder toenemende druk van de prestatie- en productiedwang, die het lab tot een functionele en afhankelijke schakel in een productieproces reduceren. Het is dus goed te beseffen wat voor luxe zo een choreografisch laboratorium vertegenwoordigt. Tegelijk moet de bescherming ervan aangemoedigd worden.
42
® ® ® etcetera 79
Auteur Steven De Belder
Publicatie Etcetera, 2001-12, jaargang nr79, nummer 38.txt, p. 38
Trefwoorden laboratorium • bsbbis • onderzoek • stuart
Namen Andy Warhols Factory • Antwerpse • BDC-evenement • BSBbis • Berlijn • Beursschouwburg • Bruno Latour • Charlotte Vanden Eynde • Club Med voor kunstenaars • Crash Landing@Moscow • Curatoren Barbara Vanderlinden • Etcetera 64 • Europese • Flet • Francisco Varela • Hans-Ulrich Obrist • Highway 101 • Highway-laboratorium • Higlnvay • Hygiene Heute • Jérôme Bel • Kunsten • Laboratorium • Le Roy-vragensteller en Le Roy-geïnterviewde • Lieve Van Buggenhout • Meg Stuart • Michael Jordan • Museum voor Fotografie en Roomade • Napoleon • Parijs • Peter Galison • Product • Self Unfinished • Self-interview • Stefanie • Tom Pliscbke • Tom Plischke • Toneelfabriek • Warhol-pruik • Weense • Wenner • Xavier Le Roy
Development and design by LETTERWERK