Archief Etcetera


La mémoire en jeu



La mémoire en jeu

La mémoire en jeu

Jef De Roeck

las een

geschiedenis van het Franstalige theater

in België. Een niet al te coherent verhaal

Elk geschiedenisboek zou de titel La mémoire en jen kunnen dragen: het is altijd werk van het geheugen. Paul Aron, docent aan de Université Libre de Bruxelles, gaf die titel aan een boek waarvan de ondertitel luidt: Une histoire dn théâtre de langue française en Belgique. Hij schreef het op initiatief van het Théâtre National de la Communauté française de Belgique naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van deze instelling, die tot 1986 Théâtre National de Belgique heette.

Aron deelt zijn verhaal in vier perioden in: Scènes commerciales - scènes littéraires (1830-1918), Théâtraliser le théâtre (1918-1940), L'art de la stabilité (1940-1970), Créer à tout prix (1970-1995). Als een rode draad loopt er de evolutie van het beleid ten opzichte van het theater doorheen. Van het decreet van 1830 dat 0111 het even wie een theater mocht openen, over de stichting van de driejaarlijkse staatsprijs voor de toneelschrijfkunst in 1859 en de oprichting van een Théâtre National/ Nationaal Toneel in 1945 tot de huidige subsidieregeling via 'contrats-programmes' tussen de overheid en de theaters.

De grote tendensen in het westerse toneel, zowel in de toneelschrijfkunst als op de scène in de toneelspeelkunst, worden weerspiegeld in het kleine gebied van franstalig België. Aron tracht de verbanden te zien. Hij citeert veel namen van auteurs, theaterdirecteurs, gezelschappen, regisseurs, acteurs, decorbouwers, critici. Hij streeft ernaar het feitenmateriaal te ordenen en, waar het kan, in een perspectief te plaatsen. In elke periode wijst hij op pogingen tot vernieuwing die telkens weer de kop opsteken. Soms gaat hij daar wat meer op in of blijft hij bij een figuur of een fenomeen wat langer stilstaan; andere keren glijdt hij er

vlugger overheen. Het boek is op de eerste plaats voor franstalige Belgen geschreven. De buitenstaander zal het niet altijd gemakkelijk hebben om de draden van het verhaal bijeen te houden.

In de verschillende hoofdstukken en perioden laat Aron niet na op raakpunten met Frankrijk te wijzen: Fransen die hier of Belgen die ginder in het theater werkzaam zijn, Franse gezelschappen die hier op tournee komen, en uiteraard Franse auteurs die hier of omgekeerd Belgen die ginder worden gespeeld. Hij stipt parallellen of verschillen tussen het theaterbestel in Frankrijk en dat in België aan. Hiermee geeft hij terzelfder tijd te kennen hoezeer de cultuur van de franstalige Belgen aanleunt bij en deel uitmaakt van de algemene Franse cultuur, en toch haar eigenheid heeft en onderhoudt.

Het boek handelt over franstalig professioneel volwassenen theater en niet over kindertheater, poppentheater, amateurtheater, studententheater, theater in dialect of danstheater, tenzij in verband met ontwikkelingen in het eerstgenoemde. Daar hebben ook de franstalige toneelauteurs uit Vlaanderen en andere contactpunten met 'le nord du pays' hun plaats. In de Bibliographie sommaire zijn de publicaties van Luk Van den Dries en Rose Werckx over de 'vergeten vormgever' René Moulaert en van Frank Peeters over het Vlaamse Volkstoneel overigens de enige nederlandstalige titels.

Onder de talrijke illustraties, waarvan enkele in kleur, bevinden zich interessante documenten, zoals de foto van de Beursschouwburg die in 1885 werd gebouwd en in 1890 afbrandde; andere prenten lijken opgenomen bij gebrek aan beter. De onderschriften beschrijven niet altijd volledig om wie of wat

het gaat en een enkele keer staat er één buiten de chronologische context.

Het is jammer dat registers van namen en trefwoorden ontbreken; die zouden het nut van het boek hebben verhoogd. In de tekst wordt bij namen van personen systematisch het geboortejaar, c.q. stervensjaar, vermeld wanneer deze personen voor de eerste keer in het verhaal worden genoemd. Enkele terloops genoteerde detailfouten doen vrezen dat de accuratesse hier en daar te wensen overlaat. Zo wordt deSingel tweemaal met waardering aangehaald, maar met een onnauwkeurige chronologie. Pas in 1983 begon Frie Leysen er met een eigen programmatie; dit moet dan niet tegenover toestanden van de jaren '70 aan franstalige kant worden geplaatst. Hetzelfde geldt voor de Internationale Nieuwe Scène, ontstaan in 1972, die wordt geciteerd in een context van de jaren '80.

Het lijkt soms, zoals in dit geval met Mistero Buffo, alsof Aron een bepaald gegeven ergens in zijn verhaal wilde opnemen en niet de geschiktste plaats vond om het te vermelden. Zijn werk is ongetwijfeld een verdienstelijk essay, maar de lezer zwalpt soms wat door een verhaal dat hij coherenter had gewild. Dit euvel vloeit allicht voort uit de aard van de theatergeschiedenis zelf: op coherentie heeft die het niet gemunt.

Jef De Roeck

Paul Aron, La mémoire en jeu. Une histoire du théâtre de langue française en Belgique, Théâtre National de la Communauté française de Belgique/Ante Post, Bruxelles, 1995, 382 blz., 1.450 fr., ISBN 2-87317-047-6.

ETCETERA XIV I 55

47


Development and design by LETTERWERK