Archief Etcetera


Podiumkunsten en management



Podiumkunsten en management

Het Vlaams Theater Instituut gaf een handboek theaterbedrijfsvoering uit. Voor wie zich een weg moet zoeken in de administratieve en juridische kant van de podiumkunstenpraktijk is het een uitstekend hulpmiddel, schrijft Kurt Lannoye.

Professioneel bezig zijn met kunst vereist meer en meer kennis van de socio-economische (kunst)omgeving en zijn specifieke rechtsregels. Het handboek theaterbedrijfsvoering, een keurig verzorgde uitgave van het Vlaams Theater Instituut, kan een goede kennismaking zijn. Verschillende auteurs belichten telkens een onderdeel van de gestelde problematiek: subsidies, juridische structuur, situering van het werken in de podiumkunsten binnen het algemeen arbeidsrecht, de organisatie als werkgever, fiscaliteit, werken over de grenzen, auteursrechten, verzekeringen, begroten en het opstellen van een boekhoudkundig plan. Er wordt uitgebreid verwezen naar andere literatuur of naar adressen van instanties, zodat het boek een goed werkinstrument kan worden bij het oplossen van specifieke problemen. In dit opzicht is het wel jammer dat er geen index met trefwoorden voorzien is.

In een eerste deel schetst Els Baeten een overzicht van waar de kunstorganisaties in Vlaanderen hun subsidies vandaan (kunnen) halen en welke voorwaarden hiertoe allemaal vervuld moeten worden. Naast de subsidieverlening van de Vlaamse Gemeenschap worden ook de subsidies van de (Vlaamse) provincies en de Europese subsidies behandeld. Een groot deel van het hoofdstuk zal voor velen wellicht een bekend verhaal zijn. Het beknopt overzicht is vrij handig om vlug te onderzoeken of men aan de voorwaarden voldoet voor een bepaalde subsidie.

Paul Corthouts overloopt de kenmerken van een Vereniging Zonder Winstoogmerk, veruit de meest voorkomende juridische structuur in het kunstenlandschap. Hij wijst op het gevaar van het onnauwkeurig omspringen met de specifieke vzw-formaliteiten. De vzw heeft immers alleen rechtspersoonlijkheid als alle formaliteiten in orde zijn. Zo niet kan elk individueel lid aansprakelijk worden gesteld.

In de twee volgende delen komt het arbeidsrecht aan bod. Cecilia De Moor geeft enkele basisinzichten in de arbeidsverhoudingen van kunstenaars. In de podiumkunsten is er een grotere variatie aan werkomstandigheden dan in de meeste andere sectoren. Kunstenaars hebben tot nu toe geen eigen statuut en vallen bijgevolg onder verschillende sociale zekerheids- en fiscale stelsels. Ann Vandewalle toont ons wat voor verplichtingen een organisatie als werkgever te verwerken krijgt. Ze bespreekt de verschillende arbeidsovereenkomsten en staat ook even stil bij enkele bijzondere categorieën van medewerkers (kinderen, studenten, stagiairs, niet-EU-werknemers, werklozen).

Zo belanden we bij de twee meest uitgediepte topics in het boek: fiscaliteit en arbeid over de grenzen heen. Cecilia De Moor beschrijft gedetailleerd alle directe en indirecte belastingen of taksen die je als kunstorganisatie zowat tegenkomt. Een welkom overzicht bij het invullen van de onvermijdelijke administratieve rompslomp. Vrij ingewikkeld wordt het bij het bespreken van het werken over de grenzen. De problematiek wordt uitvoerig en gestructureerd beschreven. Een duidelijk inzicht krijgen in de dubbelbelastingverdragen, in andere internationale akkoorden of in het probleem van bedrijfsvoorheffing voor buitenlanders bleef voor mij echter moeilijk. De wetgevingen terzake zijn dan ook veel te complex en totaal niet op elkaar afgestemd. Zoals in de inleiding van het boek gesteld wordt, is er een dringende noodzaak aan een eenvoudiger juridisch kader binnen een internationale context, wat de situatie van kunstenaars en kunstorganisaties ten goede zou komen.

De twee volgende onderwerpen vormen een belangrijk aspect binnen het totaalbeeld van het boek. Jammer genoeg werden ze slechts beknopt uitgewerkt. Herman Croux schrijft over de basisidee achter auteursrechten, een onderwerp waarover er een grote nood aan informatie is binnen de podiumkunstensector. Hij wijdt ook even uit over naburige (of afgeleide) rechten van uitvoerende kunstenaars en neemt een lijst op van auteursverenigingen. John Zwaenepoel toont vanuit de praktijk aan waartegen je je best verzekert. Hij overloopt de aansprakelijkheidsverzekeringen, de ongevallenverzekeringen, de materiaal -of zakenverzekeringen en twee specifieke verzekeringen (tegen annulatie en tegen verlies kostuums,decorstukken,...) Het overzicht blijft te beknopt om echt bruikbaar te zijn. Bij het begin van zijn betoog verwijst hij de lezer dan ook naar een professionele verzekeraar.

In de twee laatste delen van het boek behandelt Paul Corthouts het opstellen van een begroting en het maken van een boekhoudstructuur. Het boekhoudkundig plan dat hij voorstelt is een duidelijke en goede aanpassing van het wettelijk vooropgesteld stelsel aan de praktijk. Ook hier terug de opmerking dat het allemaal iets uitgebreider had mogen zijn.

Het boek werd blijkbaar vooral vanuit een juridisch referentiekader geschreven. De meer bij economische taken aanleunende problemen binnen de theaterbedrijfsvoering werden bijgevolg onvoldoende uitgediept. Al bij al is dit een detailkritiek. Podiumkunsten en management is een uitstekende handleiding in de theater(podiumkunsten)praktijk.

Kurt Lannoye

Podiumkunsten en management. Handboek theaterbedrijfsvoering werd uitgegeven door het Vlaams Theater Instituut, Brussel, 1995; onder hoofredactie van Cecilia De Moor.


Development and design by LETTERWERK