Archief Etcetera


Voorbij het tellen van verschillen



Voorbij het tellen van verschillen

Glokale kunst op Vlaamse podia

Jef Aerts over de voordelen van het neologisme glokale kunst.

'Misschien biedt het proces van GloKale Kunst een kans aan Vlamingen om te ontsnappen aan het snobisme dat teert op het kennen van een grote hoeveelheid verschillen. Misschien ontstaat in de context van Glokale Kunst de mogelijkheid of minstens de wil om diepgaande en gelijkwaardige interculturele ontmoetingen te ervaren.'

Zo schrijven Pascal Nicolas en Gie Goris in De Morgen van 20 maart 1998, naar aanleiding van het colloquium en de studiedag rond Glokale Kunst die de lentewende (21 maart is tevens werelddag tegen racisme) mochten inhuldigen. De eerste is stafmedewerker bij het Project Open Culturele Centra, Goris is hoofdredacteur van het maandblad Wereldwijd en samen met een aantal bevlogen mensen van het Intercultureel Centrum voor Migranten, het Latijns-Amerikaans centrum Sago, Vredeseilanden en Tony Van der Eecken, hebben ze zich met het volle gewicht in het interculturele discours binnen de kunsten geworpen. Dat dit geen eenvoudige opgave is, mag duidelijk zijn. Om hun ideeëngoed bespreekbaar te maken, werd de noemer glokale kunst naar voor geschoven.

1.

Om eerlijk te zijn: aanvankelijk stond ik nogal sceptisch tegenover de samentrekking globaal/lokaal. Een zoveelste naam in een terminologisch al verward discours? Toch bleek al gauw dat 'glokaal' (ontsproten binnen de beeldende kunsten) enkele troeven in handen heeft, die de betekeniscluster het overwegen waard maken. Zo is er eindelijk een betekenaar gevonden die de hele contaminatiegedachte ook in zijn materiële aanwezigheid weet te verwoorden, zonder daarbij zelf negatief geconnoteerd te zijn (en dit in tegenstelling tot de gangbare begrippen als hybriditeit, verbastering of cultuurcontaminatie). Getekend door de twintigste-eeuwse culturele globalisering (schaalvergroting, mediatisering, migratie, transportmogelijkheden, etc.) en tegelijk door de hang naar een eigen stem in het lokale gebeuren (identiteit, volkscultuur, back to basis, etc), lijkt het een logische grond voor de hedendaagse kunsten om op verder te bouwen. Misschien is de essentie van het glokale denken het volgende: het gaat om de erkenning en de creatieve kracht van personen, kunstwerken, voorstellingen en culturele manifestaties, die niet zouden zijn wat ze zijn, indien ze binnen één cultureel afgesloten veld ontplooid werden. Met een andere draai: iedere artistieke vorm waarbinnen op de één of andere manier naar een dialoog wordt getast tussen cultureel verschillende werkwijzen, achtergronden, invloedsferen, referentiekaders, etc, zou je glokaal kunnen noemen. Een extra waarschuwing vooraf: het hedendaagse discours rond multiculturaliteit, postkolonialisme of heterogeniteit, zit tot de hals volgestouwd met overgeconnoteerde - en daardoor moeilijk hanteerbare - betekenaars die allemaal hetzelfde beogen: het verwoorden van de dialogische openheid die aan het samenleven tussen culturen een vruchtbare voedingsbodem zou moeten geven. Voorlopig is het begrip glokaal in Vlaanderen nog redelijk soepel in gebruik. Het is belangrijk om deze terminologische openheid te houden, willen we het discours dat op gang wordt gebracht ook daadwerkelijk laten doordringen in de politieke, administratieve en economische structuren die de kunsten (podiumkunsten incluis) omkaderen. Het glokale mag daarom niet begrepen worden als een nieuwe categorie, maar wel als een proces, een beweging, een energie-stoot. Ondertussen zijn we een colloquium en een studiedag verder. Het glokale denken heeft een kop en een lijf gekregen. Tijd dus om even na te gaan wat deze impuls voor het hedendaagse artistieke werk kan betekenen.

2.

Eén verdienste kunnen de initiatiefnemers zich alvast op de schouder spelden: er wordt naar openheid tussen verschillende sectoren gezocht. Centraal in de opzet van het project stond de samenwerking tussen zowel de artistieke sector, de interculturele werking en de ngo's. Het grote voordeel hiervan is dat het denken over kunst - en dan in het bijzonder over kunst in een heterogene samenleving - het besloten kringetje van beroepsmensen uit de artistieke wereld verlaat. Door ook de sociale en ontwikkelingssamenwerking in de dialoog te betrekken ontstaat een veel ruimer - en gefundeerder - denkkader dat het interculturele discours diepgang kan geven. Of: er ontstaat een brede beweging, die niet louter om het artistieke gehalte wordt levendig gehouden, maar die ook naar het beleid toe (in al zijn vormen) impact kan hebben. Of: doorheen het glokale discours wordt een maatschappelijk netwerk uitgezet, waar een waarlijk relevant theater maar van kan dromen.

Hierbij is het wel belangrijk op de hoede te zijn voor het louter hanteren van de kunsten als een middel tot interculturele dialoog. Het functionele inschakelen van de kunsten heeft in het verleden tot het minimaliseren van het artistieke karakter geleid. Het interculturele werk heeft zich te vaak opgehouden binnen afgescheiden categorieën, waardoor de projecten zelf eerder op basis van hun sociale, dan wel hun artistieke kwaliteit werden geëvalueerd. Een apart publiek, andere financiële kanalen en een kreupele artistieke begeleiding waren dan het resultaat. De Iraaks-Duitse theatercritica, dramaturge en coördinator van Utopia '93, Lamice Al Amari, begon haar lezing tijdens het colloquium met de stelling dat de maatschappelijke functie van de podiumkunsten niet in vraag hoeft te worden gesteld. Zeker een door de multiculturele context gevoede productie, zendt sowieso een signaal uit naar de omwereld, al was het maar door het bestaan zelf. Al gauw blijkt dat dit geloof in de sociale draagkracht van de kunsten, aan de basis staat van de ontwikkeling van de glokale kunstproductie in Vlaanderen. Kunsten zijn 'de communicatiekanalen bij uitstek', zo schrijven Nicolas en Goris, 'waarlangs mensen met elkaar over wereldvisies en waarden communiceren.' In het glokale discours wordt één van de peilers van de kunstbeleving - de communicatie, de dialoog - opnieuw in ere hersteld. Het is dan ook niet verwonderlijk, voegt Al Amari eraan toe, dat net het podiumgebeuren een vooraanstaande rol in dit proces krijgt toebedeeld.



3.

Eén van de grote boosdoeners in de verhouding tot de andere in een West-Europese samenleving is de negatie. Decennia lang werd getracht om het bewustzijn aan te dikken dat het verschil geen reden tot verzet of angst hoefde te zijn, maar wel een vraag om aandacht voor personen en culturele uitingen die zich onderscheiden van wat de Westerse samenleving gewend was. Jammer genoeg heeft deze houding wel eens geleid tot een overcultiveren van verschillen, tot het bevestigen van een vage identiteit of zelfs tot het opleggen van een culturele eigenheid aan anderen. Wanneer het culturele verschil beschouwd werd als de negatie van wat we zelf gewend waren, bleef dit maken van onderscheiden al gauw peuteren aan een dissectie van de andere. Het exotisme of oriëntalisme is ook nu nog een te vaak gehanteerd mechanisme om onvertrouwde culturen terug te duwen in de controleerbaarheid van de negatie. Problematisch in dit opzicht is vooral dat programmatoren, critici, toeschouwers - en in het slechtste geval de kunstenaars in kwestie - zich lang niet altijd bewust zijn van deze apartheidspolitiek. Het is toch fantastisch dat er ook in Vlaanderen 'echte' Centraal-Afrikaanse dans getoond wordt? Of dat er zalen zich ontfermen over het traditionele Indonesische schimmenspel? Of dat een Marokkaanse muziekgroep een folkloreavond mag volspelen in één van de grootste West-Europese havensteden? Dat het meestal goed bedoeld is, lijkt me duidelijk. Dat achter dit scherm van Vlaamse openheid echter de bevestiging van het eigen (inderdaad nog steeds door postkoloniale strategieën bepaalde) machtscentrum schuilgaat, is wat anders. Wat hier gebeurt is het onderschrijven van de culturele globalisering (kwantitatieve uitbreiding van een omlijnd, liefst homogeen cultuurproduct) - waar op zich niets fout mee is. Er ontbreekt echter een wisselwerking met de lokale behoeften, aspiraties of inzichten. We weten ondertussen dat we niet allemaal hetzelfde zijn, het komt er op aan niet langer de verschillen te tellen, maar om er wat mee te doen. Niet eenzijdig gevoed door onze Westerse kijklust, maar op basis van de gelijkwaardigheid en het absolute respect. De dialoog en de reciprociteit op alle vlakken die het kunstenlandschap bepalen (beleid, programmering, infrastructuur, opleiding, etc.) is hiervoor de enige uitweg.

4.

Zich als toeschouwer van een mondiaal toneel openstellen voor producties en theatermakers uit alle flanken van de wereld, zonder daarbij enig oog te hebben voor de stem van geïmmigreerde kunstenaars en denkers die in Vlaanderen (en Brussel) leven, is op zijn minst kortzichtig. Om niet te zeggen: volkomen blind



en onwetend. Toch blijkt het ontzettend moeilijk om in onze steden geld en ruimte beschikbaar te stellen voor projecten die door allochtonen zelf op poten worden gezet, of waarin getracht wordt zich op het terrein van de culturele heterogeniteit te begeven. Te vaak worden deze mensen verbaasd bekeken, omdat ze zich als zelfstandige partners willen profileren in deze samenleving; omdat ze niet gediend zijn met een louter externe bevestiging van hogerhand. In de beleidsuitdagingen die tijdens het colloquium geformuleerd werden, stond een inclusieve benadering voorop (zonder de collectieve en individuele identiteit en eigenheid' te kort te doen). Eén van de knelpunten in dit landsdeel is -om met Rasheed Araeen te spreken - dat de allochtone kunstenaars en intellectuelen in grote mate 'invisible' zijn (of gehouden worden). Zolang zij zich niet van een eigen, gelijkwaardige stem in de kunsten kunnen/mogen bedienen - en dit zonder voortdurend teruggeduwd te worden in 'het anders-zijn' -, blijft een glokale kunstproductie een gevecht tegen molenwieken. Het spreekt voor zich dat zowel de media als de besluitvorming op dit vlak een aanzienlijke taak te vervullen hebben, de enorme complexiteit van het probleem indachtig. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de strijd voor blijvende erkenning die Hazim Kamaledin (uit Irak verbannen) met Woestijn '93 voert in Antwerpen. Ondanks het feit dat hij als eerste allochtone theatermaker met het gezelschap rechtstreeks door o.a. de Vlaamse Gemeenschap werd gesubsidieerd, blijft ook hij in zekere zin onzichtbaar: er wordt op andere podia gespeeld dan de Vlaams-Vlaamse gezelschappen, er wordt op een andere manier over geschreven (het interculturele en de Iraakse achtergrond primeren te vaak op de artistieke kwaliteiten) en er moet veel meer bewezen worden. Niet echt verwonderlijk dat Woestijn '93 opnieuw op zwart zaad gezet is: een geïmmigreerde kunstenaar die, net als de Vlaamse collega's, een eigen visie op het theater wil verdedigen (en dus niet zomaar wil ingeschakeld worden in Westerse producties, waarmee hij eigenlijk bitter weinig affiniteiten heeft) moet eerst het hele socio-artistieke klimaat sensibiliseren en/of responsabiliseren voordat er van enige gelijkwaardigheid sprake kan zijn. Een uitdaging waar heel wat meer voor nodig is dan de goodwill van enkele personen op de juiste plaats.

5.

Wat vooral zinnig bleek tijdens de dagen rond Glokale Kunst in Vlaanderen, was de praktische en beleidsmatige toets die voortdurend aan het nadenken over de heterogene samenleving werd gegeven. De organisatoren leken er zich ten zeerste van bewust dat deze complexe materie te belangrijk is om in woorden te blijven haken. Een gesprek met de verschillende overheden (zowel politiek, als binnen de deelnemende sectoren) is onvermijdelijk. Zo werd tijdens de studiedag in het Antwerpse provinciehuis, na de lezingen van de internationale gasten (zijnde Lamice Al Amari, Kwabena Nketia, Gerardo Mosquera en Rasheed Araeen) en de tussenkomsten van een artistiek panel (met Leila Houari, Dirk Van Esbroeck en Kan-Sy) tijd vrijgemaakt om te praten met beleidsverantwoordelijken uit de artistieke sector (Frie Leysen), de ontwikkelingsorganisaties (Miek Rogiers) en interculturele werking (kabinetsmedewerker Piet Janssen). Bovendien werd er een lijstje opgemaakt met aanbevelingen aan het beleid die een versoepeling tegenover een glokale werking kunnen bevorderen. Dialoog, experimenteerruimte, uitwisseling, diversiteit, respect, partnerschap en het vermijden van aparte instellingen, zijn hierbij enkele van de sleutelbegrippen. In welke mate deze aanbevelingen gekoppeld zullen worden aan concrete politieke breekpunten, blijft nog wat onduidelijk. Niet echt verwonderlijk dus, dat de leden van het Brusselse theatergezelschap Dito'Dito na afloop van de studiedag de vraag opwierpen waarom dit glokale discours niet openlijk met de noodzaak van het migrantenstemrecht werd verbonden. Want een eigen stem is toch de meest fundamentele stap op weg naar een echte gelijkwaardige deelname aan de multiculturele samenleving? Dito'Dito neemt met het Franstalige Transquinquennal alvast het touw in handen om met het project Van hier en ginder binnen het KunstenFESTIVALdesArts (enkele weken nadat deze tekst is geschreven) een volgende stap in het interculturele denken te zetten, ditmaal sterker op de metropool Brussel gericht. Belangrijk in het kader van het glokale debat is alvast volgende uitspraak in de aankondigende tekst van Van hier en ginder: 'Onze nieuwsgierigheid is niet neutraal. Wij weten dat achter de complexiteit een aantal problemen schuilgaan die elk een oorzaak kennen, die niet vandaag op morgen opgelost raken. Het komt erop aan alert te blijven en de bestaande problemen niet te simplifiëren of te verdoezelen.'

Het is in dezelfde optiek dat het jonge discours rond glokale kunst een aantal uitdagingen omsluit, zowel voor het publiek, de artistieke wereld, de interculturele sector, de ontwikkelingssamenwerking en het politieke veld. De enorme (socio-)artistieke mogelijkheden die de multiculturele samenleving biedt zijn moeilijk te loochenen. Het komt er alleen op aan het juiste klimaat te scheppen om, doorheen een zichzelf voortdurend bevragen, genoeg openheid, nuance en energie aan de dag te leggen om in beweging te komen. Stilstand leidt tot het monddood maken van ieder gezond discours.

Les Ondes

HOTEL • RESTAURANT

Pieter & Chantal Goosens-Lauwerijns

is een klein Hotel (1927) in de Ardennen. Gepassioneerd Gastronomisch, individualistisch, eigenzinnig en melomaan.

Waar een hele zomer gemijmerd kan worden over hoe ver Frankrijk wel zou zijn en hoe warm.

In een oude tuin met droomfijn meubilair, tennis en veel wandelingen, die U zoudt kunnen maken, maar niet hoeft.

Een aangename kamer al dan niet met open haard, vriendelijk onthaal, verwachtingstillende maaltijden en wat wijnen om ironisch te worden, of poëtisch

Dus een paar dagen voorpret voor het 'echt' verlof of om uit te rusten als u ervan over uw toeren raakte.

Plezante pensionformules en arrangementen met de Chaleur en de Grandeur van de dertiger jaren.

Met vriendelijke groeten uit het land waar men nog mag dromen.

Pieter en Chantal Goosens-Lauwerijns

Bel liefst na 22.00 uur voor meer info of reservering.

B 6600 Nadrin a/d Ourthe tel/fax 084/444.111


Development and design by LETTERWERK