Hoge bomen, struikgewas en onkruid
In het kader van het
Wat maakt een dansbeleid tot een goed dansbeleid? Wat maakt dansdecreten tot instrumenten om dat goede dansbeleid uit te voeren? En wat is, boven alles, het streefdoel?
Ik geloof dat het doel van een goed dansbeleid het creëren van een dansklimaat is. Ik gebruik 'klimaat' in de welhaast klimatologische zin van het woord: dans als een biotoop, waar hoge bomen, struikgewas, exotische bloemen en plukjes onkruid naast elkaar groeien. In de natuur is het ondenkbaar dat je énkel hoge bomen hebt: want dan overschaduwen ze de rest, heb je na een tijdje geen ondergroei meer, geen humus — en ten slotte geen hoge bomen. Het omgekeerde is even absurd: heb je enkel onkruid, dan heb je enkel onkruid. Een biotoop is een landschap dat zich niet laat definiëren in termen van polariteit of uitsluiting, maar in termen van gradualiteit, diversiteit en samen-leving. Om me nader te verklaren zal ik in wat volgt ingaan op drie types van uitsluiting: ten eerste, het isolement van het 'Ballet'; ten tweede, de uitsluiting van het '
1. Het (zelfgekozen) isolement van het Ballet. Ballet tussen aanhalingstekens.
In het begin van de jaren tachtig werd de hedendaagse dans (zoals
In het licht van deze verschuiving is het des te merkwaardiger dat een aantal schotten muurvast overeind blijven. De artistieke grenzen tusen de ballettechniek en de hedendaagse dans mogen dan wel vervagen, op cultuurpolitiek vlak zijn ze afgebakender dan ooit. Sinds 1993 is een Raad voor Dans geïnstalleerd. Hij adviseert de minister bij het verdelen van de gelden. Hij kan zich daarbij enkel uitspreken over een fractie van het totale dansbudget.
Wat is echter de zin van een degelijk dansbeleid als de bevoegde organen niet de dansscène in haar globaliteit kunnen overzien? Wat is de zin van een dansdecreet als het slechts de helft van de sector reguleert?
2. De uitsluiting van het
Een persoonlijke anekdote. Vorig jaar werd ik gevraagd een essay te schrijven voor het programmaboek van een gereputeerd theaterhuis. Er was een vage afspraak over het honorarium. Vaag, want ik wist dat ik zou worden betaald, maar niet exact hoevéél. Toch schreef ik mijn essay, voegde er zelfs twee interviews aan toe, en kreeg daarop lovende reacties. Er zou 'een som' gestort worden op mijn rekening, zei men — 'voor onder de kerstboom' (het was in de kerstperiode). Lang wachten, maar er kwam niets (het werd
Met laatstgenoemden is overigens iets vreemds aan de gang. Want hoe talrijk zijn deze jonge choreografen wel niet? Jong, jong, jong, ze lijken in bosjes te welen en te tieren. Doe de test en vraag willekeurig een dansliefhebber naar enkele namen van jonge choreografen, en je krijgt steevast behalve de namen van
kelants, die van choreografen als Eric Raeves,
Een en ander wordt, zo niet in de hand gewerkt, dan toch wel bestendigd door het beleid. De grootste verdienste van de jaren tachtig is de enorme verscheidenheid die in het dans veld is ontstaan; de grote teleurstelling van de jaren negentig is dat er (zelfs na het in werking treden van het dansdecreet) eenvoudigweg te weinig geld is om die verscheidenheid te onderhouden.
Het
'Jong' zal blijven stinken, zolang het een eufemisme is voor de mislukte choreografen die tijdens de afvallingskoers zijn blijven haken in het weefsel van de projectsubsidies; zolang het een strategie is om eigenzinnige choreografen uit de gevestigde structuren te houden.
3. De uitsluiting van het
Een goed dansklimaat is een klimaat met uitstraling én magnetisme. Het eerste heeft een naar buiten toe werkende kracht, het tweede een aanzuigende kracht. Dat heeft consequenties. Niet alleen treden choreografen naar buiten, maar wordt dat buiten mee naar binnen gehaald. Dansdecreten moeten dit tweerichtingsverkeer mogelijk maken. Dat betekent ondermeer: een soepele internationale werking; een beurzensysteem om choreografen in het buitenland ervaring te helpen opdoen. Maar óók: dat buitenlandse choreografen die in Vlaanderen gevestigd zijn en tot het danslandschap bijdragen in staat moeten zijn om subsidies aan te vragen én te krijgen.
Met de 2,8 miljoen projectsubsidie die
Keuzes
Tot slot. Het streven naar diversificatie zal altijd in een spanningsvolle verhouding staan tot de beschikbare middelen. Een goed dansbeleid is dan ook, in tegenstelling tot wat uit het voorgaande mocht blijken, een beleid dat zich moét baseren op keuzes en dus óók op uitsluiting. Kunst is geen bezigheidstherapie, subsidies uitreiken geen verkapte tewerkstelling. De K van kunst is eveneens de k van knokken en kater, en niet de O van
Noot van de auteur: deze tekst is de neerslag van een lezing. Ze werd uitgesproken ten behoeve van het aanzwengelen van een debat. De ingenomen standpunten werden daarom met opzet scherper en schematisch geformuleerd. Een uitgewerkt essay over hetzelfde onderwerp zou uiteraard meer gelegenheid bieden tot zorgvuldige nuancering.
Auteur Myriam Van Imschoot
Publicatie Etcetera, 1995-04, jaargang 13, nummer 49, p. 28-29
Trefwoorden dansbeleid • choreografen • jong • uitsluiting • dans • onkruid • dansdecreet • aanhalingstekens
Namen Apartheid • Belgen • Berlijnse • Bert Van Gorp • Bruno Verbergt • Culturele Ambassadeurs • Dansbeleid • De Morgen • De Raad • Dirk Opstaele • Flemish Dance Platform • Jan Fabre • Jonge • Karin Vyncke • Klapstukdirecteur • Koninklijk Ballet van Vlaanderen • Marc Vanrunxt • Meg Stuart • Myriam Van Imschoot • Nieuwpoortteater en Vlaams Theater Instituut • OCMW en Ocharme • Pasen • Ria Decorte • Samyrra Bafdel • Veerle Ba • Vlaamse • Vreemde • Weckx • Wel
Development and design by LETTERWERK