Een overstromend bad
Begin dit seizoen was ik vastbesloten komaf te maken met een zes jaar oude gewoonte. Ik zou niet langer notities nemen tijdens een voorstelling. Het zou mijn kijken verfrissen en mijn schrijven een nieuwe impuls geven. Mijn voornemen bleek even ijdel als naïef. Verder dan een handvol voorstellingen zonder mijn vertrouwde schriftje kwam ik niet. Sindsdien doe ik opnieuw zoals voorheen.
Eigenlijk had ik het kunnen weten. Het nemen van notities is bijna een onderdeel van mijn schrijfproces geworden. Het heeft wel een evolutie doorgemaakt. Aanvankelijk een geheugensteuntje, is het tot dwang verworden. Ik 'moet' losse observaties, gedachten, flarden theatertekst... neerschrijven voor ik 'verder' kan in een voorstelling. Dat betekent niet dat die kribbels ook effectief in mijn recensie belanden. Achteraf blijken ze vaak onleesbaar.
De vraag die mij als recensent het vaakst gesteld wordt, luidt of het op den duur niet afstompend werkt, zoveel voorstellingen zien. Toch niet. Ik ben nog steeds hongerig naar meer wanneer er theater op het menu staat. Ik probeer me er van bewust te blijven dat ik als recensent in een luxepositie verkeer. Okay, valse romantiek is misplaatst. Recenseren is onderbetaald en soms hard labeur (deadlines zijn ongenadig). Terzelfder tijd ben ik nog steeds blij verwonderd dat ik erin geslaagd ben om van alledaagse, doodgewone activiteiten als 'zien' en 'kijkindrukken verwerken' mijn beroep te maken. Dat in ere houden alleen al smeekt om een kijkhouding, een kijkstrategie.
Om te anticiperen op de dialoog die elk theaterbezoek inhoudt, bereid ik me voor: door het stuk te lezen (als er een is), door het traject van de makers na te trekken... In het beste geval stap ik gepakt en gezakt de wagen in, richting theater. De autorit die volgt, is van cruciaal belang. Hoofdzaak vind ik om met zo weinig mogelijk verwachtingen de theaterzaal binnen te gaan. Verwachtingen kunnen het kijken sturen, en dat tracht ik te vermijden. Voor mij gaat dus niet op wat
Hoe dan ook neem ik mijn bagage niet mee naar de zaal, ze blijft in de auto. Het 'kritische bad' is tijdens de voorbereidende fase deels gevuld, eens ter plekke moet het opnieuw leeg zijn. Autorijden heeft sowieso een kalmerend effect op me (files uitgezonderd), dus dat helpt. Dat ik geen autoradio heb, is geen toeval - naast het feit dat ik wel van stilte hou. Ook autoparkings kunnen hun steentje bijdragen tot mijn concentratie. Voor de 'final touch', zeg maar. Liefst heb ik ze een tikje bedompt, dat stemt minder verwachtingsvol.
Tussen auto en theaterzaal voel ik me telkens weer klaar voor een
De grootste angst vooraf is dat iemand me aanspreekt op wat ik over een eerdere productie geschreven heb. Sorry, mensen, ik ben hier voor een andere voorstelling, denk ik bij mezelf, en geef vervolgens vriendelijk antwoord omdat ik 'voor dialoog ben'. Tijdens de opvoering heb ik de toeschouwers net zo min onder controle. Bij de première van
Mijn plek in de zaal kan eveneens roet in het eten gooien. Bij
Tegen het eind van een voorstelling is het 'kritisch bad' niet alleen weer volgelopen (en zo hoort het ook), het is vaak overgestroomd. Het kalf is verdronken, van mijn oorspronkelijke kijkintenties blijft weinig over. Het eigenlijke werk moet dan nog beginnen. Mijn bagage wacht op me in de wagen.
Auteur Peter Anthonissen
Publicatie Etcetera, 2000-12, jaargang 18, nummer 74, p. 33
Trefwoorden mijn • recensie • verwachtingen • recenseren • bagage • notities • theaterzaal • wagen
Namen Alain Platel • Allemaal Indiaan • De Morgen • De Paardenkathedraal • De Tijd • Emio Greco • Etcetera- • Extra Dry • Het Belang van Limburg • Koen Tachelet • Lunatheater • Omstandigheden • Onvoorziene • Peter Anthonissen • Pure • Reigen • Risquons-tout • Ten Oorlog • Theaterervaring • Utrechtse
Development and design by LETTERWERK