Hoe ver reikt de spreekwoordelijke macht van het geld? Welke garanties biedt geld binnen de kunst of de wetenschap? Zijn aanzien en geld vergelijkbare grootheden? Beschouwingen van Rudi Laermans over
Op een afstandelijke wijze over geld nadenken is bepaald moeilijk. Want geld is zowel een meestal in stilte aanbeden fetisj als een 'harde realiteit', zowel een droom- of wensobject als een in ontelbare situaties noodzakelijk 'middel' - om te verkrijgen wat men persoonlijk verlangde (of meende te verlangen!). We dromen soms van geld, véél geld zelfs, omdat het in onze maatschappij de sleutel lijkt die op alle denkbare deuren past. Precies daarom zijn we er zo mee begaan in allerhande meer of minder denkbeeldige, soms ronduit fantasmatische scenario's. Maar reikt de spreekwoordelijke macht-van-het-geld wel zo ver? Nemen we in het denken over geld niet al te snel onze dromen voor werkelijkheid? Verwarren we onze psychische gehechtheid aan geld niet gedurig met de feitelijk erg begrensde maatschappelijke impact van contanten, bank- of kredietkaarten? Binnen de persoonlijke verlangenseconomie is geld een schijnbaar almachtig vermogen om wensen te verwerkelijken. Bij nader toezien heeft de werkelijke geldeconomie een allesbehalve eindeloze invloed.
Met geld kan men zich bijvoorbeeld enkel seks, geen liefde aanschaffen. Evenmin valt met geld een artistieke reputatie, een regeringspost of een wetenschappelijk geldige waarheid te kopen. Uiteraard is er geld nodig om schilderijen bij elkaar te penselen, aan partijpolitiek te doen of wetenschappelijk onderzoek te verrichten.
Zelfs als - vooral organisatorische - mogelijkheidsvoorwaarde speelt geld eigenlijk maar een beperkte rol in domeinen als kunst of gezin, politiek of wetenschap. Met méér geld kan bijvoorbeeld een choreograaf zich grotere producties permitteren, een wetenschapper technisch ingewikkelder experimenten opzetten. Maar ook dan blijft gelden dat men in artistiek of wetenschappelijk opzicht kan mislukken: het getoonde is 'slechte kunst', de onderzoeksresultaten leren niets nieuws. Juist als a-priori of facilitator sluit geld de mogelijkheid van mislukkingen per definitie niet uit maar in. Binnen de kunst of de wetenschap garandeert geld niets en is het alleen een altijd risicovolle investering in de mogelijkheid van een gelukt kunstwerk of een vernieuwende waarheid. Er bestaat kortom geen noodzakelijke, uitsluitend een contingente band tussen de voor een dansproductie of een laboratoriumexperiment benodigde geldsom enerzijds en het uiteindelijk behaalde artistieke of wetenschappelijke resultaat anderzijds. Met geld kan men dus niet enkel géén liefde kopen: het is evenmin een leverancier van 'goede ideeën', van sterke artistieke (denk)beelden of ware inzichten. In het beste geval kan je met geld ideeenleveranciers inhuren - maar of de gecontracteerde dansers of onderzoekers dan ook nog optimaal presteren, valt niet te voorspellen (of nog: met geld kan je zoiets als een kritische massa creëren, niet ook de uitkomsten zélf).
Volgens een zo onderhand eerbiedwaardige sociologische traditie - T. Parsons, J. Habermas, N. Luhmann,... - is geld een communicatiemedium, of juister: een medium dat een succesvolle economische communicatie mogelijk en dus ook verwachtbaar maakt. Dat er communicatie plaatsvindt, blijkt in de regel uit het gebruik van taal. Gecodeerde klanken of schrifttekens signaleren dat informatie wordt meegedeeld, wat bij de al of niet bedoelde ontvanger een welbepaald begrip, een interpretatie van het gehoorde of gelezene uitlokt. Als zodanig is taal het meest algemene medium van communicatie (en trouwens ook van denken). Maar wordt het talig gecommuniceerde ook nog aanvaard? Verandert het voor de ontvanger in een quasi-dwingende premisse van handelingen of belevingen? Zal die het gezegde of geschrevene ook opvolgen, ermee instemmen en zo de communicatie succesvol maken? Dat hangt, uiteraard, van de situatie af. Met de smachtend uitgesproken zin 'maar ik hou van jou!' zal men bijvoorbeeld een verkoper (m/v) gewoonlijk niet tot het gratis overhandigen van de geprefereerde schoenen weten te verleiden, laat staan te dwingen. Evenmin boekt
deze uitspraak veel succes voor een rechtbank, bij de afhandeling van een administratief dossier of in een discussie over pakweg de nieuwste productie van
Net als liefde of macht is ook geld een specifiek 'succes-medium' (*in goed sociologees: een symbolisch gegeneraliseerd communicatiemedium). Het garandeert binnen een welbepaald domein de aanname, dus het succes van communicatie. Want enkel in als economisch gedefinieerde situaties zorgt het overhandigen van reëel of virtueel geld, en alleen van geld, voor het verkrijgen van goederen, het toekennen van kredieten of leningen, enzovoorts. In al die ontelbare gevallen is geld bijzonder efficiënt: 'ik wens dit, het is koopbaar en ik beschik over de benodigde contanten of financiële garanties, dus ik krijg het'. Men kan vermoeden dat precies deze grote effectiviteit van economische transacties, vooral bekeken vanuit individueel standpunt, gedurig aanleiding geeft tot de fantasmatische gedachte dat bij wijze van spreken geld alles is. De impact van het 'succes-medium' geld reikt echter niet verder dan de kapitalistische markteconomie. Andere maatschappelijke domeinen veronderstellen in hun functioneren ook effectief andere succes-media, van geld verschillende middelen om communicatie te laten slagen.
Neem nu bijvoorbeeld het kunstsysteem. Je kan bij het publiek van een dansvoorstelling geen instemming met het getoonde afdwingen door bij elk toegangskaartje een som geld te leggen. De toeschouwers beoordelen de voorstelling in andere dan monetaire termen. Ze observeren niet overeenkomstig het verschil geldof-geen-geld maar conform het uiteraard altijd opnieuw herijkte onderscheid tussen een geslaagd of een niet-geslaagd kunstwerk (elk kunstwerk laat zichzelf lukken - of niet). De choreografie wordt omwille van de opeenvolgende bewegingen, eventueel in wisselwerking met de gebruikte muziek, als interessant of flauw, boeiend of vervelend ingeschat - en geen miljoen per toeschouwer kan hieraan verhelpen, op straffe van de verdenking van een onoprechte, letterlijk afgekochte beoordeling.
Sommigen, zoals de bekende kunstsocioloog
Ook los van de huidige, alweer tanende conjunctuur van politieke correctheid geldt dat het in laatste instantie binnen het kunstsysteem om de beoordeling van singuliere kunstwerken draait, niet om grote of kleine namen. Een voorstelling - of een schilderij, een gedicht, een roman,... - kan geslaagd of mislukt heten, en niet de maker of maakster. Ook symbolisch kapitaal of aanzien is, net als haar economische of financiële equivalent, voor alles een mogelijkheidsvoorwaarde, geen waarborg van artistiek succes.
Uitdrukkingen als symbolisch of cultureel kapitaal suggereren ook dat aanzien en geld vergelijkbare grootheden zijn. Het is echter meteen duidelijk dat iemands faam niet zomaar valt te kwantificeren. Bovendien gaat het primair om een geloofsconstruct, zoals trouwens ook Bourdieu niet ophoudt te benadrukken. Een goede reputatie is niet in harde valuta uit te drukken maar veeleer een hoogst zweverig iets, een door verwijzingen naar objectieve daden of feiten geschraagde overtuiging die zich nooit helemaal laat valideren. Vandaar het belang van sociale instemming en bevestiging. Het eigen geloof in bijvoorbeeld iemands artistieke kwaliteiten is des te steviger naarmate meer anderen daar ook van overtuigd zijn. Zij zien hun geloof dan weer mede door jouw publiek beleden geloof bevestigd. Zo'n geloofscirkel kan na verloop van tijd tot een schijnbaar onbetwijfelbaar, vanzelfsprekend feit verharden. 'Men' is het er dan over eens dat artiest Zus of kunstenaar Zo werk van hoge kwaliteit maken. Zich beroepend op dat anonieme 'men' kunnen individuen dan op anderen - op (nog) niet-gelovigen - druk uitoefenen. Dat is trouwens niet zo moeilijk. Wie in communicatie op een aannemelijke wijze een consensus over iets kan veronderstellen, dwingt de tegenstribbelende partij sowieso tot die argumentatie waarvan men zichzelf ontslagen weet. Ook daarom is men het zo opvallend vaak met 'men' eens: tegen de heersende doxa ingaan, vraagt veel tijd en moeite. En dat terwijl het sop de kool gewoonlijk niet waard lijkt: waarom een gezellig avondje uit verknallen met een eindeloze discussie over de merites van, bijvoorbeeld, het werk van
subject: geen van deze drie verdraagt stilstand, het tot zichzelf komen in zichzelf (wat juist de toestand van rust of sereniteit karakteriseert).
Er bestaat thans een wijd en zijd verbreide tendens, ook onder beleidsmakers, om organisaties vóór alles vanuit een economisch oogpunt in te schatten. De zakelijk leider of, algemener, de manager die over het budget waakt, komt in dit neoliberale discours een heldenrol toe. Deze zienswijze verruilt het organisatorisch naast elkaar bestaan van geld en kunst, wetenschap, politiek,... voor een hiërarchische verhouding waarbinnen de economie bij wijze van spreken alles is. Dat is paradoxaal genoeg een erg marxistisch aandoende redenering, verkleed in een blauw geverfde schapenvacht. Maar cruciaal is veeleer de vraag wat niet-economische organisaties nu eigenlijk te winnen hebben met het laten prevaleren van alleenlijk geldzaken, ja het sacraliseren van
Uiteraard is het zo dat geld ook een belangrijke rol speelt binnen organisaties die zich wel aan het principe van functionele differentiatie of specialisatie houden. Maar belangrijk is niet synoniem voor cruciaal of doorslaggevend. Nemen we bijvoorbeeld een doordeweeks
Het beschikbare budget stelt te samen met zekere technische (on)mogelijkheden - maar ook die zijn financieel overgedetermineerd! -welbepaalde grenzen, bakent de grenzen af waarbinnen de artistieke verbeeldingskracht zich effectief kan verwerkelijken. Dat is ook nodig, zoniet veranderen esthetische beslissingen in dromerijen. Er is geld om vrij te doen wat men wil, maar niet ongelimiteerd - niet in die fabuleuze hoeveelheid die een onbegrensde artistieke dadendrang mogelijk maakt. Ook daarom zijn tijdens de twintigste eeuw letterlijk ongeorganiseerde genres, zoals de literatuur en de schilderkunst, artistiek zo ver kunnen doorschieten richting totale autonomie. Schrijven vereist nu eenmaal heel wat minder economisch kapitaal dan het verwerkelijken van theatrale of choreografische dromen.
Alle kunst die in georganiseerd verband wordt gemaakt of getoond, ziet zich dus met budgetbeperkingen geconfronteerd. Deze limitering valt niet te overwinnen. Grotere inkomsten kunnen alleen worden behaald door op de artistieke aspiraties te bekorten, meer entertainment en minder 'kunstzinnigheid' te bieden - wat nu juist niet het doel is! Deze double bind verplicht kunstorganisaties keer op keer tot het maken van dwingende keuzes, tot een financieel begrensde artistieke vrijheid. Of juister, de extern opgelegde budgettaire beperkingen stimuleren de verbeeldingskracht, nodigen bij wijze van spreken de organisatorisch gewaarborgde vrijheid uit tot het vinden van financieel acceptabele 'vormen', een geldelijk haalbaar project dat tevens in een vanuit esthetisch oogpunt aanvaardbaar product resulteert. Kortom, in kunstorganisaties stellen geld en budget absolute grenzen, maar deze beperkingen prikkelen tegelijk die verbeeldingskracht die op een altijd enigmatische manier een kunstwerk mede doet lukken of mislukken.
Daarmee is niet ook gezegd dat eender welk budget kan. Beneden een zekere financiële minimumdrempel wordt in welke organisatie dan ook het streven naar een louter financieel overleven alles overheersend: niet 'rijke' maar armlastige organisaties denken primair economisch. Alleen voorbij een welbepaalde grens, die voor elke organisatie anders ligt, kan de artistieke vrijheid zich met het beschikbare budget - met de zakelijke leiding - meten. Aan gene zijde kunnen alleen geld en technische onmogelijkheden een artiest herinneren aan het feit dat kunst niet alles is maar externe economische (en politieke: subsidies!) mogelijkheids-voorwaarden kent.
Auteur Rudi Laermans
Publicatie Etcetera, 1999-06, jaargang 17, nummer 68, p. 2-4
Trefwoorden geld • communicatie • simmel • economisch • budget • kapitaal • mogelijkheidsvoorwaarde • symbolisch • artistieke
Namen Anne Teresa De Keersmaeker • Fabre of Needcompany • Geld • Het Budget • Jan Fabre • Josse De Pauw • Pierre Bourdieu • Simmel • Vlaams • Vlaanderen
Development and design by LETTERWERK