De dans als onmogelijke figuur
Hier staat iemand zijn eigen geschiedenis open te wrikken met zijn denkend lijf, schrijft Stefan Hertmans over de 'dansvoorstelling' Pour la fin du temps van en door
Na afloop van de voorstelling van
Afgezien van het fenomeen dat de vraag: Is dit nu nog ...kunst? meestal duidt op het feit dat een bepaalde norm werd overschreden en we dus dubbel zo goed uit onze doppen moeten kijken - en er wel degelijk iets veel belangrijkers op het spel staat dan wat het gewone verwachtingspatroon te bieden heeft - is de opmerking terecht: dit is niet waar de modale dansvoorstellingsliefhebber op af zou moeten komen.
Ja, maar hoe moet hij of zij dat dan weten, en als hij of zij toch komt, hoe moet er dan gekeken worden om alsnog dans te zien?
Men zou zo denken: hij of zij is verwittigd als de naam Ritsema verschijnt. De regisseur die zijn acteurs sinds jaar en dag tegen elke norm in naar een nulpunt van het acteren brengt, hen van daaruit strikt op eigen kracht weer opbouwt en tot prestaties brengt die dan steeds verrassend naar iets verwijzen dat buiten de voorstelling zelf ligt (als perspectief naar een wereldbeeld, zeker, maar al evenzeer als kritisch beeld van hun eigen plaats in wat er op het spel staat) - deze regisseur kan niet anders dan, eens hij zichzelf in het spel brengt en te kijk zet, aftasten hoe het voelt om zijn eigen principes te belichamen. Dat dit een breekbaar, dubbelzinnig spel moest opleveren was van tevoren duidelijk; dat die breekbaarheid een onverwachte, soms ironische, soms snijdende, soms geëngageerde, dan weer een ijle kracht zou laten zien, kon men al evenzeer verwachten. Het is niet dat men niet gewaarschuwd is - als men dat wil, of als men heeft gezien wat er op het spel staat in Ritsema's produkties van de laatste jaren.
Zure poëzie
De blik van Ritsema, die het toneel overheerst, is in laatste instantie aan zijn zelfreflectie gebonden. Het is een kritische blik, voortdurend in een gevecht verwikkeld om zich te bevrijden uit zijn eigen beperking. De taal die daaruit resulteert lijkt, vooral in deze voorstelling dan, een hand te willen worden die zich vragend uitstrekt naar de kijker - een soms op het eerste gezicht naïef aandoende drang in Ritsema om een nieuwe formulering voor een oud engagement terug te vertalen naar deze tijd. Dit uitsteken van de hand is echter niet zo nostalgisch of eenduidig als sommige critici denken: het neemt meteen terug wat het lijkt te geven, omdat het zich onmiddellijk beraadt over wat er überhaupt te geven zou zijn zonder vals samenhorigheidsgevoel - dat laatste is iets waar Ritsema al evenzeer voor bedankt. Kritiek slaapt nooit echt, hij sluimert ogenblikken lang onder het globale concept van deze voorstelling, licht bedekt onder de fascinatie van het gebeuren, maar schiet dan, soms hilarisch, soms onbeschaamd sentimenteel, soms vlug als een hagedis, door het oppervlak van de voorstelling heen en grijnst ons aan voor het wegglipt - echter zonder ook maar een ogenblik cynisch te worden.
De vrijgekomen ruimte die in de dansbewegingen van
De man die hier, met een bijna ondraaglijke, verlegen lijkende grijns (die het op zijn qui-vive toekijkende publiek onbehaaglijk maakte) tegen de barokgevel van het
Is deze opzet om het onzichtbare principe achter zijn voorstellingen zelf letterlijk te willen incorporeren niet van een gênante aandoenlijkheid, die ons zou moeten doen wegkijken? In hoeverre is dit een edelmoedige poging om zich aan te stellen, in de hoop zich aldus aan de aanstellerij van de gemakkelijkheid, de evidentie zelf te kunnen onttrekken? En kan dat uitmonden in een poging om te dansen als een doortrapte
De ongemakkelijkheid stijgt met de verlopende minuten; de grijns krijgt iets onheilspellends; elke, ook de miniemste beweging, zal nu de kracht van een ontploffing hebben en noodlottigerwijs in een schreeuw of een schaterlach eindigen.
Maar niets van dat alles gebeurt. Op een bepaald ogenblik glijden we een beweging in, en er is geen ogenblik sprake van ongemakkelijkheid. Nee, wat frappeert, onmiddellijk, is de bijna gênante gemakkelijkheid waarmee deze man zich durft te bewegen onder de ogen van een publiek dat weet heeft van
ironisch te grazen neemt (bijvoorbeeld de lichte duizeling en het wankelen na zijn uitputtend draaiende bewegingen op
Omtrekkende bewegingen
Terwijl deze man, met trefzeker gevoel voor de grens van wat hij kan en niet kan, ons ensceneert dat hij onzeker is, trappen we genadeloos in zijn val. Dat zal later blijken, als hij op een van de cellosuites van
Ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die bij dit soort uitlatingen aan een soort meta-danstaal zouden denken en dus meteen maar concluderen dat het over saaie, theoretische problemen gaat; maar dat is het al evenmin. De beweging wordt soms uiterst licht (terwijl de man zichtbaar gaat zweten in een overhemd dat hij lijkt aangetrokken te hebben om dat zweet vooral niét te verhullen), er flitst een citaat voorbij als een glimlach (soms iets van de hoekige, poëtische bewegingen van
Negatie en overgave
Understatement, wat voor talent vraagt dit? Het talent om talent naast zich neer te leggen en van nul te beginnen? Dat is in elk geval wat Ritsema als stelregel van zijn regie-opdrachten steeds heeft gehanteerd.
Maar hier vertrekt hij niet alleen van nul, hij vertrekt ook van een ontstellende volheid, een zichzelf toelaten van alles wat hij zijn acteurs vaak streng heeft ontzegd: de suggestie van het opgaan in narcistisch, voorgestudeerd acteren, of het onverdacht lenen uit de vergaarbak van de traditie, de associaties en de dromen, de verweving van het particuliere en het vaag-menselijke dat we herkennen als een schaduw van iets vergetens, misschien zelfs iets gênants, in onszelf. Hier lijkt Ritsema zichzelf echter over te geven aan een mix van bestaande vormen enerzijds en radicaal open momenten anderzijds, een oscilleren tussen bestudeerde vormen en open plekken in het tijdsverloop. Maar tegelijk is het de supreme uitbeelding van alles wat hij van acteurs telkens als eindresultaat lijkt te verwachten: openheid als nulgraad, de nulgraad van het op scène staan en van daaruit alles kunnen: sentiment, engagement, radicaliteit, woede of doortrapte grijns, overwinning van narcisme door jezelf precies helemaal te tonen. Hermetisme en striptease.
Daaruit ontstaan voortdurend verrassingen, word je op het verkeerde been gezet zonder dat een dergelijke strategie Ritsema zelf rechtstreeks lijkt bezig te houden - onze verwarring is geen resultaat van ideologische voorbedachtheid, onze verwarring heeft te maken met het feit dat we getuige zijn van iets wat, zichzelf in de waagschaal werpend, rond de dans een dansje maakt: plagerig, met een pienter blikje, en met op elk moment het bewustzijn dat radicale elementen net ontstaan waar jijzelf en hijzelf ze het minst berekent.
Dit is dus balanceren, balanceren tussen getuigenis, emotie, openheid, discours, geraffineerd en uiteindelijk niet bedoeld voor onze commentaren - ook voor deze commentaar niet.
Denk je een ogenblik dat deze man het kritisch, ja zelfs ideologisch op clichés en fetisjen heeft gemunt? Ga je gang, het volgende ogenblik toont hij je, als een glanzende kers op een barokschilderij, een puur clicheetje of een kleine fetisj, offhand en liefdevol, als het ware toevallig, maar de hele context heeft het inmiddels al gewijzigd in iets subtielers. De ideoloog die Ritsema wel eens is in gesprekken en interviews, wordt moeiteloos voorbijgestoken door wie hij is door zich lichamelijk bloot te stellen. Hier begrijpen we iets van wat zelfs te licht is voor zijn eigen woorden: dit is wat hij onder zijn engagement verstaat, dit plaagbeeld dat samengaat met een sterke wil tot radicaal zich-uitleveren. Zichzelf altijd een stapje voor proberen te blijven, zodat een continu in vraag stellen van de hele voorstelling moeiteloos samengaat met de voorstelling zelf. Haar kern is haar balans tussen negatie en overgave.
Bloot-stelling
De ogenblikken waarop Ritsema star lachend blijft draaien, met open handen, minutenlang tollend als een
De onmogelijkheid om te werken met de muziek van
temps, het laat ze misschien zelfs veel subtieler zien. De opbouw is namelijk uitgebalanceerd als een perfect evenwichtsspel tussen begrippen als allegro, adagio, andante, en weer terug, maar nu in een spel dat Ritsema volledig zelf ensceneert, eigenlijk componeert. De kritiek als zou Ritsema door deze 'makkelijke' vervanging van de muziek die hem voor ogen stond opportunistisch zijn geweest, snijdt dan ook geen hout: hij heeft er een pluspunt van gemaakt door aan te tonen dat de sensibiliteit van dit werk voor hem als reflectie óók met muziek van
Haar eigen bloot-stelling (bijna in de zin van een pat-stelling), zowel in de muziek, in de compositie als in het fysieke statement -daar ergens zit dat wat deze voorstelling toont zonder het ooit helemaal te laten verschijnen. Meer nog, naarmate de dansfiguur verdwijnt en gewoon' problematische of haast gênante beweging van een man wordt, verschijnt de vluchtige, doortrapte aanwezigheid van dit dansgebeuren helemaal. Wie ontgoocheld zei geen dansvoorstelling te hebben gezien, kun je van dan af alleen maar ironisch gelijk geven, terwijl de dans als figuur wel degelijk haarscherp en aandoenlijk naar buiten is gekomen - bijna als een morele houding, een kopgeboorte of een impromptu. De subtiele balans tussen verschijnen en verdwijnen van de dans als figuur, dat stond hier naar mijn gevoel op het spel. Het is een radicale, en tegelijk vederlichte voorstelling van een moeilijk probleem: dat alles wat we zo graag willen laten verschijnen - in zijn hele gedaante (maatschappelijk, artistiek, ideologisch, fysiek, psychologisch) - ook onmiddellijk verdwijnt door haar opvoering. Het opgevoerde wordt meteen afgevoerd, en de daaronder liggende utopische laag verschijnt onvatbaar als een fata morgana. Dat geeft aanleiding tot momenten die werkelijk tot op de grens gaan, waar ze haast ondraaglijk worden voor onze geslepen blik, maar daar precies verschijnt iets van de beperking van onze blik - en die van Ritsema zelf; ik neem aan dat hij de laatste zou zijn om die eigen beperking, die zich in een onvatbare 'winst' keert, tegen te spreken. Van daaruit namelijk heeft hij zijn voorstellingen met
Verdwijnen en verschijnen van de figuur zijn hier een ingewikkelde pas-de-deux aangegaan, ontstaan vanuit een zekere sprakeloosheid, en daar moeiteloos in teruggekeerd.
Stefan Hertmans
Pour la fin du temps -
Auteur Stefan Hertmans
Publicatie Etcetera, 1996-08, jaargang 14, nummer 56-57, p. 53-55
Trefwoorden ritsema • grijns • doortrapte • gênante • ijle • quatuor • daaruit • dans
Namen Bach • Berg • De Keersmaecker • De Keersmaeker • Dirk Roofthooft en Gene Bervoets • Don Quichot • Dries Wieme • Fabre • Grand Theatre Groninge • Jan Ritsema • Kitty Kortes Lynch • Mahler • Maison du Spectacle-la Bellone • Messiaen • Nederlandsonkundige • Platel en Vandekeybus • Quatuor • Ron Vawter • Turkse • Webern en Ives
Development and design by LETTERWERK