Culturele centra new look
Over de culturele centra en over het gemeentelijk cultuurbeleid
in het
algemeen wordt doorgaans vooral gezwegen, maar nu maken ze plots deel
uit van een polemiek. Minister
Culturele centra hebben in Vlaanderen een specifieke plaats
ingenomen
in het sociale leven van een gemeente: de fanfare en de toneelgroep
spelen er, een rockband oefent op zolder, de verschillende
sociaal-culturele verenigingen bieden er debatavonden, kooklessen en
taebo aan. Het cultureel centrum (erkend of niet, van wijkhuis tot
stadsschouwburg) is in de eerste plaats een gebouw dat tegen dat alles
bestand is, en dat in principe de hele bevolking (‘van 7 tot 77') over
de vloer krijgt. In principe, want een blik op de kaart is genoeg om
de ‘witte vlekken' te herkennen: het oprichten en uitbaten van een
cultureel centrum (hierna: CC) is een gemeentebevoegdheid, maar niet
alle gemeenten hebben of hadden een CC als prioriteit voor ogen. In
Minister
Culturele centra
Het ontwerp van decreet betreffende de culturele centra (in de
versie
van 1.12.2000, memorie van toelichting van 18.12.2000) lijkt op het
eerste gezicht vooral de inhoudelijke doelstellingen van de CC's te
willen herformuleren en tot toetsbare parameters om te smeden. Het
decreet kent de CC's drie basisopdrachten toe: cultuurspreiding,
gemeenschapsvorming en cultuurparticipatie. Onder cultuurspreiding
valt het tonen van ‘een zo gediversifieerd mogelijk aanbod' (memorie
van toelichting, p. 2) van kunst, zowel professionele als
amateurkunsten. Een cultureel centrum mag het daar niet bij laten maar
moet ook de lokale gemeenschappen, het sociaal weefsel versterken door
b.v. organisatoren (meestal vrijwilligers) te begeleiden en te
ondersteunen, of projecten op te zetten samen met buurt- en
opbouwwerkers, met scholen enz.
Het nieuwe ontwerpdecreet vervangt de bestaande indeling van de CC's (in basiscategorie, +I en +II) door een systeem van vier subsidiecategorieën (A tot D). De gemeenten kunnen een subsidie aanvragen die bestaat uit een basisgedeelte, waarin vooral kwantitatieve en infrastructuurnormen gelden, en een variabel gedeelte, dat aan kwalitatieve parameters getoetst zal worden. De basissubsidie wordt toegekend op basis van grosso modo de normen van de vroegere decreten (aantal vergaderzalen, uitrusting van de gebouwen, aantal cultuurfunctionarissen, enz. telkens in functie van de categorie waarin een CC erkend wordt).
Elk CC moet een beleidsplan opstellen waarin het beleid van de gemeente (eventueel ook van naburige gemeentes) en dat van het CC op elkaar afgestemd worden. Het plan moet voor een periode van zes jaar concrete streefdoelen en toetsingsmogelijkheden stipuleren. Halverwege is er een bezoek door de administratie cultuur voorzien, die de gemeenten met raad en daad wil ondersteunen. De tendens is niettemin duidelijk: ‘het nieuwe decreet wil meer autonomie aan de gemeenten verlenen' (memorie van toelichting, p. 4).
Bovenop de basissubsidie kan een gemeente nog een ‘variabele subsidie' vragen. Die vraag moet ze staven met cijfers i.v.m. publieksbereik, publiekswerking, infrastructuur, programmeringsbudgetten en de gemeentelijke inbreng en met een verslag over de ‘aard van de werking', de enige echt inhoudelijke parameter. Deze wordt in het ontwerp van ministerieel besluit niet nader ingevuld. Ook de berekeningswijze van deze variabele subsidie is in het ontwerp niet vermeld.
Nog los van de werking van de verschillende al dan niet erkende CC's in de realiteit, is het nog maar de vraag of de CC's b.v. hun sociale effecten zullen kunnen bewijzen of daar meetinstrumenten voor zullen hebben. In meer dan één CC ontbreekt b.v. een gesofisticeerde databank i.v.m. participatie en publiek. Welke adviezen en meetinstrumenten de administratie cultuur (of eventueel het nieuwe steunpunt voor de culturele centra, de vzw punt.ccultuur, in dit ontwerpdecreet met 22 miljoen fr. betoelaagd, cf. art. 16-20) klaar heeft, is echter nog niet af te leiden uit dit ontwerpdecreet en ontwerp-uitvoeringsbesluit. De realisatie van de toch ambitieuze inhoudelijke doelstellingen (verbeteren culturele competentie en participatiegraad door concrete projecten enz.) zal daar nochtans in grote mate van afhangen.
Onder de verschillende administratieve veranderingen schuilt
echter de
echte omwenteling van dit ontwerpdecreet: alleen de in het decreet
opgenoemde steden (of gemeenten met een centrumfunctie) zullen binnen
het decreet ook een CC kunnen oprichten, want alleen zij hebben een
centrumfunctie en kunnen de spreidingsopdracht ook effectief
waarmaken. Al de rest (toch twee derden van de in de basiscategorie
erkende CC's) valt buiten het decreet en kan hoogstens nog als
‘gemeenschapscentrum' in het ontwerpdecreet gemeentelijk cultuurbeleid
ingeschakeld worden. Op die manier wordt echter een simplistisch
syllogisme tot norm verheven: cultuur moet toegankelijk zijn voor alle
Het uitgangspunt van deze lijst met centrumgemeenten is het
Ruimtelijk
Structuurplan Vlaanderen, dat de huidige stand van zaken op vlak van
ruimtelijke ordening, infrastructuur, stedelijke kernen en economische
kernen verbindt aan prognoses i.v.m. toekomstige ontwikkelingen
(economische, demografische en infrastructurele prognoses voor
Vlaanderen in 2007) en vanuit die kennis beleidsopties i.v.m.
woningbehoefte, mobiliteit, industrieterreinen enz. wil schragen. Als
de minister van
Het sluitstuk van het nieuwe ontwerpdecreet voor de culturele
centra
is een lijst van gemeenten. De lijst wijkt alleen al daardoor af van
het
Het ontwerpdecreet CC wijkt bovendien ook fundamenteler af van
het
- door negen gemeenten rond
- door vervolgens gemeenten die niet op de lijst van het ontwerpdecreet voorkomen, maar toch een erkend CC hebben, onder extra voorwaarden toe te laten, nl. die uit +II in categorie C, die uit +I in categorie D, en die uit de basiscategorie én met meer dan 30.000 inwoners in categorie D (zie verder);
- en door ten slotte de resterende gemeenten toe te laten de
‘centrumgemeenten in kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau' te
vervangen als deze ‘in gebreke blijven' (art. 4, § 1) door geen
aanvraag voor een CC in te dienen. Noch het ontwerpdecreet noch het
ontwerpbesluit geven aan, hoe er precies tussen de gemeentebesturen
zal gearbitreerd worden, als b.v.
Deze nuanceringen nemen niet weg, dat het ontwerp een sterk
planmatige
en economische, macrostructuur-georiënteerde invalshoek kiest. De
klassering van de gemeenten bepaalt de grootte van hun CC. Het
merkwaardigste slachtoffer hiervan is
Voor de drie grootsteden zal er geen regelgeving uit het
ontwerpdecreet (art. 7, § 1, nr. 4 en art. 8, § 1, nr. 4) toegepast
worden: er zullen met die steden aparte convenanten afgesloten worden,
waarin het cultuuraanbod en de cultuurinfrastructuur integraal zal
worden geregeld. (
Op basis van dit ontwerpdecreet kan de categorieënindeling (art. 7) al concreet uitgewerkt worden.
- categorie A is voorbehouden voor de drie grootsteden.
- categorie B is toegankelijk voor de ‘centrumgemeenten in
regionaalstedelijke gebieden' en voor
- categorie C is toegankelijk voor de ‘centrumgemeenten in
structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden', aangevuld met
- categorie D is de meest open categorie: zowel de
‘centrumgemeenten
uit de kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau' in de lijst
vermeld, als hun eventuele ‘plaatsvervangers' (art. 7, § 2, nr. 2c),
alsook de resterende gemeenten van de negen nabij
Gemeentelijk cultuurbeleid
Met het ‘ontwerp van decreet houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal gemeentelijk cultuurbeleid' (versie van 1.12.2000, memorie van toelichting van 18.12.2000) biedt de minister onmiddellijk een alternatief aan voor de gemeenten die geen centrum- of spreidingsfunctie vervullen, maar toch een cultuurbeleid willen uitbouwen. Door het loon van een cultuurbeleidscoördinator te (helpen) betalen, wil dit ontwerpdecreet de schotten tussen de bibliotheek, het cultureel centrum (en alle andere culturele infrastructuur), het archief en/of museum, de muziekschool, enz. in een gemeente wegwerken. Daarnaast zijn er subsidies voorzien voor samenwerkingsverbanden tussen gemeenten.
Als een gemeentebestuur aan een geïntegreerd cultuurbeleid wil
werken,
dan moet het in eerste instantie een ‘cultuurbeleidscoördinator' in
dienst hebben. Hij of zij kan dan een ‘cultuurbeleidsplan' schrijven
waarin het cultuuraanbod binnen de gemeente (CC of
gemeenschapscentrum, bibliotheek, enz.) getoetst wordt aan de algemene
doelstellingen van het cultuurbeleid en in concrete, meetbare
parameters (ook financiële) omgezet wordt. Het beleidsplan bevat ook
de begroting en geldt voor zes jaar. Het moet halverwege geëvalueerd
worden door de gemeente en er zal een visitatie zijn vanwege de
administratie cultuur. Op de keper beschouwd is dit niets bijzonders,
en niets meer of niets minder dan het werk van een competente en
toegewijde schepen van
Niet alleen de gemeenteraad, het gemeentebestuur en de coördinator moeten in het opstellen en evalueren van het cultuurbeleidsplan betrokken worden, ook de bevolking/de gebruikers moeten gehoord worden. Het ontwerpdecreet eist van de gemeenten immers ook dat er een ‘gemeentelijke culturele raad' opgericht wordt, waarin zowel de plaatselijke culturele verenigingen en organisaties voor amateurkunsten, de professionele culturele organisaties, andere deskundigen inzake cultuur en de bevolking van de gemeente vertegenwoordigd zijn. De samenstelling van deze adviesraad wijkt, o.a. door de eigen vertegenwoordiging van de professionele cultuurbeoefenaars van de gemeente, sterk af van de vorige samenstelling, maar het ontwerp durft deze revolutie bovendien niet helemaal afdwingen: ten laatste in 2007 moet de gemeentelijke culturele raad zo competent samengesteld worden. In afwachting daarvan verandert de huidige, politiek samengestelde adviesraad gewoon van naam.
Gemeenten kunnen dit cultuurbeleidsplan alleen opstellen, of met enkelen samen. In dat laatste geval worden zij als één enkele gemeente beschouwd en in de hierboven geschetste subsidieregeling ingepast. Door de subsidieregeling wordt deze mogelijkheid intrinsiek oninteressant gemaakt: drie kleine gemeenten van b.v. 5000 inwoners elk kunnen beter elk het halve basisbedrag aanvragen, i.p.v. samen de volle 2.500.000 fr..
Zes (of meer) aangrenzende gemeenten met samen meer dan 100.000 inwoners en met minstens één centrumgemeente met een erkend CC erin kunnen bovendien samen een projectvereniging oprichten die het overleg nog een stap verder voert en het ‘culturele aanbod en de culturele communicatie' (art. 11) op elkaar moet afstemmen. De Vlaamse Gemeenschap kan deze projectverenigingen voor maximaal 3.000.000 fr. per jaar subsidiëren.
Het ontwerpdecreet gemeentelijk cultuurbeleid stipuleert
uitdrukkelijk, maar zonder dat echt te motiveren, dat de
cultuurbeleidscoördinator op hetzelfde hiërarchisch niveau moet staan
als het andere leidinggevend cultuurpersoneel van de gemeente
(directeur muziekschool, hoofdbibliothecaris, directeur CC, enz.).
Aangezien de coördinator ook het beleidsplan moet schrijven, moet hij
of zij toch ook een zekere deskundigheid hebben, zowel in financieel
opzicht als inzake cultuurbeleid, maar noch het ontwerpdecreet, noch
het ontwerp-uitvoeringsbesluit formuleren de vereiste
basiscompetenties. Er wordt met andere woorden een hoge functie
bijgecreëerd, waarin de schepen van
De lijst van steden en gemeenten in bijlage bij het ontwerpdecreet CC:
• 3 steden in grootstedelijke gebieden:
• 11 centrumgemeenten in regionaalstedelijke gebieden:
• 20 centrumgemeenten in structuurondersteunende
kleinstedelijke
gebieden:
• 23 centrumgemeenten in kleinstedelijke gebieden op
provinciaal
niveau:
• 9 extra gemeenten die aan
Papierberg
Beide ontwerpen van decreet van de minister van
Tussen de lijnen van deze ontwerpdecreten lees je in elk geval een grotesk administratief geharrewar, waardoor er voor het concrete beleidswerk (overleg met de verschillende actoren, professioneel en vrijwilligers, kunsteducatieve projecten, doelgroepenbeleid inzake participatie, onderzoek naar de impact van de cultuurprojecten en -infrastructuur op het sociale weefsel van de gemeente, enz.) misschien amper nog tijd zal overblijven.
• • •
Op 15.2.01 kondigde minister
Bronnen
De ontstaansgeschiedenis en de beleidscontext van de CC's wordt
elders
uitgebreid beschreven, o.a. door Rudi Laermans in De lege plek
(
Het huidige decreet kan geraadpleegd worden in de Vlaamse
Goede cijfergegevens over de verschillende beleidsmateries van
de
Geen eenheid maar veelheid
Als je via de rue de la
Als je een paar stratenblokken verder van Sint-Joost-ten-Node
Schaar-beek inrijdt en via de
Het gaat om behoeften en om hoe je die op het spoor komt. Is dat niet door op het terrein te gaan praten met de mensen die daar wonen en werken? En schiet de politiek met haar veralgemenende, simplificerende bepalingen daar dan niet keer op keer te kort? Werkelijkheden veranderen. Langzaam. Je moet ze aandachtig, nauwkeurig, voortdurend bekijken. Of je laten adviseren door mensen die er met hun neus opzitten en die de verglijdingen dus dagelijks zien. De werkelijkheid dieper lezen dan haar opper-vlak. ‘Ontvankelijk zijn voor wat anders is dan men verwacht.'
Ook nu weer met dat meesterplan voor de culturele centra. Meesterplan!
De naam alleen al! Waarom wordt er steeds een eenmakend, regelend
beleid uitgedokterd en niet één dat ingaat op de bestaande
diversiteit: de verstedelijking in
‘Het denkbeeld “alles moet één zijn” heeft zijn aantrekkelijk-heid verloren en kan niet langer worden verdedigd. Waarom zou alles één moeten zijn? Is ‘velerlei' niet veel beter?' György Konrad.
(mvk)
Auteur Dries Moreels
Publicatie Etcetera, 2001-03, jaargang 19, nummer 76, p. 48-51
Trefwoorden gemeenten • ontwerpdecreet • gemeente • cultuurbeleid • lijst • gemeentelijk • categorie • erkend
Namen Aalst • Aarschot • Afrikaanse • Alden-Biezen • Amsterdam • Anciaux • Antwerpen • Asse • Beersel • Beringen • Beveren • Bierbeek • Bilzen • Blankenberge • Boom • Bornem • Bovendien • Brakel Zottegem • Brasschaat • Bree • Brugge • Brussel • Codex • Cultuur • Deinze • Dendermonde • Diest • Diksmuide • Dilbeek • Eeklo • Galmaarden • Geel • Gemeenschapscentrum' • Genk • Gent • Geraardsbergen • Grimbergen • Halle • Hasselt • Heist-op-den-Berg • Hoogstraten • Ieper • Knokke-Heist • Koksijde Veurne • Kortrijk • Kritak • Leopoldsburg • Leuven 1993 • Lier • Limburg • Lokeren • Lommel • Maaseik • Maasmechelen • Marok-kaan-se • Mechelen • Mei-serplein • Menen • Mis-schien • Neerpelt • Ninove • Noordstation • Oost-Vlaanderen • Oostende • Oudenaarde • Overijse • Overpelt • Poperinge • Prairie • RSV • Roeselare • Ronse • Sint-Pieters-Leeuw • Sint-Truiden • Temse • Tervuren • Tielt • Tienen • Tongeren • Torhout • Turkse • Turnhout • VRIND en FRED • Van de Weyerstraat • Vilvoorde • Vlaams Parlement • Vlaamse Gemeenschap • Vlamingen • Waregem • West-Vlaanderen • Wetteren • Wevelgem • Zaventem
Development and design by LETTERWERK