Sinds de moderniteit is 'authenticiteit' niet meer weg te denken uit (het spreken over) de kunsten. Ook in Etcetera werd het begrip van meet af aan ingezet om het werk van toenmalige nieuwlichters in Vlaanderen te duiden en af te bakenen tegenover het klassieke ballet en de gevestigde repertoiretheaters. De acteur loste niet langer op in zijn personage, maar bleef als acteur - en als het even kon ook nog als persoon - zichtbaar. Choreografen putten inspiratie uit alledaagse bewegingen, met een voorkeur voor ongecontroleerde reflexen: lopen, vallen, het haar uit het gezicht strijken. Meer dan eens leidde dit streven naar authenticiteit tot meta-kunst: kunst die zichzelf als onderwerp heeft, een theater dat commentaar geeft op het theater.
Tegenwoordig is de blik weer meer gericht op het leven buiten het theater. Verschillende kunstenaars zetten het volkse, het banale, het verborgene op de scène. Ook hierachter gaat vaak een zoektocht naar authenticiteit' schuil. Omdat de verbinding met 'identiteit' nooit ver weg is, gaat het om een spannende evolutie met enerzijds een niet denkbeeldig gevaar van (volks)exotisme en anderzijds de mogelijkheid om een ruimer publiek dan de 'happy few' aan te spreken.
Nogal wat politici - waaronder vld-er Paul De Grauwe - hebben jarenlang de subsidiëring van het theater in vraag gesteld vanuit de vaststelling dat slechts een beperkte, vooral hooggeschoolde bevolkingslaag deelneemt aan het theaterleven. Nu de grote theaterhuizen zich zichtbaar inspannen om levendige en open huizen te worden voor alle mogelijke stadsbewoners komt er protest. Want wat blijkt? Tot grote verbazing van vld-er Ward Beysen, die ondanks zijn hoge scholingsgraad het hedendaagse theater niet volgt, functioneert het theater niet langer als uithangbord van de burgerlijke cultuur. En wat erger is: dankzij de gesubsidieerde promotiecampagnes en toegangskaarten kan iedereen te zien krijgen wat de burgerlijke samenleving graag verborgen houdt. Maar niet geklaagd, moet hij gedacht hebben: weinig of veel theatertiefhebbers, kunst blijft een handige electorale inzet vormen. En passant kunnen er misschien zelfs nog enkele stemmen van het Vlaams Blok afgesnoept worden.
In een scherpe reactie op Beysens publieke uitlatingen naar aanleiding van de opvoering van Liefhebber tijdens het openingsweekend van Het Toneelhuis, pleitte Klaas Tindemans, directeur van Het Vlaams Theater Instituut, voor de autonomie van de kunstenaar. De door heel wat culturele instellingen ondertekende reactie verscheen op de opiniebladzijden van De Standaard en De Morgen. Een ongewone en zelfs ongewenste dubbelpublicatie, zo bleek achteraf, want het vti had ingestemd met de exclusiviteitsvoorwaarde van De Standaard. Terwijl het vti de autonomie van de kunstenaar ten opzichte van ideologische machten bepleit, laat het na om de eigen autonomie ten aanzien van commerciële machten te vrijwaren. Dat een dagblad tegenwoordig al de exclusiviteit kan eisen voor een opiniestuk (!) gaat regelrecht in tegen de vrije meningsuiting, die tegenwoordig steeds meer ten prooi valt aan de wetten van de vrije markt. De culturele sector en vooral zijn kritische begeleiding lijken in Vlaanderen stilaan het slachtoffer te worden van een kleine commerciële oorlog tussen vooral De Standaard en De Morgen.
Kunst als inzet bij het verwerven van politieke en economische macht. Het is een eeuwenoud principe dat ook aan het Vlaamse hof in voege blijft. Binnenkort staat elke kunstenaar weer voor de keuze om a) zich te afficheren als Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen, b) niet internationaal te werken of c) zijn internationale projecten zelf te financieren. Tot nog toe maakten de meeste internationaal werkende kunstenaars een kniebuiging en vroegen de titel van Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen aan. Ze hebben het geld nodig en - wat ze minder luidop zeggen - de positie om te lobbyen. Daar hebben de meesten wel een portie Vlaamse lippendienst voor over. En zo lang ze niet met Vlaamse leeuwen moeten zwaaien op het podium is er toch geen vuiltje aan de lucht?