Hoe moeilijk is het om de anarchie van de werkelijkheid te tonen?
Het rauwe realisme van Arne Sierens en Alain Platel
Bij Platel en Sierens is er een authentieke fascinatie voor de mensen die ze op de scène portretteren, aldus
Met zijn tweeën hebben Arne Sierens en Alain Platel gezorgd voor twee van de meest roemruchte voorstellingen van de jaren negentig. Niet alleen in
Het 'echte'
Wat voor het vormelijk experiment in de plaats was gekomen? Iets wat je als het 'echte' zou kunnen omschrijven: wat de acteurs in bijvoorbeeld
In beide voorstellingen zie je heel wat jonge mensen, of zelfs jongeren die net geen kinderen meer zijn, optreden in situaties waarin ze al hun lef en branie kunnen en moeten tonen (de kermissituatie in
Maar ook op een andere manier was het milieu waarin beide voorstellingen zich afspeelden hemelsbreed verschillend van dat van het theaterpubliek. In beide voorstellingen wordt de onderbuik van de samenleving getoond; mensen die zich niet kunnen terugtrekken in veilig verschanste en netjes onderhouden verkavelingen, maar aangewezen zijn op de straat en een fragiel netwerk van relaties en kennissen om het hoofd boven water te houden als de wasmachine het weer eens niet doet of vader alweer zonder werk zit. Net als bijvoorbeeld in andere voorstellingen van Platel als
Zowel
Toch denk ik niet dat
De voor mij voorlopig onopgeloste vraag daarbij is of de onderneming van beide theatermakers niet op een ofwel te romantische ofwel te utopische manier te hoge verwachtingen stelt in wat theater kan zijn en kan doen.
De broers Geboers
Het geval van De broers Geboers is daarbij het meest interessante, niet alleen omwille van de tekst van Sierens of de regie van
Het basismateriaal voor het stuk werd ook minstens ten dele geleverd of geïnspireerd door het
De uitgangsgegevens van de plot zijn waarschijnlijk genoeg: een familie waarvan de vader de moeder alleen achterliet, waarvan de ene zoon een bruut is die uiteindelijk de gevangenis indraait terwijl de andere een nicht is die scharrelt in de marge van het uitgaansleven. En een grootmoeder die als enige een zekere wijsheid heeft, alle familieleden als aangespoeld wrakhout onderdak biedt in haar veel te kleine sociale woning en met een bijna hartverscheurende herinnering aan haar overleden man constateert dat er blijkbaar niets verandert in de loop van de geschiedenis.
Maar in het verhaal wordt uiteindelijk zowat alles ook 'verklaard', tot en met de nichterige trekjes van de jongste zoon, en volgen de meest onwaarschijnlijke verhaalwendingen elkaar op om naar een zo triestig mogelijk slot te voeren. De personages hebben ook nauwelijks dubbele bodems:
De regie van
Alhoewel, een zekere ambiguïteit blijft hangen... Het stuk lijkt zeer 'onkritisch' opgebouwd, met een verhaalstructuur en speelstijl die je de meest onwaarschijnlijke wendingen doet accepteren zonder al te veel vragen te stellen. Maar tegelijk is er nergens een moraal te bespeuren. Er is niemand helemaal goed of fout, iedereen schijnt het weerloze product van een erg ongunstige maatschappelijke positie en een ongecontroleerd driftleven te zijn. De enige die in zekere zin ontsnapt aan de mallemolen waarin alle anderen meedraaien is de grootmoeder. Met een bijna onvoorstelbare grootmoedigheid ontfermt ze zich over iedereen (waar je eigenlijk het omgekeerde zou verwachten, maar niemand bekommert zich werkelijk om haar...), vanuit een merkwaardig soort berusting in de futiliteit van elk moreel oordeel. Zorgen dat er brood op de plank is en een dak boven het hoofd, al de rest is illusie, heeft ze geleerd. Met één uitzondering: bij het
Wat 'doet' de voorstelling dan eigenlijk? Verklaren doet ze heel weinig. Het kapitalisme als grote boosdoener is in de verste verte niet te bespeuren, een verklaring waarom de vierde wereld zichzelf als het ware reproduceert al evenmin, tenzij dan van binnenuit, door de reacties van de protagonisten op wat ze meemaken. Ivan bijvoorbeeld, die op de kunstschool merkt dat hij een vreemde is temidden van de 'seuten' die daar zitten en hem zo snel mogelijk weer weg willen. Je kan je voorstellen dat een grote maatschappelijke onzekerheid en een beschadigd zelfbeeld de jongen parten spelen, en dat wordt ook wel aangegeven, maar het blijft allemaal heel summier en te sterk verwikkeld in een tomeloze verhaalsafwikkeling om inzichtelijk te worden. En toch hing er, bij de voorstelling die ik zag, op een curieuze manier elektriciteit in de lucht. Het publiek reageerde luidruchtig op de gebeurtenissen en dat werkte aanstekelijk. Wat daar, wellicht, gebeurde en meteen ook het belang van de voorstelling uitmaakt, is dat het publiek een zelfbeeld voorgeschoteld kreeg op een rauwe, ongefilterde manier. Hier geen exotisme meer, maar een portret dat in al zijn felle kleuren en zijn brute, overladen compositie, toont dat het niet altijd 'de anderen' zijn die op de scène moeten staan. Dat je de vierde wereld ook kan tonen in een niet-versuikerde brtn- of vrt-versie, maar gewoon in al zijn eigen ongerijmdheid. En dat ook dat het bekijken waard is.
De vraag is natuurlijk wat de volgende zet kan zijn na zo'n demarche. Kan je vanuit dit uitgangspunt meer stukken maken, waarin telkens weer andere wilde verhalen over de dagelijkse en eeuwigdurende kommer en kwel in de marge van de samenleving blijven opduiken, zonder leestekens en vragen te gaan plaatsen? Zonder met andere woorden het soort brute eerste plezier van 'kijk, dat zijn wij' te ondergraven? Is het denkbaar dat zo'n strategie van subversieve representatie van wat gewoonlijk genegeerd wordt, op zich een soort waardigende, of zelfs bevrijdende kracht heeft? Dat lijkt mij utopisch.
Iets op Bach
Dezelfde subversiviteit speelt ook bij
stichtingsdaad van het theater omkeert. In de
Het materiaal voor de voorstelling, acteurs met stuk voor stuk een tamelijk bochtige levenswandel, wordt bijna 'à l'état brut' de scène opgegooid, in het vaste vertrouwen dat dit de enige manier is om de poëzie ervan vast te houden en te reveleren. Als Sierens zich in zijn stuk aan overstructurering en indikking van zijn oorspronkelijk materiaal bezondigt, dan doet Platel bijna het omgekeerde. Hij wil het nauwelijks aanraken. Alleen voegt hij, nauwelijks hoorbaar op de achtergrond, een muzikale laag toe.
Hoe sterk dat soms ook werkt, de onbetwijfelbare waarachtigheid van de acteurs lijdt onder de terughoudendheid van de regisseur. Om werkelijk te laten voelen waar het op staat in het straatleven, wat het zo verschillend en/ of zoveel 'echter' maakt dan het burgerlijke bestaan, is een zeker betoog nodig. En dat is hier flinterdun. Platel wordt hier, lijkt mij, slachtoffer van een romantische mythe van het 'echte', dat onbemiddeld gerepresenteerd kan worden. Hoe sympathiek dat ook is, het is wellicht een doodlopende weg. De echte realiteit van de straat is immers duizend maal spannender dan wat je op theater kan laten zien. En tegelijk, wat op dit ogenblik echt telt, is eerder de duizelingwekkende kloof die aan het groeien is tussen die straat en degenen die er niet meer (hoeven te) vertoeven. De verbaasde vertedering die we nu nog voelen bij zoveel buitenissigheid, zou binnen wellicht niet zo lange tijd ook kunnen omslaan in totaal onbegrip over wat hier getoond en gerepresenteerd wordt.
Misschien moeten
Auteur Pieter T'Jonck
Publicatie Etcetera, 1998-10, jaargang 16, nummer 65, p. 21-23
Trefwoorden platel • sierens • geboers • broers • bach • grootmoeder • moeder
Namen Alain Platels Iets op Bach • België • Bernadetje • Bonjour Madame • Gentse • Johan Dehollander • La Tristeza Complice • Marnix • Moeder • Muziek van Bach • Nieuwpoorttheater • Openbaar Onderzoek • Pieter T'Jonck • Platel of Sierens • Renaissance • Schande • Sierens en Platel • Time-festival • Vlaams Blok • Wim Opbrouck • Zoon • Zuid
Development and design by LETTERWERK