Ward Comblez / Foto CM. Ryckeboer
De driejaarlijkse Staatsprijs voor Toneelletterkunde (1991) werd toegekend aan Josse De Pauw voor Ward Comblez. He do the life in different voices( 1989) en Het kind van de Smid(1990), een tekst die hij schreef te samen met Peter Van Kraaij. Van Kraaij stond mee in voor de regies van beide teksten. Ook hun gezamenlijk filmproject Vinaja (1991) is intussen gerealiseerd, maar nog niet uitgebracht.
Ik wil het in de eerste plaats hebben over de teksten, niet over de voorstellingen, hoewel beide teksten in een intieme samenhang met de scène tot stand zijn gekomen. Het is door die intieme samenhang dat deze teksten, die op het eerste zicht vooral door hun literaire kwaliteiten opvallen, ook theaterteksten zijn, al kan men ze bezwaarlijk dramatisch in de traditionele zin van het woord noemen. De oppositie tussen literair en dramatisch is in zekere zin een schijntegenstelling. Ward Comblez en Het Kind van de Smid sluiten veeleer aan bij een genre dat die tegenstelling opheft : de vertelling. Deze teksten zijn geschreven om gehoord te worden. Ze zijn geschreven vanuit een ademhaling, een lichamelijk ritme. 'Schrijven heeft geen andere functie : een stroom zijn die zich samenvoegt met andere stromen (...)', zegt de Franse filosoof Gilles Deleuze ergens. Het is de stroom van het schrijven en de stroom van het ademen die zich in deze teksten hebben samengevoegd.
Beide vertellingen zijn reisverhalen. In Ward Comblez vertelt een man over vier reizen die hij maakte naar Algerije, Curaçao en Kreta. Het zijn geen panoramische beschrijvingen, maa momentopnames die verteld worden. De vier verhalen staan los naast elkaar. De verbindende figuur is de verteller. Doorheen de verhalen wordt een dialoog tussen de man en zijn geliefde geweven. Een dialoog die door de man verteld wordt met een tegelijk obsederende en poëtische herhaling van het werkwoord zeggen: 'Ze zegt ik wil gecremeerd worden zegt ze. / Ik zeg cremerern doet mij altijd aan taartjes denken zeg ik./Ik ben bang voor vuur zeg ik. Gooi mij maar in zee. / Wegwaaien zegt ze. / Ik zeg en als de wind verkeerd staat.' Het is een suggestieve dialoog over de dood, de vergankelijkheid, de liefde, tegelijk ernstig en lichtvoetig. Een tweede tekst die als een rode draad door Ward Comblez loopt, is een fragment uit T. S. Eliots fameuze gedicht The Waste Land, meer bepaald uit de afdeling What the thundersaid' een sombere weeklacht over de dorheid van het landschap : 'There is no water but only rock/ Rock and no water and the sandy road'. De weeklacht staat in contrast met de exotische landschapsbeschrijvingen in de reisverhalen, maar verwoordt op zijn beurt het thema van de dood en het verlangen (naar water, naar leven). Ogenschijnlijk een monoloog, is Ward Comblez een fijnzinnig gecomponeerd stemmenspel. Niet toevallig kreeg de tekst als ondertitel He do the life in different voices (een variant van een van de oorspronkelijke titels van Eliots gedicht).
Het meerstemmige is nog een duidelijker structurerend element in Het Kind van de Smid, dat een bredere epische adem heeft dan Ward Comblez. Aan het reizen wordt een historische dimensie toegevoegd. Het Kind van de Smid situeert zich in de negentiende eeuw en vertelt het levensverhaal van twee halfbroers en halfbloeden: Pomp en Het Kind, zonen van een Indiaanse en twee blanken, een Canadese trapper en een Ierse smid. Het eerste deel van het verhaal speelt zich af in Noord-Amerika tijdens de ontdekking van het continent en de brutale kolonisatie ervan door de blanken. Het tweede deel speelt zich in hoofdzaak af in Australië waar Het Kind in een aantal strafkampen terechtkomt om uiteindelijk zijn broer Pomp in een reservaat terug te vinden. Het Kind van de Smid wordt verteld door drie personages : de Smid, Pomp en het Kind. Van een dramatisch conflict is er geen sprake. Zelfs de notie van personage ontbreekt. De personages zijn vertellers: zij dia-logeren niet met elkaar, maar hun vertellingen bouwen bloksgewijs het verhaal op.
Emoties en gebeurtenissen worden veeleer verteld dan beleefd. In die epische afstand tot de feiten schuilt de poëzie van beide vertellingen. De poëzie is meer dan een stilistische kwaliteit. Ze is de uitdrukking van een houding, van een ontvankelijkheid voor de buitenwereld, voor het andere, het vreemde, het exotische. Ward Comblez en Het Kind van de Smid gaan niet in de eerste plaats over wat de personages denken en voelen, althans niet expliciet. Hun hoofdactiviteit is waarnemen met al hun zintuigen. Fysieke details, en dan heb ik het in de eerste plaats over de natuurbeschrijvingen, worden zeer nauwkeurig beschreven. De emotionele impact wordt veeleer gesuggereerd. Het einde van Ward Comblez is daar een sterk voorbeeld van: 'Zijn bed is leeg./Ik loop, mank, waggel, been, hink, sleep mij naar de deur./Buiten ranselt de regen mijn vel. / Hij hangt breeduit in de verwrongen kruin van een olijfboom. De wind schudt, ranselt, ramt, geselt, striemt, knuppelt de boom heftig. / Het water slaat met bakken op zijn blote lijf. / Hij monkelt, giechelt, grunzelt, joelt, schatert, proest, kraait, loeit boven de storm uit./Hij is gek geworden./Ik neem de boom naast hem.' Zowel de taalrijkdom als de suggestie worden ingezet om te komen tot een sterk dramatisch effect.
De talrijke beschrijvingen van natuurverschijnselen vertragen het ritme van de vertelling en onderwerpen het aan het langzame ritme van de waarneming. Het motto van Ward Comblez verwoordt die houding als volgt: 'Het wachten van de man heeft iets vrouwelijks'. In dat wachten, in dat ogenschijnlijke nietsdoen schuilt de ontvankelijkheid, de openheid voor het andere. Die openheid staat voor een vrouwelijke affirmatieve houding ten opzichte van het leven. Beide vertellingen zijn affirmatieve vertellingen. De ademstroom en de schrijfstroom voegen zich uiteindelijk samen met de levensstroom.
Erwin Jans