Archief Etcetera


Redactioneel



Redactioneel

De ongewisse toekomst van de Vlaamse stadstheaters

Het kan verkeren. Drie jaar geleden uitte toenmalig minister van Cultuur Luc Martens de wens tot meer samenwerking binnen het Vlaamse theaterveld. De sector betoonde zich niet meteen enthousiast over dit voorstel. Sommigen schreeuwden zelfs moord en brand over het opgelegde, niet-organische karakter van grootschalige samenwerkingsverbanden. Maar het tij is gekeerd. Er wordt thans meer dan ooit samengewerkt binnen de Vlaamse theatersector. Soms gebeurt dat uit financiële noodzaak, soms gaat het om een bewuste artistieke keuze.

Ook de vertegenwoordigers van de grote huizen lieten tijdens de voorbije maanden graag het woord samenwerking vallen. Dat gebeurde allicht niet toevallig in de aanloop naar de subsidieverdeling voor de periode 2001-2005, waarvoor de dossiers tegen begin november 1999 moesten worden ingediend. Wordt hier misschien niet een beleidsoptie van de vorige minister aan de zittende excellentie voor Cultuur opgedrongen? En vooral: waarom willen ook Het Toneelhuis, het ntg en de kvs graag nog groter worden? Krijgen we zo in de nabije toekomst ook echt betere en interessantere voorstellingen te zien? Of spelen hier soms andere dan artistieke overwegingen en wordt het streven naar schaalvergroting in de eerste plaats gestuurd door een organisatorische en bedrijfsmatige logica? Kortom, dossierlogica = machtslogica? Dat suggereerde alvast Jan Lauwers op een persconferentie eind september 1999. De artistieke leider van Needcompany leek niet meteen erg ingenomen met de ondertussen afgesprongen gesprekken met Franz Marijnen van de naar de bottelarij verhuisde Koninklijke Vlaamse Schouwburg. Dixit Lauwers: 'De gesprekken die een aantal grote huizen met ons voeren gaan nooit over kunst maar steeds over macht en carrière en zijn derhalve onnozele gesprekken te noemen.'

In Brussel bejegenden de protagonisten elkaar alles bij elkaar genomen nog relatief vriendelijk. De Gentse betrokken partijen polemiseerden daarentegen breeduit én en plein public. ntg-directeur Jean-Pierre De Decker had naar eigen zeggen Alain Platel twee jaar geleden een carte blanche aangeboden. Hoe ondankbaar dus van Platel om in een snedige open brief het ntg van monopoliegedrag te beschuldigen! Ook in Antwerpen dook de figuur van de Teleurgestelde Weldoener op. Luk Perceval betreurde het (in De Morgen van 23 oktober 1999) dat de theatermakers voor wie hij de deuren van Het Toneelhuis genereus had opengezet, hem niet uitnodigden om een 'discours te voeren'. Dat mag een terechte sneer in de richting van sommige Toneelhuis-gasten zijn, ze veronderstelt echter ook dat het evident is dat Het Toneelhuis niet langer een stadstheater is maar de rol van een breed geschakeerd productie-annex cultuurhuis waarneemt. Juist de snelheid en de vanzelfsprekendheid waarmee deze premisse door eerst Het Toneelhuis, nu dus ook het ntg en - zij het minder nadrukkelijk - de Kvs/de bottelarij wordt geaffirmeerd, kan bepaald verontrustend heten. De Decker verwijst in dit verband graag naar de Duitse en de Nederlandse situatie. Maar zelfs als er raakvlakken zouden zijn tussen de Vlaamse context en het buitenland, mag, neen moet nog altijd de vraag naar de politieke én artistieke wenselijkheid van grootschalige theaterhuizen worden gesteld.

Doorstromen, groeien, groter worden; uitbreiden, van schaal veranderen, liefst ook koploper in de eigen regio worden: dit soort van aspiraties bezit geen enkele intrinsieke band met een democratisch cultuurbeleid, noch met het streven naar interessante artistieke werkvoorwaarden. De diverse adviesorganen die de cultuurminister in de nabije toekomst over de podiumkunstensector adviseren, krijgen dan ook een grote verantwoordelijkheid te dragen. Want zij zullen moeten uitmaken of het inderdaad legitiem is dat de drie vroegere stadstheaters in heuse theaterholdings veranderen. Zij dienen daarbij terdege te beseffen dat de erkenning van de aspiraties van Het Toneelhuis, ntg en Kvs/de bottelarij het gewicht in de beleidsvoering nog meer in de handen van belanghebbende kunstorganisaties legt. Over het lot van kleinere gezelschappen en projecten wordt thans al in hoge mate beslist door de grote kunstencentra. Wenst men die lijn door te trekken? Wil men in de nabije toekomst het Vlaamse theaterbeleid laten bepalen door enkele directies? Er bestaat een woord voor dit soort politiek: verzuiling. Inderdaad: baas in eigen huis, en het huis op kosten van de overheid. Het is overigens meteen duidelijk dat zo'n uitbestedingspolitiek zich maar moeilijk laat rijmen met het meer algemene streven van de Vlaamse overheid naar een transparante beleidsvoering. Of kan die overheid zich soms alsnog vinden in een sterke over-regulering van de individuele actoren en een verregaande onder-regulering van het globale veld van de podiumkunsten?

Maar er is nog meer mis. De thans vigerende accumulatiepolitiek verandert de vroegere stadstheaters de facto in heuse kunstencentra. Is er echter wel nood aan een tot 'theaterkunstencentrum' getransformeerd ntg als er in Gent al drie goed functionerende kunstencentra opereren? Moet de bottelarij op termijn soms de concurrentie met het even verderop gelegen Kaaitheater aangaan? De formule van het kunstencentrum was ooit, tijdens de jaren tachtig, een geëigend antwoord op de zich toen aandienende vernieuwingen binnen de Vlaamse podiumkunstensector. De huidige veralgemening van dit werkmodel gaat echter totaal voorbij aan de actuele noden van het veld. Nu ook de vroegere stadstheaters de positie van kunstencentrum ambiëren, lijkt de monocultuur compleet. Daarbij wordt één kardinale vraag steevast ontweken: heeft Vlaanderen misschien niet juist behoefte aan enkele goed geoutilleerde grote gezelschappen die in eigen huis gewoonweg eigentijds repertoiretheater brengen? Aan de beleidsmakers het antwoord. Hopelijk zijn zij zich bewust van de nakende dood van het fenomeen stadstheater in Vlaanderen.

PS. Een hoedje van papier:

- de kunstenaar;

- de theatermaker;

- de directeur;

- de werkgever;

- de manager.


Development and design by LETTERWERK